ECLI:NL:RBMAA:2010:BM7997
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verkeerd processtuk in erfrechtelijke procedure met toepassing van artikel 69 Rv
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 27 mei 2010, betreft het een verzoek in het kader van het erfrecht, specifiek de artikelen 4:151 juncto 4:161 van het Burgerlijk Wetboek. De procedure was ingeleid met een verkeerd processtuk, namelijk een verzoekschrift, terwijl de kantonrechter oordeelde dat de procedure had moeten worden ingeleid met een dagvaarding. De kantonrechter, P. Hoekstra, heeft op 6 april 2010 een tussenbeschikking gegeven waarin hij zijn voorlopige oordeel over de procedure heeft geuit. Verzoekster, die optreedt als wettelijke vertegenwoordiger van een minderjarige, heeft op 20 april 2010 gereageerd op dit oordeel, terwijl verweerder geen reactie heeft gegeven.
De kantonrechter heeft overwogen dat de procedure verkeerd was ingeleid en dat, conform artikel 69 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de procedure voortgezet dient te worden volgens de regels die gelden voor een dagvaardingsprocedure. Dit houdt in dat verzoekster de gelegenheid krijgt om haar stellingen aan te passen aan de voor de dagvaardingsprocedure toepasselijke regels. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de zaak op de rol zal komen op 30 juni 2010, en dat de proceskosten in verband met het verzoek tot ontslag van de executeur testamentair gecompenseerd zullen worden, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.
De beslissing van de kantonrechter is als volgt: de procedure wordt voortgezet volgens de regels voor de dagvaardingsprocedure, verzoekster krijgt de gelegenheid haar stellingen aan te passen, en de rolzitting is vastgesteld voor 30 juni 2010. De proceskosten worden gecompenseerd. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procesinleiding in erfrechtelijke zaken en de toepassing van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.