parketnummers: 03/700704-09 en 03/700199-10 (ttzgev)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juli 2010 (bij vervroeging)
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost - Huis van Bewaring Ter Peel te Evertsoord.
Raadsman is mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 juli 2010, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
In de zaak met parketnummer 03/700704-09: al dan niet samen met een ander parfum en/of eau de toilette heeft gestolen bij De Bijenkorf;
In de zaak met parketnummer 03/700199-10: [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Ten aanzien van het feit met parketnummer 03/700704-09 heeft zij zich gebaseerd op de aangifte, de processen-verbaal met beschrijving van de videobeelden en de herkenning van verdachte op deze videobeelden. Er zijn bovendien verklaringen afgelegd die voorgaande bewijsmiddelen ondersteunen.
Ten aanzien van het feit met parketnummer 03/700199-10 heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte, de getuigenverklaring van [naam getuige 1] en de verklaring van verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit met parketnummer
03/700704-09 niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, nu niet is komen vast te staan dat verdachte met de goederen naar buiten is gelopen.
Ten aanzien van het feit met parketnummer 03/700199-10 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 03/700704-09:
Op 26 november 2009 werden bij de Bijenkorf B.V. te Maastricht flesjes parfum en flesjes eau de toilette gestolen. Ook op 2 december 2009 werd bij voornoemd bedrijf parfum gestolen. Op de beveiligingsbeelden was te zien dat [naam medeverdachte] bij de diefstallen betrokken was en hierbij hulp kreeg van een blonde vrouw.
Verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] hebben voornoemde beelden bekeken en het volgende gerelateerd.
Op 26 november 2009 lopen een man en een vrouw naar het rek met parfums. De man verdwijnt uit beeld. De vrouw neemt tot twee keer toe een verpakking uit het rek en stopt deze onder haar jas. De vrouw loopt daarna richting de uitgang. Vlak hierna verschijnt de man weer in beeld. Hij stopt een wit doosje onder zijn jas en loopt daarna naar de uitgang. De man werd herkend als [naam medeverdachte].
Op 2 december 2009 loopt dezelfde vrouw als op de beelden van 26 november 2009 naar het rek met parfums. Ze neemt iets uit het rek en stopt dit onder haar jas. Vervolgens verschijnt voornoemde [naam medeverdachte] in beeld en hij gaat bij de vrouw staan. Hij heeft een draagzak in zijn hand. Zowel de vrouw als [naam medeverdachte] neemt enkele malen iets uit het rek en bukt zich vervolgens. Daarna lopen ze samen naar de uitgang. Verbalisant [naam verbalisant 2] herkent de vrouw op de videobeelden als verdachte, de ambtshalve bekende [naam verdachte].
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander meermalen parfum en eau de toilette heeft gestolen bij De Bijenkorf.
In de zaak met parketnummer 03/700199-10:
Aangeefster [naam slachtoffer 1], medewerkster Basishulpzorg van de Mondriaanzorg, heeft verklaard dat zij op 23 februari 2010 werkzaam was in het opvang en adviescentrum (hierna: OAC) te Maastricht. Verdachte was eveneens aanwezig in het OAC. Verdachte viel [naam slachtoffer 1] vervolgens aan door [naam slachtoffer 1] met kracht met beide handen om de keel te pakken. Verdachte schreeuwde dat zij [naam slachtoffer 1] kapot zou maken.
Verdachte heeft verklaard dat zij [naam slachtoffer 1] bij de keel had gegrepen. Zij kneep in de keel van [naam slachtoffer 1] en probeerde de keel drie á vier seconden dicht te knijpen.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd door [naam slachtoffer 1] bij de keel te pakken, vast te houden, de keel dicht te knijpen en de woorden toe te voegen: “Ik ga je kapotmaken.”
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd door te zeggen: “Als je voor mijn auto loopt, rij ik je kapot.” Hoewel getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat verdachte deze woorden buiten heeft geroepen, kan niet worden vastgesteld dat dit ter kennis is gebracht aan aangeefster [naam slachtoffer 1] en deze zich daardoor bedreigd kon voelen.
Verdachte dient dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
In de zaak met parketnummer 03/700704-09:
in de periode van 26 november 2009 tot en met 2 december 2009 in de gemeente Maastricht meermalen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid parfum en eau de toilette toebehorende aan Magazijn de Bijenkorf b.v.;
In de zaak met parketnummer 03/700199-10:
op 23 februari 2010 in de gemeente Maastricht [naam slachtoffer 1], medewerkster van Basishulpzorg van de Mondriaanzorg, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [naam slachtoffer 1] krachtig bij de keel vastgepakt en vastgehouden en vervolgens de keel dichtgeknepen en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je kapotmaken".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03/700704-09:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van 03/700199-10:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Met betrekking tot het feit met parketnummer 03/700199-10 (bedreiging) is door
I. Matthaei, psychiater, en R.A. Sterk, psycholoog, op respectievelijk 30 juni 2010 en 7 juli 2010 een rapport uitgebracht omtrent de persoon van verdachte.
Matthaei heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van haar geestesvermogens die omschreven kan worden als afhankelijkheid van cocaïne, opioïden en cannabis. Eveneens is er sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken.
Van deze stoornissen was sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, nu deze voor een groot deel verdachtes gedragskeuzes en gedragingen beïnvloeden. Verdachte is als gevolg van haar borderline persoonlijkheidsstoornis gemakkelijk te beïnvloeden en te misleiden. Eveneens als gevolg van deze persoonlijkheidsstoornis, daarin mede beïnvloed door tekortschietende gewetensfuncties, kan zij haar emoties en agressie-impulsen slecht beheersen. De beperkte controle over emoties en de slechte beheersing van -agressieve- impulsen passend bij de borderline persoonlijkheidsstoornis, een geweten dat onvoldoende in staat is het gedrag te sturen, evenals het voorafgaande cocaïnegebruik hebben het gedrag van verdachte in sterke mate bepaald. Verdachte heeft wel besef gehad van de strafbaarheid van haar gedrag. Ze heeft echter niet overeenkomstig dit besef kunnen handelen. Matthaei heeft geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Sterk heeft geconcludeerd dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de vorm van cocaïne-, opioïden- en cannabisafhankelijkheid. Bovendien is zij lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau en van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline en antisociale trekken.
Van deze stoornissen was sprake ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde, in die zin dat verdachte hierdoor in haar gedragskeuzes en gedragingen werd beïnvloed.
De bovenomschreven problematiek brengt met zich dat verdachte complexere situaties niet goed kan overzien en de neiging heeft om impulsief te reageren. Haar persoonlijkheidsproblematiek brengt met zich dat zij door haar geringe draagkracht, instabiele emotieregulatie en verhoogde impulsiviteit, slechts in beperkte mate sturing heeft over haar emoties. Sterk heeft geconcludeerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank verenigt zich met de hierboven gegeven overwegingen en maakt de conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte tot de hare. Nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel). Zij heeft daartoe betoogd dat deze vordering in overeenstemming is met de “Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers.” Zij heeft gesteld dat in de afgelopen vijf jaren tien processen-verbaal jegens verdachte zijn opgemaakt. Dat de richtlijn spreekt over “meer dan tien processen-verbaal” doet daar niet aan af, nu het openbaar ministerie ook verdachten waartegen tien processen-verbaal werden opgemaakt als zeer actieve veelpleger aanmerkt.
Het proces-verbaal in de zaak met parketnummer 03/700392-08 kan in de berekening worden meegenomen. Verdachte werd in de betreffende strafzaak in eerste aanleg veroordeeld. Dat verdachte vervolgens in hoger beroep werd vrijgesproken, staat er niet aan in de weg om op dit proces-verbaal acht te slaan. Enkel geseponeerde zaken dienen buiten beschouwing te blijven.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd, indien de rechtbank niet zal overgaan tot oplegging van de ISD-maatregel, rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte het feit in de zaak met parketnummer 03/700704-09, de diefstal, meermalen heeft gepleegd. Er is derhalve geeft sprake van een eenvoudige diefstal.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat niet is voldaan aan de vereisten van een zeer actieve veelpleger als bedoeld in de “Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers”, nu er de afgelopen vijf jaren niet meer dan tien processen-verbaal tegen verdachte werden opgemaakt. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat processen-verbaal die tot vrijspraak hebben geleid niet mogen worden meegeteld vanwege de onschuldpresumptie (onder verwijzing naar rechtbank ’s-Gravenhage 23 juli 2009, Nbst 09/400). Nu de zaak met parketnummer 03/700392-08 in een integrale vrijspraak is geëindigd, dient deze buiten beschouwing te blijven. De vordering van de officier van justitie is in strijd met de richtlijn. Het opleggen van de ISD-maatregel zou hierdoor, in navolging van jurisprudentie van de Hoge Raad, in strijd zijn met de beginselen van een behoorlijke rechtspleging.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf die de duur van het voorarrest niet zal overstijgen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen. De rechtbank houdt in het bijzonder rekening met het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen. De diefstallen heeft verdachte samen met een ander begaan. Zij heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendom. Het terugkeren naar De Bijenkorf om aldaar andermaal goederen te stelen, geeft bovendien de brutaliteit aan van verdachtes handelen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan bedreiging van een hulpverleenster. Deze hulpverleenster werd tijdens de uitvoering van haar werk op zeer agressieve wijze door verdachte bejegend. Hierdoor heeft het slachtoffer angstige momenten beleefd.
Nu de officier van justitie oplegging van de ISD-maatregel heeft gevorderd, is de vraag of aan de voorwaarden voor oplegging van die maatregel is voldaan. Hierbij dient naar het bepaalde in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht allereerst acht te worden geslagen op de “Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het openbaar ministerie.
Deze richtlijn is recht in de zin van artikel 79 RO waardoor de rechtbank gebonden is aan de vereisten als gesteld in die richtlijn alvorens zij tot oplegging van de ISD-maatregel kan beslissen (vgl. HR 20 april 2010, LJN BK6345).
Uit deze richtlijn (onder punt 3 bij definities) volgt dat een “stelselmatige dader” een zeer actieve veelpleger is die verdacht wordt van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en die in de vijf jaren voorafgaand aan het gepleegde feit ten minste drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidbenemende of vrijheidsbeperkende straf of maatregel dan wel een taakstraf, die ook ten uitvoer is gelegd.
Om te kunnen spreken van een zeer actieve veelpleger is vereist dat tegen een persoon van 18 jaar of ouder over een periode van vijf jaren meer dan tien processen-verbaal werden opgemaakt, waarvan tenminste een in het peiljaar (het afgelopen kalenderjaar) of het lopende kalenderjaar (zie punt 2 bij definities). De stelling van de officier van justitie dat ook een verdachte waartegen tien processen-verbaal zijn opgemaakt kan worden aangemerkt als een zeer actieve veelpleger, is niet overeenkomstig de richtlijn en kan dan ook niet gevolgd worden.
Uit de richtlijn blijkt verder dat de “meer dan tien-regel” betrekking heeft op processen-verbaal die de afgelopen vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum zijn opgemaakt (zie voetnoot 2 van de richtlijn). De onderhavige strafzaak heeft betrekking op twee dagvaardingen. De rechtbank zal de recentste dagvaarding met parketnummer 03/700199-10 als uitgangspunt voor voornoemde regel hanteren. De pleegdatum dient derhalve te worden vastgesteld op 23 februari 2010.
De rechtbank zal bij de berekening van het aantal processen-verbaal jegens verdachte het proces-verbaal in de strafzaak met parketnummer 03/700392-08, welke in hoger beroep tot een integrale vrijspraak heeft geleid, buiten beschouwing laten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Blijkens de richtlijn in voetnoot 1 mogen opgemaakte processen-verbaal die na beoordeling door het openbaar ministerie tot een technisch sepot leiden wegens onvoldoende bewijs niet worden meegeteld. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft in haar vonnis van 23 juli 2009 (LJN BK5916) geoordeeld dat ook processen-verbaal waarop vrijspraak is gevolgd niet mogen worden meegeteld in verband met de onschuldpresumptie van artikel 6 EVRM. De rechtbank sluit zich bij dit standpunt aan. In dit licht kan de andersluidende stelling van de officier van justitie geen stand houden.
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat er de afgelopen vijf jaren voorafgaand aan de pleegdatum, te weten 23 februari 2010, niet meer dan tien processen-verbaal jegens verdachte zijn opgemaakt, zodat aan dit vereiste niet is voldaan. Dit leidt ertoe dat de rechtbank niet zal kunnen overgaan tot oplegging van de door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel.
De rechtbank is echter van oordeel dat aan verdachte een passende straf moet worden opgelegd, die haar de strafwaardigheid van haar handelen laat inzien. Verdachte heeft een uitgebreid strafblad, waaruit blijkt dat ze eerder wegens soortgelijke feiten werd veroordeeld. Ook heeft verdachte meermalen (langdurige) gevangenisstraffen opgelegd gekregen. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw in de fout te gaan. De rechtbank acht dit zorgwekkend.
De rechtbank houdt rekening met de conclusies van de gedragsdeskundigen, zoals hiervoor onder 4.2 besproken, te weten dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 57, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van vier maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A.J.M. Provaas, voorzitter, mr. M.J.M. Goessen en
mr. R.P.J. Quaedackers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juli 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 03/700704-09:
zij in of omstreeks de periode van 26 november 2009 tot en met 2 december 2009 in de gemeente Maastricht meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid parfum en/of eau de toilette, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Magazijn de Bijenkorf b.v., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader;
In de zaak met parketnummer 03/700199-10:
zij op of omstreeks 23 februari 2010 in de gemeente Maastricht [naam slachtoffer 1], medewerkster van Basishulpzorg van de Mondriaanzorg, meermalen althans eenmaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [naam slachtoffer 1] (krachting) bij de keel vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) (krachtig) de keel dichtgeknepen en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je kapotmaken" en/of "Als je voor mijn auto loopt
rij ik je kapot", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummers: 03/700704-09 en 03/700199-10 (ttzgev)
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 26 juli 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost - Huis van Bewaring Ter Peel te
Evertsoord.
mr. , officier van justitie,
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Maastricht.