ECLI:NL:RBMAA:2010:BM4491

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-993001-06 en 03-993018-06
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor valsheid in geschrifte en onjuiste aangiften omzetbelasting

Op 9 april 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van valsheid in geschrifte en het doen van onjuiste aangiften voor de omzetbelasting. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen problemen waren met de inhoud van de tenlastelegging. Tijdens het onderzoek zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder ambtenaren van de Belastingdienst en andere betrokkenen, die verklaarden dat de verdachte valse facturen had opgemaakt. De verdachte had deze facturen gebruikt om onterecht omzetbelasting terug te vorderen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte meermalen verkoopfacturen valselijk had opgemaakt met het oogmerk deze als echt te gebruiken. Echter, de rechtbank achtte niet bewezen dat de medeverdachten wisten dat de facturen vals waren. De verdachte werd vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan valsheid in geschrifte. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 60 uren. De rechtbank hield rekening met de gezondheidssituatie van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/993001-06
parketnummer: 993018-06 (ad informandum)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 april 2010
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te Geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr. L.E.M. Hendriks, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 maart 2010. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feiten 1 en 2: samen met een ander of anderen opzettelijk de aangiften voor de omzetbelasting onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, waardoor er te weinig belasting werd geheven;
Feit 3: samen met een ander of anderen facturen valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken, dan wel (subsidiair) samen met een ander of anderen (een deel van) de (bedrijfs)administratie van [naam bedrijf 1], namelijk (een samenstel van) geschriften (dat) die bestemd (was) waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, met het oogmerk om (dat) die (samenstel van) geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken.
3 Herstel vergissing
Als gevolg van een kennelijke vergissing is in de tenlastelegging onder feit 3 primair eerste asterisk opgenomen: [naam bedrijf 1]
De rechtbank herstelt deze vergissing door hier voor [naam bedrijf 1] te lezen: [naam bedrijf 1], verder te noemen '[naam bedrijf 1]'. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte hierdoor niet in zijn verdediging wordt geschaad.
4 De voorvragen
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van de feiten 1 en 2 nietig is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hierin is vermeld dat verdachte samen met [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2]op bij de Belastingdienst ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting onjuiste bedragen aan terug te vragen omzetbelasting heeft vermeld, terwijl die bedragen in werkelijkheid hoger waren dan op de aangiften was vermeld. Strikte lezing van de tenlastelegging laat dan volgens de raadsman de mogelijkheid open dat de tekst aldus wordt gelezen dat het niet gaat om teveel terugontvangen bedragen aan omzetbelasting, maar juist om te weinig betaalde belasting. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de tenlastelegging op dat punt derhalve innerlijk tegenstrijdig is en om die reden partieel nietig zou moeten worden verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding voldoet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen. Ter terechtzitting is, gelet op de gevoerde verdediging, niet gebleken dat de inhoud van de tenlastelegging kennelijk een probleem is geweest. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman ter zake.
5 De beoordeling van het bewijs
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte maakte valse verkoopfacturen op ten behoeve van [naam bedrijf 1] met daarin begrepen de verschuldigde omzetbelasting . Deze omzetbelasting werd door de (schijn)bedrijven van [naam verdachte] niet afgedragen, maar wel door [naam bedrijf 1] in haar aangiften omzetbelasting verrekend als zogenaamde ‘voorbelasting’.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte stelt zich op het standpunt dat verdachte facturen vals heeft opgemaakt en dat hij deze valse facturen aan [naam bedrijf 1] heeft verstrekt. Deze valse facturen waren bestemd om de heffing van omzetbelasting te ontduiken. [naam bedrijf 1] verwerkte de valse inkoopfacturen in haar (bedrijfs)administratie en deed op basis daarvan periodiek aangifte voor de omzetbelasting. Daarmee kunnen volgens de raadsman alle feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Tijdens een door de Belastingdienst/FIOD-ECD te Roermond ingesteld onderzoek is de verdenking ontstaan dat vermoedelijk door of namens verdachte facturen werden opgemaakt betreffende leveringen van goederen aan [naam bedrijf 1] Deze facturen vermeldden een bedrag aan omzetbelasting. Deze omzetbelasting werd door de verkopers niet afgedragen, maar door [naam bedrijf 1] verrekend als zogenaamde ‘voorbelasting’ en aangegeven op haar periodieke aangiften omzetbelasting. Het vermoeden bestond dat er door de verkopers feitelijk geen goederen aan [naam bedrijf 1] werden geleverd, maar dat er enkel sprake was van een facturenstroom.
Tijdens voormeld onderzoek is verdachte diverse keren door ambtenaren van de Belastingdienst/FIOD-ECD verhoord. Verdachte is tijdens die verhoren geconfronteerd met de in de tenlastelegging genoemde verkoopfacturen afkomstig van [H.E. BV], [S.G. import en export], [R. B.V.], respectievelijk [H.H. B.V.]Deze verkoopfacturen waren steeds gericht aan [naam bedrijf 1] Verdachte heeft hierover telkens verklaard dat hij deze facturen zelf valselijk heeft opgemaakt. Hij deed dat met behulp van een typemachine of een computer. De ene keer gebruikte hij bijvoorbeeld een factuur van een bedrijf dat ooit iets aan hem had geleverd, de andere keer een stempel die hij zelf maakte met een letterdoos.
Getuige [naam getuige] verklaarde dat hij in juni 2004 zijn aandelen in [H.H. B.V.]had verkocht aan [naam verdachte], zijnde verdachte. [H.H. B.V.]was een dochtermaatschappij van [H.E. BV], waarvan [D.] ook aandeelhouder was. Sinds augustus 2004 had hij met [naam verdachte] geen contact meer gehad. [D.] verklaarde dat de lay-out van de aan hem getoonde facturen van [H.E. BV] en [H.H. B.V.] niet overeenkwam met de door deze vennootschappen in die tijd opgemaakte facturen. [H.E. BV] had ook nooit zaken gedaan met [naam bedrijf 1] Daarnaast klopten de factuurnummers niet en ontbrak het originele logo van zijn vennootschappen.
Getuige [naam getuige 2], eigenaar van [S.] te Amsterdam, verklaarde dat hij geen bedrijfsstempel en geen eigen facturen had. Hij had deze ook nooit gehad omdat hij op de markt stond en alleen aan particulieren verkocht. De facturen met factuurnummers 46, 48 en 49 kende hij niet en had hij niet gemaakt. Zowel de tenaamstelling, het gebruikte BTW-nummer als het dossiernummer van de Kamer van Koophandel waren onjuist. Ook de naam [naam bedrijf 1] zei hem niets.
Getuige [naam getuige 2] verklaarde in een eerder strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte dat hij aandeelhouder en bestuurder was van [R. B.V.] Hij had op verzoek van verdachte de aandelen van deze vennootschap gekocht van een derde. Als tegenprestatie ontving hij hiervoor van verdachte een bedrag van € 2.100,00. Feitelijk had hij alleen maar zijn naam ter beschikking gesteld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meermalen verkoopfacturen, afkomstig van diverse (schijn)bedrijven en allen gericht aan [naam bedrijf 1], valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken.
Verdachte heeft over de rol van medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de vermeende BTW-carrousel wisselend verklaard. Zo heeft hij onder meer verklaard dat hij in opdracht van [naam medeverdachte 1] valse facturen heeft opgemaakt vanaf 2002 tot en met september 2005. De reden hiervoor was dat [naam bedrijf 1] op deze manier aan haar gefactureerde omzetbelasting in aftrek kon brengen. Op 11 september 2009 is verdachte als getuige gehoord bij de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken. Hij heeft toen onder meer verklaard dat de verklaringen die hij bij de FIOD heeft afgelegd kloppen. De rechter-commissaris heeft verdachte vervolgens geconfronteerd met de inhoud van een briefje aan de FIOD, waarin hij schrijft dat alles wat hij over [naam medeverdachte 1] heeft verklaard gelogen is. Verdachte had belastend over [naam medeverdachte 1] verklaard omdat hij van de FIOD af wilde zijn. Er zou alleen sprake zijn geweest van inkoop, verkoop en ruilhandel. Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij het bewuste briefje heeft geschreven en dat de inhoud van het briefje niet klopt. Hij wilde niet zeggen waarom hij het briefje had geschreven en hij was niet onder druk gezet om het briefje te schrijven.
Gelet op de door verdachte wisselend afgelegde verklaringen over de rol van vooral [naam medeverdachte 1] en omdat verdachte bovendien geen acceptabele verklaring heeft gegeven waarom hij wisselend heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen van [naam verdachte] onbetrouwbaar zijn en van het bewijs uitgesloten moeten worden.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er verder geen bewijsmiddelen voorhanden waaruit blijkt dat zijn medeverdachten [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] wisten dat de facturen in kwestie vals waren en dat zij wisten dat er op basis van deze facturen door [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2]onjuiste en/of onvolledige aangiften omzetbelasting is gedaan. Ook zijn er geen andere bewijsmiddelen voorhanden die de verklaring van verdachte ter zake ondersteunen.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte daarom daarvan moet worden vrijgesproken.
5.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van de maand oktober 2002 tot en met de maand november 2004, in Nederland en/of in België, meermalen, telkens
* een factuur (D/157 in zaak 1), volgens factuuropdruk afkomstig van [H.E. BV], gericht aan [naam bedrijf 1], verder te noemen '[naam bedrijf 1]', en
* drie facturen (D/197, 199 en 202 in zaak 3), volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [S.], gericht aan [naam bedrijf 1] en
* zeven facturen (D/231, 233, 235, 238, 240, 242 en 243 in zaak 4), volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [R. B.V.], gericht aan [naam bedrijf 1] en
* twee facturen (D/288 en 368 in zaak 5), volgens factuuropdruk telkens afkomstig van [H.H. B.V.], gericht aan [naam bedrijf 1],
– zijnde die facturen telkens geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen – valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte toen en daar telkens opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – in die facturen vermeld dat sprake was van levering van goederen tegen de op die facturen voornoemd vermelde prijzen, zulks terwijl de levering van goederen zoals op die facturen vermeld en/of tegen de op die facturen vermelde bedragen in werkelijkheid telkens niet heeft plaatsgevonden,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 3 primair:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar. Bij de eis heeft de officier van justitie acht geslagen op de gezondheidssituatie van verdachte en op het feit dat hij steeds bekennende verklaringen heeft afgelegd.
Bij de strafeis heeft de officier van justitie tevens rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu de feiten dateren uit de jaren 2002 en 2003, sprake is van een ernstige overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder: EVRM). Deze overschrijding dient te leiden tot strafmindering. Niet verdachte, maar zijn medeverdachten hadden ter zake diverse onderzoekswensen. Omdat de behandeling van de zaak van verdachte op verzoek van de officier van justitie gelijktijdig met die van zijn medeverdachten diende plaats te vinden, moest verdachte wachten tot de onderzoekswensen van zijn medeverdachten waren afgerond.
De raadsman van verdachte heeft er verder op gewezen dat verdachte in het totale beeld weliswaar een wezenlijke, maar ook slechts een faciliterende rol heeft gespeeld. Hij heeft bekend dat hij valse facturen aan [naam bedrijf 1] heeft verstrekt. De vergoeding die hij hiervoor van zijn medeverdachten kreeg was relatief laag. Verdachte kan daardoor worden beschouwd als de knuppel waarmee werd geslagen.
De raadsman voert verder aan dat verdachte door een gedeeltelijke voetamputatie thans aan een rolstoel is gebonden en als gevolg daarvan detentieongeschikt is.
Met het oog op het voorgaande heeft de raadsman gepleit voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast – mocht de rechtbank dat noodzakelijk vinden – een taakstraf in de vorm van een werkstraf.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Ten aanzien van het door de verdediging ingenomen standpunt dat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn overweegt de rechtbank dat het voorschrift van artikel 6 lid 1 EVRM beoogt te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk onder de dreiging van strafvervolging moet leven. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 oktober 2000, NJ 2000, 721 gesteld dat als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Dit is slechts anders indien er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Als uitzonderlijke omstandigheden noemt de Hoge Raad in voormeld arrest de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn, zoals hiervoor bedoeld, vangt aan op het moment dat namens de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat deze termijn is aangevangen op 24 januari 2006. Op deze datum is verdachte namelijk aangehouden en voor de eerste maal als verdachte gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat in casu geen sprake is van een ingewikkelde zaak. Verdachte noch zijn verdediging hebben invloed uitgeoefend op het procesverloop. Dat is wel het geval geweest bij zijn medeverdachten, die diverse onderzoekswensen hebben geuit. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat in casu de redelijke termijn is over¬schre¬den. De rechtbank zal hiermee bij het opleggen van de straf rekening houden.
Ten aanzien van de op te leggen straf oordeelt de rechtbank dat verdachte meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd. Dat is een ernstig strafbaar feit, omdat de betrouwbaarheid gewaarborgd dient te worden van documenten die gebruikt worden in het economisch verkeer of ter controle door de overheid. In het economisch verkeer is het belangrijk dat de ene contractspartij kan vertrouwen op de eerlijkheid van de andere contractspartij. Verdachte heeft dit vertrouwen in ernstige mate beschaamd.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank ook acht geslagen op het ad informandum gevoegde feit. Dat is:
993018-06
augustus/september 2005, Maastricht, gemeente Maastricht, valselijk opmaken/vervalsen van een of meer geschriften – meerdere tijdstippen
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 60 uren met aftrek naar de maatstaf van 2 uren per dag in voorarrest doorgebracht, een passende sanctie om de verdachte de onjuistheid van zijn handelen te doen inzien.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 5.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 6 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 maanden;
- bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tevens tot werkstraf voor de duur van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf, naar rato van 2 uur per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W. Oosterman, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 april 2010.
Buiten staat
Mr. M.C.A.E. van Binnebeke is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 januari 2003 tot en met 19 april 2005 in de gemeente(n) Eijsden en/of Maastricht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [naam bedrijf 1] en/of een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 1] over de/het aangiftetijdvak(ken) januari 2003 en/of maart 2003 en/of september 2003 en/of januari 2004 en/of februari 2004 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft voornoemde hij, verdachte, (telkens) tezamen en in vereniging met [naam bedrijf 1] en/of anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Maastricht ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over
- het aangiftetijdvak januari 2003 (D/291 in zaak 3), een bedrag aan totaal terug te vragen omzetbelasting groot 5.869,- euro vermeld, althans doen of laten vermelden en/of
- het aangiftetijdvak maart 2003 (D/293 in zaak 3), een bedrag aan totaal terug te vragen omzetbelasting groot 21.585,- euro vermeld, althans doen of laten vermelden en/of
- het aangiftetijdvak september 2003 (D/295 in zaak 4), een bedrag aan totaal terug te vragen omzetbelasting groot 35.002,- euro vermeld, althans doen of laten vermelden en/of
- het aangiftetijdvak januari 2004 (D/299 in zaak 4), een bedrag aan totaal terug te vragen omzetbelasting groot 36.696,- euro vermeld, althans doen of laten vermelden en/of
- het aangiftetijdvak februari 2004 (D/300 in zaak 4), een bedrag aan totaal terug te vragen omzetbelasting groot 2.145,- euro vermeld, althans doen of laten vermelden en/of
- het aangiftetijdvak september 2004 (D/288 in zaak 5), een bedrag aan totaal te betalen omzetbelasting groot 1.560,- euro vermeld, althans doen of laten vermelden,
- het aangiftetijdvak november 2004 (D/303 in zaak 5), een bedrag aan totaal terug te vragen omzetbelasting groot 11.544,- euro vermeld, althans doen of laten vermelden, terwijl die / dat bedrag(en) in werkelijkheid (telkens) hoger waren / was dan op die aangifte(n) voornoemd waren / was vermeld, althans (telkens) op die / dat aangiftebiljet(ten) omzetbelasting voornoemd een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juni 2005 tot en met 31 augustus 2005 in de gemeente(n) Eijsden en/of Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met [naam bedrijf 2]en/of [naam bedrijf 1] en/of met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de omzetbelasting over het aangiftetijdvak juni 2005 ten name van de Fiscale eenheid [naam bedrijf 2]en [naam bedrijf 1] onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met [naam bedrijf 2]en/of [naam bedrijf 1] en/of met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Maastricht ingeleverde aangifte omzetbelasting over
- het aangiftetijdvak juni 2005 (D/666 in zaak 8), een bedrag aan totaal terug te vragen omzetbelasting groot 24.138,- euro vermeld, althans doen of laten vermelden, terwijl dat bedrag in werkelijkheid hoger was dan op die aangifte voornoemd was vermeld, althans op die aangifte omzetbelasting voornoemd een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand oktober 2002 tot en met de maand november 2004, althans in of omstreeks de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 in de gemeente(n) Eijsden en/of Susteren, althans in Nederland en/of in Belgie,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
* een factuur (D/157 in zaak 1), volgens factuuropdruk afkomstig van [H.E. BV], gericht aan [naam bedrijf 1] en/of
* drie, althans een of meer factu(u)r(en) (D/197, 199 en 202 in zaak 3), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [S.], gericht aan [naam bedrijf 1] en/of
* zeven, althans een of meer factu(u)r(en) (D/231, 233, 235, 238, 240, 242 en 243 in zaak 4), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [R. B.V.], gericht aan [naam bedrijf 1] en/of
* twee, althans een of meer factu(u)r(en) (D/288 en 368 in zaak 5), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [H.H. B.V.], gericht aan [naam bedrijf 1],
- zijnde die/dat factu(u)r(en) (telkens) (een) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft hij, verdachte toen en daar (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- in in die factu(u)r(en) vermeld dat sprake was van levering van goederen en /of verrichten van diensten tegen de op die factu(u)r(en) voornoemd vermelde prijzen / prijs, zulks terwijl de levering van goederen en /of het verrichten van diensten zoals op die factu(ur(en) vermeld en/of tegen de op die factu(u)r(en) vermelde prijzen / prijs in werkelijkheid (telkens) niet hebben / heeft plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat (samenstel van) geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand oktober 2002 tot en met de maand november 2004, althans in of omstreeks de ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 in de gemeente Eijsden, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een deel van ) de (bedrijfs)administratie van [naam bedrijf 1], - zijnde (dat deel van) die (bedrijfs)administratie (telkens) een (samenstel van) geschrift(en) die/dat bestemd waren/was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers heeft hij toen en daar (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid -zakelijk weergegeven- in (dat deel van) die (bedrijfs)admistratie opgenomen, althans doen of laten opnemen:
* een inkoopfactuur (D/157 in zaak 1), volgens factuuropdruk afkomstig van [H.E. BV], gericht aan [naam bedrijf 1] en/of
* drie, althans een of meer inkoopfactu(u)r(en) (D/197, 199 en 202 in zaak 3), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [S.], gericht aan [naam bedrijf 1] en/of
* zeven, althans een of meer inkoopfactu(u)r(en) (D/231, 233, 235, 238, 240, 242 en 243 in zaak 4), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [R. B.V.], gericht aan de [naam bedrijf 1] en/of
* twee, althans een of meer inkoopfactu(u)r(en) (D/288 en 368 in zaak 5), volgens factuuropdruk (telkens) afkomstig van [H.H. B.V.], gericht aan [naam bedrijf 1], (telkens) terzake levering van goederen en/of verrichten van diensten tegen de op die factu(ur(en) vermelde prijzen / prijs, zulks terwijl de levering van goederen en /of het verrichten van diensten zoals op die factu(ur(en) vermeld en/of tegen de op die factu(u)r(en) vermelde bedragen in werkelijkheid (telkens) niet hebben / heeft
plaatsgevonden, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat (samenstel van) geschrift(en) als
echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken.
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
parketnummer: 03/993001-06
proces-verbaal van het voorgevallene ter openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de rechtbank voornoemd van 9 april 2010 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te Geboortegegevens verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
dhr./mevr. , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de zitting aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en getekend door de rechter en de griffier.
Raadsman mr. L.E.M. Hendriks, advocaat te Maastricht.