ECLI:NL:RBMAA:2010:BM8004

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
349969 CV EXPL 09-8470
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na ontbinding van overeenkomst door betalingsachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 2 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Justitia Nederland B.V. en een gedaagde die in persoon verscheen. De eiseres, Intrum Justitia Nederland B.V., vorderde schadevergoeding van de gedaagde na de ontbinding van twee overeenkomsten met Vodafone, die de gedaagde op 13 april 2007 had afgesloten voor een periode van 48 maanden. De gedaagde had in gebreke gebleven met de betaling van zijn verplichtingen, wat leidde tot de ontbinding van de overeenkomsten door Vodafone op 14 mei 2009.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet had gereageerd op de stellingen van de eiseres en dat de algemene voorwaarden als overeengekomen dienden te worden beschouwd. De vordering tot schadevergoeding werd toegewezen, met uitzondering van de resterende abonnementstermijnen, die als onredelijk bezwarend werden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres niet voldoende had onderbouwd welke schade zij had geleden en dat de kosten die Vodafone had gemaakt voor het in stand houden van het netwerk niet aan de gedaagde konden worden toegerekend.

De kantonrechter heeft de hoofdsom van € 423,79 toegewezen, evenals € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Rolno/zaakno: 349969 CV EXPL 09-8470
typ: MD
Vonnis van de kantonrechter van 2 juni 2010
i n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Intrum Justitia Nederland B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
eiseres,
gemachtigden J.H.L. Sinkiewicz, gerechtsdeurwaarder, en mr. P.L.J.M. Guinee,
t e g e n
[gedaagde],
wonende [adres],
gedaagde,
verschijnende in persoon.
1. Verder procesverloop
Naar aanleiding van het door de kantonrechter op 28 oktober 2009 gewezen tussenvonnis heeft eiseres nog een akte uitlating met producties genomen. Gedaagde heeft niet meer gereageerd en ook niet om uitstel verzocht, zodat het recht om een antwoordakte te nemen vervallen is verklaard.
Hierna is de zaak voor vonnis gezet waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
2. Verdere beoordeling
2.1 Bij bovengemeld tussenvonnis, waarnaar de kantonrechter verwijst, is eiseres in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, de geldigheid van de bedingen waarop de vordering specifiek is gebaseerd en in samenhang daarmee de concreet geleden schade.
2.2 Eiseres heeft bij akte -kort samengevat- gesteld dat gedaagde met Vodafone op
13 april 2007 een tweetal overeenkomst voor de duur van 48 maanden is aangegaan, waarbij aan gedaagde de nummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] ter beschikking zijn gesteld.
2.3 Omdat gedaagde in gebreke bleef met de nakoming van haar betalingsverplichtingen, heeft Vodafone op 14 mei 2009 beide overeenkomsten ontbonden. Op grond van de algemene voorwaarden en de wet is gedaagde gehouden tot volledige vergoeding van de schade die Vodafone lijdt. Uitsluitend de slotfactuur heeft betrekking op de schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:277 lid 1 BW. Het bedrag aan schadevergoeding is gefixeerd op het totaalbedrag aan gederfde vaste abonnementsgelden over het na ontbinding resterende gedeelde van de tussen partijen overeengekomen looptijd van de overeenkomst. Bij instandhouding van overeenkomst als de onderhavige, worden normaliter naast vaste inkomsten ook variabele (gespreks)inkomsten gegenereerd. De hiermee corresponderende winst wordt in casu gederfd, maar de vergoeding hiervoor is niet separaat bij gedaagde in rekening gebracht. Bij het aangaan van de overeenkomst wordt normaliter om niet een toestel aan gedaagde gegeven of een bonus uitgekeerd aan de dealer waar de overeenkomst wordt aangegaan. In casu werd een bedrag van € 245,00 aan dealerbonus uitgekeerd.
2.4 Op de stelling van eiseres dat de algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst aan gedaagde ter hand zijn gesteld, is door gedaagde niet meer gereageerd, zodat in het licht van artikel 149 lid 1 Rv ervan uitgegaan dient te worden dat deze voorwaarden tussen partijen zijn overeengekomen.
2.5 Dit brengt met zich dat de vordering betreffende de hoofdsom toegewezen dient te worden, met uitzondering van het onderdeel van de vordering betreffende de resterende abonnementstermijnen. Zoals reeds bij meergenoemd tussenvonnis is geoordeeld dient de kantonrechter ingevolge europeesrechtelijke jurisprudentie, waarbij vermelding verdient dat het Hof de lijn die voortvloeit uit de in het tussenvonnis genoemde arresten nog eens heeft onderstreept en nader verduidelijkt in het arrest van het Hof van Justitie van 4 juni 2009 (zaak C-243/08, Pannon tegen Gyorfi), “ambtshalve te toetsen of een contractueel beding oneerlijk is zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt. Acht hij een dergelijk beding oneerlijk, dan laat hij het buiten toepassing, tenzij de consument zich hiertegen verzet”. Van dit laatste is in casu geen sprake. Aan resterende abonnementstermijnen is aan gedaagde een bedrag van € 1.121,67 in rekening gebracht. In het onderhavige geval oordeelt de kantonrechter dat het beding onredelijk bezwarend is en vernietigd dient te worden nu eiseres op geen enkele wijze de door Vodafone geleden schade heeft geconcretiseerd. Dat Vodafone kosten heeft moeten maken om een netwerk op te richten kan sowieso niet worden toegerekend aan gedaagde. Verder is op geen enkele wijze gesteld of zelfs een poging daartoe gedaan om nader te verduidelijken welke kosten in verband met het in stand houden en het onderhoud van het netwerk kunnen worden toegerekend aan een individuele gebruiker als gedaagde. Ten slotte zouden de kosten in verband met het gratis verstrekken van een mobiel toestel zeker een reden kunnen zijn om het desbetreffende beding gedeeltelijk in stand te laten maar wederom laat eiseres na om aan te geven welk toestel ter beschikking is gesteld en wat de dagwaarde van het toestel was op het moment dat het ter beschikking werd gesteld of wat de huidige waarde is van een dergelijk toestel. Van een professionele partij als eiseres mag verwacht worden dat zij in staat is de geleden schade te concretiseren. Zij is daartoe voldoende in de gelegenheid gesteld. Nu eiseres dat heeft nagelaten zal de post resterende abonnementstermijnen dan ook geheel worden afgewezen. De kantonrechter ziet geen reden om in het kader van artikel 6:277 BW anders hierover te oordelen. Daarbij merkt de kantonrechter nog op dat eiseres nalaat om te stellen welke kosten zij, althans Vodafone, niet hoeft te maken nu de overeenkomst met gedaagde is ontbonden. Ook de gevorderde schadevergoeding in verband met de uitgekeerde dealerbonus ligt niet voor toewijzing gereed, aangezien deze dealerbonus een afspraak tussen Vodafone en de dealer betreft, waarvan gedaagde geen voordeel heeft en die hem verder ook niet regardeert. Het hiervoor overwogene brengt mee dat aan hoofdsom € 423,79 voor toewijzing gereed ligt (€ 1.545,46 minus € 1.121,67).
2.6 De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen, nu gebleken is van voldoende incasso-activiteiten en deze kosten niet door gedaagde worden weersproken. Gelet op het in het dictum toe te wijzen bedrag, ligt slechts het bedrag van € 75,00 aan buitengerechtelijke incassokosten voor toewijzing gereed.
2.7 Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de kantonrechter in totaliteit (slechts) de somma van € 498,79 (zijnde € 423,79 plus € 75,00) toewijst. Verder zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen.
2.8 De kantonrechter ziet in het vorenstaande reden om de proceskosten te compenseren.
3. Beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen bewijs van kwijting te betalen de somma van € 498,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata der facturen tot aan de dag der algehele voldoening, een en ander een bedrag van € 5.000,-- niet te bovengaand;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.