ECLI:NL:RBMAA:2010:BN2865
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.F.J. Aalderink
- A.W. Oosterman
- R.P.J. Quaedackers
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor uitkeringsfraude met betrekking tot samenwoning en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 16 juni 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van uitkeringsfraude. De verdachte ontving gedurende een periode van ruim zes jaar een uitkering op basis van de Algemene Bijstands Wet (Abw) en de Wet Werk en Bijstand (WWB). De aanklacht was dat zij opzettelijk had nagelaten te melden dat zij samenwoonde met [H.M.], wat van belang was voor de beoordeling van haar recht op bijstandsuitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de ten laste gelegde periode, van 1 september 2001 tot en met 10 maart 2008, niet heeft gemeld dat [H.M.] bij haar verbleef, terwijl dit relevant was voor de uitkeringsinstanties. De verdachte heeft verklaard dat zij vond dat er geen sprake was van samenwonen, ondanks dat [H.M.] vaak bij haar verbleef en zelfs een sleutel van haar woning had. Getuigen hebben verklaard dat [H.M.] permanent bij de verdachte verbleef en dat er een gezamenlijke huishouding was.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk had verzwegen dat zij samenwoonde met [H.M.], wat leidde tot een onterecht ontvangen uitkering van meer dan 98.000 euro. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de zorg voor haar kinderen, en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De uitspraak is gedaan in het belang van de sociale zekerheid en de gemeenschap.