ECLI:NL:RBMAA:2010:BN2500

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-630456-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal van hennepplantage door verdachte en zijn minderjarige zoon

Op 9 juni 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn minderjarige zoon heeft geprobeerd om de opbrengst van een hennepplantage uit een garage te stelen. De verdachte bevond zich op dat moment in een proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) en de proeftijd met één jaar verlengd. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot diefstal door middel van inklimming, waarbij hij zich toegang tot de garage had verschaft en hennepplanten had weggenomen. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte zijn minderjarige zoon bij het delict heeft betrokken, wat de ernst van het feit vergroot. De rechtbank heeft ook het reclasseringsadvies in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de ISD-maatregel tot de mogelijkheden behoort, gezien de vele eerdere veroordelingen van de verdachte en het recidiverende gedrag. De rechtbank concludeert dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te rehabiliteren en verdere recidive te voorkomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een langdurige vrijheidsbeperkende maatregel om de verdachte te helpen zijn criminele gedragspatroon te doorbreken en veilig terug te keren in de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/630456-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juni 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsvrouw is mr. F.A.G.M. Landerloo, advocate te Sittard.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 mei 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Samen met anderen heeft geprobeerd om uit een garage de opbrengst van een hennepplantage te stelen door middel van een inbraak.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat het feit wettig en overtuigend bewezen is op grond van de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte].
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het feit heeft de raadsvrouwe zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 23 juli 2009 heeft [naam benadeeldepartij 1] aangifte gedaan van een poging tot inbraak in zijn garage. Het feit is eerder op diezelfde dag gepleegd. In zijn garage, gelegen achter zijn woning aan de [adres], heeft hij een hennepplantage.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 juli 2009 te Brunssum een inbraak in een garage heeft gepleegd. Hij heeft daartoe een golfplaat, die deel uitmaakt van het dak van de garage, aan de kant te geschoven. Daarna is hij naar binnen gegaan en heeft hij een hennepplantage aangetroffen. Verdachte heeft al een aantal henneptoppen in vuilniszakken gedaan op het moment dat hij in de veronderstelling verkeert dat de politie ter plaatse komt. Hij klimt dan uit de garage en verstopt zich in de aangrenzende tuin. Daar is hij vervolgens door de politie aangehouden.
[naam medeverdachte], de zoon van verdachte, heeft op 23 juli 2009 verklaard dat hij tijdens de afgelopen nacht samen met verdachte op pad is gegaan om in Brunssum een hennepplantage te gaan “rippen”. Zij hebben zich door iemand, van wie [naam medeverdachte] de naam niet wil noemen, laten afzetten in de buurt van de garage waarin de hennepplantage zich bevindt. Vervolgens hebben hij en verdachte het dak van de garage losgetrokken om zodoende binnen te kunnen komen. Samen zijn zij naar binnen gegaan. Zij hebben al enkele hennepplanten uitgetrokken op het moment dat [naam medeverdachte] bemerkt dat de politie reeds ter plaatse is.
Gelet op de aangifte die wordt ondersteund door zowel de bekennende verklaring van verdachte als de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte], acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 juli 2009, te Brunssum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een garage weg te nemen hennep, toebehorende aan [naam benadeeldepartij 1], en zich daarbij de toegang tot die garage te verschaffen en die weg te nemen hennep onder hun bereik te brengen door middel van inklimming, met een van zijn mededaders:
- op het dak van die garage is geklommen en
- een golfplaat heeft verschoven en
- naar binnen is geklommen en
- hennep in een vuilniszak heeft gedaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De oplegging van de maatregel
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna ook aangeduid als ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren met een tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de maatregel na negen maanden.
De officier van justitie is van mening dat aan alle voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel is voldaan. Daarnaast bestaat met het oog op de beveiliging van de maatschappij ook de noodzaak tot het opleggen van deze maatregel, aangezien verdachte, ondanks het feit dat hem door de voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel d.d. 14 februari 2008 een laatste kans is geboden om zijn leven te beteren, wederom niet in staat is gebleken om zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft verzocht aan verdachte een taakstraf op te leggen, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat, hoewel wordt voldaan aan de voorwaarden, de noodzaak tot het opleggen van de ISD-maatregel niet bestaat. Immers is verdachte er op eigen kracht in geslaagd om zijn leven weer op de rails te krijgen. Dit blijkt uit de omstandigheid dat hij gedurende een jaar en negen maanden geen strafbare feiten meer heeft gepleegd, hij niet meer verslaafd is aan verdovende middelen en hij thans beschikt over een uitkering, een relatie en een woning. De oplegging van de ISD-maatregel zal er volgens de raadsvrouwe toe leiden dat hetgeen verdachte thans heeft opgebouwd weer teniet wordt gedaan.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft opnieuw, terwijl hij zich in een proeftijd bevond na een voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel, een vermogensdelict gepleegd. Ditmaal heeft hij zich samen met zijn zoon schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal van hennep door middel van inklimming in een garage. Dit is een ernstig strafbaar feit waardoor overlast en gevoelens van onveiligheid worden veroorzaakt. De rechtbank rekent het verdachte ten zeerste aan dat hij het nodig heeft geacht om zijn zoon (die destijds minderjarig was) bij het feit te betrekken.
De rechtbank kan tot oplegging van de ISD-maatregel overgaan indien is voldaan aan de vereisten gesteld in artikel 38m lid 1 en lid 4 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het gestelde in artikel 38m lid 1 van het Wetboek van Strafrecht overweegt de rechtbank het volgende:
- Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen door middel van inklimming. Dit is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
- Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 22 april 2010 blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan het onderhavige feit ten minste drie keer eerder onherroepelijk is veroordeeld wegens een misdrijf en hem daarbij een vrijheidsbenemende straf of maatregel dan wel een taakstraf is opgelegd.
- Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit is begaan na de tenuitvoerlegging van de bovengenoemde straffen.
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van het gestelde in artikel 38m lid 4 van het Wetboek van Strafrecht als volgt.
In het reclasseringsadvies van 26 februari 2010 van mevrouw M. Lemmens, reclasseringswerker bij Justitiële Verslavingszorg Limburg te Sittard, wordt onder meer gesteld -zakelijk weergegeven-:
(…)
Conclusie
Betrokkene heeft vanaf 2006 alle contacten met de Reclassering verbroken. Hierdoor hebben wij de mogelijkheden van een hulpverleningstraject niet nader kunnen onderzoeken en de ISD-maatregel niet met betrokkene kunnen bespreken.
Het opstellen van bijzondere voorwaarden om de kans op recidive te verkleinen is derhalve niet mogelijk. Een ISD-maatregel behoort in een dergelijke situatie tot de mogelijkheden. Betrokkene kan dan in de eerste fase van de ISD alsnog gemotiveerd worden voor hulpverlening.
Advies
Rapporteur onthoudt zich van advies betreffende betrokkene, omdat er geen contact met betrokkene heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van dit reclasseringsadvies overweegt de rechtbank dat hoewel de Reclassering zich onthoudt van advies, zij concludeert dat de oplegging van de ISD-maatregel tot de mogelijkheden behoort. De rechtbank neemt de inhoud van dit reclasseringsadvies over en betrekt dit bij haar oordeel.
Gezien de vele veroordelingen en de omstandigheid dat de voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel verdachte niet heeft kunnen weerhouden van het opnieuw plegen van een strafbaar feit, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van misdrijven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat een langdurige vrijheidsbeperkende maatregel, die voortzetting van het criminele gedragspatroon onmogelijk maakt, geïndiceerd is om de nu zichtbare reeks van vrijheidsbenemende straffen dan wel maatregelen te stoppen. Deze maatregel is nodig ter beveiliging van goederen van derden en is bedoeld om een gedragsbeïnvloeding bij verdachte te bewerkstelligen ten gevolge waarvan hij in de toekomst niet verder recidiveert en hij, zonder het plegen van strafbare feiten, kan terugkeren in de maatschappij.
Het voorgaande brengt mee dat geheel is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de ISD-maatregel.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank aan verdachte opleggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Gelet op deze duur is de rechtbank wel van oordeel dat tussentijds de vinger aan de pols gehouden moet worden. Daarom zal hierna beslist worden dat negen maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient te worden beoordeeld.
6 De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuit¬voer¬legging alsnog van een werkstraf van 40 uur, aan de verdachte opgelegd bij on¬herroepelijk vonnis van de politierechter te Maastricht d.d. 28 mei 2008, gewezen onder parketnummer 03/631625-07.
De rechtbank zal de proeftijd verlengen met één jaar, aangezien zij wenst te benadrukken dat verdachte ook na het ondergaan van de ISD-maatregel zich dient te onthouden van het plegen van strafbare feiten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 38m, 45, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- veroordeelt verdachte tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren;
- beslist tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt de termijn, waarbinnen het openbaar ministerie de rechtbank daarover bericht, op negen maanden na het onherroepelijk worden van het onderhavige vonnis;
Vordering tot tenuitvoerlegging
- verlengt de proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J.G. Borger, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juni 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 juli 2009,
te Brunssum,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een garage weg te nemen meerdere althans
een hennep(top(pen)), geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeeldepartij 1], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot die garage te verschaffen en/of die/dat weg te
nemen hennep(top(pen)) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans
alleen:
- op het dak van die garage zijn/is geklommen en/of (vervolgens)
- een golfplaat en/of de onderliggende folie hebben/heeft verschoven en/of
verwijderd en/of (vervolgens)
- naar binnen zijn/is geklommen en/of (vervolgens)
- een aantal althans een hennep(top(pen)) in een (vuilnis)zak hebben/heeft
gedaan en/of gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/630456-09
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 9 juni 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsvrouwe mr. F.A.G.M Landerloo, advocate te Sittard.