RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/530041-09
Datum uitspraak: 16 juni 2010
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2010 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte],
geboren [geboortegegevens],
wonende [adresgegevens].
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 26 november 2008, in de gemeente Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [I.straat] komende uit de richting van de [H.straat], zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
(een) verkeerstechnisch onnodige handeling(en) te verrichten, waardoor zij, verdachte, niet voortdurend in staat is geweest die handelingen te verrichten die van haar, verdachte, werden vereist dan wel niet voortdurend haar voertuig onder controle heeft gehad, waardoor zij, verdachte, met het door haar bestuurde voertuig op de weghelft bestemd voor het haar, verdachte, tegemoetkomende verkeer is geraakt en (vervolgens) een links naast die weg staande lantaarnpaal met het door haar, verdachte, bestuurde voertuig heeft geschampt en (vervolgens) met het door haar, verdachte, bestuurde voertuig tegen een links van die weg staande boom is gereden of gebotst,
door welk verkeersongeval [slachtoffer], zijnde de inzittende van die personenauto, zwaar lichamelijk letsel, te weten aortadissectie, en/of sleutelbeenbreuk rechts en/of gebroken ribben, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 26 november 2008, in de gemeente Sittard, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [I.straat] komende uit de richting van de [H.straat]thv 37, met zodanige snelheid en/of zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onoordeelkundig en/althans op zodanige wijze heeft gereden en/althans zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of zo onoordeelkundig heeft geremd, dat
(een) verkeerstechnisch onnodige handeling(en) heeft verricht, waardoor zij, verdachte, niet voortdurend in staat is geweest die handelingen te verrichten die van haar, verdachte, werden vereist dan wel niet voortdurend haar voertuig onder controle heeft gehad, waardoor zij, verdachte, met het door haar bestuurde voertuig op de weghelft bestemd voor het haar, verdachte, tegemoetkomende verkeer is geraakt en (vervolgens) een links naast die weg staande lantaarnpaal met het door haar, verdachte, bestuurde voertuig heeft geschampt en (vervolgens) met het door haar, verdachte, bestuurde voertuig tegen een links van die weg staande boom is gereden of gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd.
Het oordeel van de rechtbank
Op 26 november 2008 heeft verdachte samen met haar vriendin, [slachtoffer], gereden in een personenauto op de [I.straat] te Sittard-Geleen, komende uit de richting [H.straat] en gaande in de richting van de [B.weg]. Verdachte is opgetreden als bestuurder van de personenauto. Ter hoogte van de [Ha.straat] heeft verdachte een sigaret uit het raam gegooid en daarbij de sigaret nagekeken over haar linker schouder. Ten tijde van het weggooien van de sigaret heeft zij haar vriendin in paniek horen schreeuwen: “Kijk uit”. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij, mogelijk ten gevolge van deze schreeuw, aan haar stuur heeft getrokken, waardoor zij tegen een links van die weg staande boom is gereden. De rechtbank overweegt dat daarmee niet is komen vast te staan dat het verkeersongeval te wijten is aan de aanmerkelijke schuld van verdachte, zoals neergelegd in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van het primair tenlastegelegde.
Voorts overweegt de rechtbank dat door voornoemde verkeerstechnisch onnodige handelingen verdachte wel onvoorzichtig heeft gereden en gevaar op de weg heeft veroorzaakt. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
zij op 26 november 2008 in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [I.straat] komende uit de richting van de [H.straat] , onvoorzichtig heeft gereden, doordat zij
verkeerstechnisch onnodige handelingen heeft verricht, waardoor zij niet voortdurend haar voertuig onder controle heeft gehad, waardoor zij met het door haar bestuurde voertuig op de weghelft bestemd voor het haar tegemoetkomende verkeer is geraakt en (vervolgens) een links naast die weg staande lantaarnpaal met het door haar bestuurde voertuig heeft geschampt en met het door haar bestuurde voertuig tegen een links van die weg staande boom is gereden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op het strafbare feit dat moet worden gekwalificeerd als volgt.
Ten aanzien van subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de beslissing
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1000,00, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair tenlastegelegde en zich ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en de verdachte en haar raadsman ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met haar beslissing het volgende.
De rechtbank heeft bij haar beslissing gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 26 november 2008 gevaar op de weg veroorzaakt. Daar staat tegenover dat verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht dat dit ongeval voor haar vriendin [slachtoffer] en haarzelf veel persoonlijk leed teweeg heeft gebracht. Zo heeft zij lange tijd in spanning geleefd toen haar vriendin ten gevolge van het ongeval in het ziekenhuis heeft gelegen en onduidelijk bleef of, en zo ja welk letsel zij had opgelopen. De rechtbank overweegt dat verdachte in deze moeilijke tijd veel aandacht heeft gehad voor het slachtoffer en door de situatie enorm is aangeslagen. Voorts heeft verdachte ruim anderhalf jaar op haar berechting gewacht. Mede gelet op dit tijdsverloop heeft onderhavige zaak een zware wissel getrokken op haar privé-leven. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Alles overwegend acht de rechtbank een vergelding niet meer op zijn plaats. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. C.G.A. Wouters, voorzitter,
mr. M.C.A.E. van Binnebeke, en mr. P. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y.T. Latour, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 16 juni 2010, zijnde mr. P. Hoekstra buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.