ECLI:NL:RBMAA:2010:BM8002
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toestemming wettelijke vertegenwoordiger bij overeenkomst minderjarige
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 19 mei 2010, stond de vraag centraal of een minderjarige, die een overeenkomst had gesloten, rechtsgeldig was vertegenwoordigd door zijn wettelijke vertegenwoordiger. De eiseres, Stichting Arcus College, had een overeenkomst gesloten met de minderjarige [gedaagde] en zijn wettelijke vertegenwoordiger. De minderjarige had op het moment van de overeenkomst toestemming nodig van zijn wettelijke vertegenwoordiger volgens artikel 1:234 BW. De kantonrechter oordeelde dat de wettelijke vertegenwoordiger de minderjarige had vertegenwoordigd bij het sluiten van de overeenkomst, waardoor de minderjarige materieel partij was in de rechtshandeling. Na het bereiken van de meerderjarigheid werd de minderjarige ook formeel partij in de procedure.
De rechtbank concludeerde dat de eiseres, Arcus, terecht de vordering had ingesteld tegen de meerderjarige [gedaagde]. De kantonrechter oordeelde dat de minderjarige, door de ondertekening van de overeenkomst door zijn wettelijke vertegenwoordiger, handelingsbekwaam was. De wettelijke vertegenwoordiger had de minderjarige in en buiten rechte vertegenwoordigd, maar na het bereiken van de meerderjarigheid was de minderjarige zelf verantwoordelijk voor de verplichtingen uit de overeenkomst.
De rechtbank oordeelde dat [gedaagde] in verzuim was en dat hij naast de hoofdsom ook rente verschuldigd was aan Arcus. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden afgewezen, omdat Arcus onvoldoende had aangetoond dat er kosten waren gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gingen. De kantonrechter wees de vordering van Arcus toe en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 1.133,19, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.