RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
rolno: 09-10199
zaakno: 356119
typ: M.L.
coll:
Vonnis van de kantonrechter d.d. 28 april 2010
[eiseres],
wonende te [adres],
eiseres,
gemachtigde mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg aan de Geul,
de besloten vennootschap Mexma Food B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [adres],
gedaagde,
gemachtigde mr. F.H.I. Hundscheid te Heerlen.
1. Het verdere verloop van de procedure
De bij tussenvonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden.
Het daarvan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.
Ten slotte is bepaald dat heden vonnis zal worden gewezen.
2.1. Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende gemotiveerd betwist, staat voor de kantonrechter het volgende vast, als decor van het juridisch geschil:
a) Eiseres heeft in loondienst gewerkt bij gedaagde. Zij is daar begonnen te werken op 20 juli 2009. Het overeengekomen salaris was [bedrag] bruto per 4 weken.
b) Daarvoor had eiseres eerder gewerkt in loondienst bij Gruma Netherlands BV h.o.d.n. Mission Foods, op basis van een arbeidsovereenkomst van 6 maanden, die afliep op 2 mei 2009.
c) Mission Foods hield zich net als gedaagde bezig met de productie en verkoop van zogenaamde flat-breads.
d) In de arbeidsovereenkomst tussen eiseres en Mission Foods was een non-concurrentiebeding opgeno-men.
e) Voordat eiseres bij gedaagde werd aangenomen, had gedaagde al met betrekking tot een aantal andere werknemers die eerder - met non-concurrentiebeding - bij Mission Foods hadden gewerkt en naar ge-daagde waren overgestapt, ervaren dat er problemen gingen spelen rondom die non-concurrentiebedingen.
f) Mission Foods heeft eiseres bij brief van 1 september 2009 aangesproken op overtreding van het non-concurrentiebeding, de betaling van een daarop betrekking hebbende boete gevorderd en aangekondigd dat zij zich het recht voorbehoudt om schadevergoeding te vorderen van eiseres en van gedaagde als haar nieuwe werkgever. Gedaagde heeft een kopie van die brief ontvangen.
g) Op 8 september 2009 heeft gedaagde met eiseres gesproken en aan haar meegedeeld dat zij in verband met de ontwikkelingen aangaande het non-concurrentiebeding met Mission Foods met onmiddellijke ingang op non-actief werd gesteld en dat de arbeidsovereenkomst zou worden ontbonden, hetgeen via de kantonrechter per 1 november 2009 is gebeurd.
h) Gedaagde weigert om aan eiseres het loon door te betalen over de periode van 8 september 2009 tot 1 november 2009.
i) Voor zover eiseres recht zou hebben op doorbetaling over die periode gaat het om de volgende bedra-gen: € 7.000,00 bruto aan loon; € 1.050,00 bruto aan vakantietoeslag; € 778,50 bruto als geldelijke te-genwaarde van niet-genoten verlofdagen.
2.2. Eiseres vordert in deze procedure dat gedaagde alsnog het loon c.a. voldoet over de periode van de non-actiefstelling, enerzijds met een beroep op de wet, te weten artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek, inhouden-de:
- dat de werknemer het recht op loon behoudt indien de werknemer de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever komt,
anderzijds met een beroep op een daartoe bij de non-actiefstelling gemaakte afspraak met gedaagde.
2.3. Voor wat betreft haar beroep op artikel 7:628 BW - “het komt voor rekening van gedaagde” - wijst eiseres erop dat zij in de sollicitatiefase aan gedaagde desgevraagd heeft kenbaar gemaakt dat in haar arbeidsovereen-komst met Mission Foods een non-concurrentiebeding was opgenomen en dat gedaagde hierop niet heeft door-gevraagd. Gedaagde heeft, aldus eiseres, willens en wetens het risico aanvaard dat Mission Foods gedaagde op de overtreding van het non-concurrentiebeding door eiseres zou aanspreken.
2.4. De vordering van eiseres strekt ertoe dat gedaagde wordt veroordeeld om aan eiseres de ad 2.2. sub i) ge-noemde bedragen te betalen, vermeerderd met de maximale verhoging ex artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente, vanaf 1 november 2009, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
2.5. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Op de verweren wordt hierna - voor zover zij al niet impliciet zijn weerlegd met de vaststelling van de vaststaande feiten van hierboven - nader ingegaan.
3. De verdere beoordeling
3.1. Het beroep van eiseres op artikel 7:628 BW slaagt. Aan de vraag of daarnaast ook nog eens zou zijn áfge-sproken dat gedaagde het loon zou doorbetalen tijdens de non-actiefstelling komt de kantonrechter dan niet meer toe. Overigens heeft gedaagde het bestaan van die afspraak betwist.
3.2. Hiervoor schetste de kantonrechter al het voor hem vaststaand decor van het geschil. Daar komt nog een belangrijk punt bij: de kantonrechter vindt ook voldoende vaststaan dat eiseres tijdens de sollicitatie wel dege-lijk en desgevraagd aan gedaagde kenbaar heeft gemaakt dat er een non-concurrentiebeding in de arbeidsover-eenkomst met Mission Foods was opgenomen, terwijl gedaagde toen niet heeft doorgevraagd.
3.3. Weliswaar heeft gedaagde in punt 7 van de conclusie van antwoord betwist dat eiseres zou hebben gezegd dat zij een non-concurrentiebeding in haar arbeidsovereenkomst met Mission Foods had, maar aan die betwis-ting gaat de kantonrechter dus voorbij, nu gedaagde even verderop in punt 7 van de conclusie van antwoord stelt dat er tijdens de sollicitatie wél zou zijn gesproken over een mogelijk non-concurrentiebeding, waarbij eiseres dan zou hebben gezegd dat zij daaraan niet was gebonden.
3.4. Deze tegenstrijdigheid in het verweer van gedaagde rechtvaardigt dat de kantonrechter de stelling van eise-res op dit punt voor aannemelijk houdt. Aan het eerste verweer dat de non-activiteit voor rekening en risico komt van eiseres omdat eiseres zich volgens gedaagde kennelijk en lichtvaardig heeft vergist in de reikwijdte van het non-concurrentiebeding en van dat beding geen melding heeft gemaakt, gaat de kantonrechter daarom voorbij.
3.5. Gedaagde wist dus minstens van een non-concurrentiebeding dat voor eiseres gold ten opzichte van Mission Foods en gedaagde wist van de “gevoeligheid” op dit punt bij Mission Foods (zie hiervoor ad 2.1 sub e). Ge-daagde heeft eiseres tóch aangenomen. De omstandigheid dat gedaagde op een gegeven moment naar aanleiding van de brief van 1 september 2009 van Mission Foods, besloot om eiseres op non-actief te stellen, betekent in het kader van artikel 7:628 BW dat de oorzaak waardoor eiseres niet meer haar werk kon verrichten, voor reke-ning van gedaagde komt.
3.6. Overigens meent de kantonrechter dat een en ander óók voor risico van gedaagde als werkgever zou zijn gekomen, indien gedaagde gegronde redenen had om eiseres als werknemer op non-actief te stellen en de non-actiefstelling wél aan eiseres zou zijn te wijten. Dat leidt de kantonrechter af uit het arrest van de Hoge Raad dat ook al ter comparitie aan de orde kwam: HR 21 maart 2003, JAR 2003/91. Het door gedaagde ook nog aange-haalde arrest van de Hoge Raad van 1 juli 1993, NJ 1993/666 staat daar niet haaks op. Ook uit dat arrest van 1993 valt af te leiden dat uitgangspunt is: de werkgever moet doorbetalen………….Zie ook nog daarover de Advocaat-generaal in zijn conclusie (punt 3.10) bij het arrest van de Hoge Raad van 2003. Ook annotator [annotator] komt bij het arrest van de Hoge Raad van 2003 tot die conclusie: “Deze strenge leer hangt samen met de strikte loonbepalingen zoals die in 1907 in het BW zijn opgenomen teneinde te voorkomen dat de werk-gever door allerlei trucs af probeert te doen aan zijn verplichting om het loon te betalen. Te gemakkelijk zou anders de werkgever willekeurig schorsingen kunnen uitdelen om van zijn loonverplichtingen af te komen. De werknemer zou onnodig gedwongen kunnen worden om schorsingen aan te vechten. ………..”
3.7. Om die reden antwoordde de kantonrechter ook ter comparitie op de vraag van de vertegenwoordiger van gedaagde - “Wat hadden we dan anders moeten doen, wat hebben we fout gedaan?” - dat het niet ging om schuld of geen schuld van gedaagde maar om een risico dat door de wetgever in beginsel bij de werkgever was gelegd in dit soort gevallen.
3.8. Dat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om tegen Mission Foods te ageren op basis van artikel 7:653 BW - een ander verweer van gedaagde - mist daarom relevantie in dit verband en maakt de uit-komst niet anders.
3.9. Aan het verweer van gedaagde dat het beroep van eiseres op 7:628 BW en de eis van doorbetaling, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn althans dat daarom matiging van loondoor-betaling op zijn plaats zou zijn, wordt ook voorbij gegaan, reeds daarom omdat - anders dan gedaagde stelt - eiseres niét heeft gezwegen over het non-concurrentiebeding en eiseres ook niét was gehouden om ex artikel 7:653 BW actie te ondernemen richting Mission Foods.
3.10. Eiseres heeft daarom juridisch gelijk. De vordering is toewijsbaar, met dien verstande dat de wettelijke verhoging zal worden gematigd tot 15%. Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij (ook) veroordeeld in de proceskosten.
Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
a) (het netto-equivalent van) een bedrag van € 7.000,00 bruto aan loon;
b) (het netto-equivalent van) een bedrag van € 1.050,00 bruto aan vakantietoeslag;
c) (het netto-equivalent van) een bedrag van € 778,50 bruto aan tegenwaarde van niet genoten verlofda-gen;
d) de wettelijke verhoging over de bedragen ad a), b) en c), gematigd tot 15%, en de wettelijke rente over alle bedragen voornoemd vanaf 1 november 2009 tot de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, aan de zijde van eiseres gevallen en deze tot op heden begroot op:
- € 85,98 aan kosten dagvaarding;
- € 208,00 aan griffierecht;
- € 500,00 voor salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van 28 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.