ECLI:NL:RBMAA:2010:BM2980

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09 / 1124
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafontslag wegens plichtsverzuim van ambtenaar bij gemeente Kerkrade

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 3 mei 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar werkzaam bij de gemeente Kerkrade, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade. Eiser was sinds 1985 in dienst en bekleedde de functie van praktijkbegeleider/marktmeester. Bij besluit van 26 februari 2008 werd hem de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag opgelegd, met ingang van 1 maart 2008, wegens ernstig plichtsverzuim. De rechtbank oordeelde op basis van getuigenverklaringen dat eiser zich schuldig had gemaakt aan verschillende feiten van plichtsverzuim, waaronder misbruik van toegangspasjes voor parkeergarages, het niet inleveren van tankbonnen, en het onterecht gebruik van parkeerontheffingen door zijn ex-echtgenote en partner. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het ontslag, maar de centrale bezwaarschriften- en klachtencommissie adviseerde het bezwaar gedeeltelijk ongegrond te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de aan eiser opgelegde straf van ongevraagd ontslag niet onevenredig was, gezien zijn voorbeeldfunctie en eerdere disciplinaire straffen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 1124
Uitspraak
in het geding tussen
[eiser],
wonend te Kerkrade, eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 2 juni 2009
Kenmerk: MP/TL 09u0009805
1. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 25 maart 2010. Ter zitting is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door J.J.C. Delahaye, advocaat te Maastricht en heeft verweerder zich doen vertegenwoordigen door H.A. Martens, werkzaam bij de gemeente Kerkrade.
2. Overwegingen
Eiser is sedert 1985 werkzaam bij de gemeente Kerkrade, laatstelijk in de functie van praktijkbegeleider/marktmeester.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft verweerder eiser de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag opgelegd met ingang van 1 maart 2008, waarbij is bepaald dat deze straf onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd. Blijkens dit besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
- eiser heeft gebruik gemaakt van de toegangspasjes voor parkeergarages, dan wel anderen daarvan gebruik laten maken, in strijd met de doeleinden waarvoor deze zijn verstrekt;
- eiser heeft op 27 november 2007 bewust geprobeerd nader onderzoek naar zijn persoon te voorkomen;
- eiser heeft in strijd met de doeleinden waarvoor de parkeerontheffingen aan hem zijn verstrekt, daarvan gebruik laten maken door zijn ex-echtgenote en zijn partner. Eiser heeft bewust bewijsstukken hiervan vernietigd dan wel laten vernietigen;
- eiser heeft in strijd met de instructie meermaals verzuimd om kopieën van de tankbonnen in te leveren;
- eiser heeft in strijd met de instructie gebruik gemaakt van jerrycans bij het tanken;
- eiser heeft in strijd met de doeleinden waarvoor het werkbusje kan worden gebruikt, meermaals het werkbusje mee naar huis genomen;
- eiser heeft de schijn op zich geladen niet steeds te hebben gewerkt overeenkomstig de door hem opgegeven werktijden.
Hiertegen is door eiser bezwaar gemaakt. De centrale bezwaarschriften- en klachtencommissie (de commissie) heeft op 25 maart 2009 een hoorzitting gehouden. Op 16 april 2009 heeft de commissie geadviseerd het bezwaar van eiser gegrond te verklaren voor wat betreft het gebruik van het werkbusje door eiser alsmede het werken in afwijking van de tijdregistratie en het bezwaar van eiser voor het overige ongegrond te verklaren.
Op 19 mei 2009 heeft het hoofd van de afdeling P&O nog een “contra-advies” uitgebracht, waarin hij adviseert conform het advies van de commissie te besluiten met dien verstande dat het verwijt inzake het mee naar huis nemen van het werkbusje overeind blijft en onder aanvulling van de formulering van het verwijt van het (laten) vernietigen van bewijsstukken, in die zin dat onder vernietigen tevens wordt verstaan het achterhouden van de foto’s. Vervolgens heeft verweerder het thans bestreden besluit genomen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, voor zover aan het primaire besluit het werken in afwijking van de tijdsregistratie ten grondslag is gelegd. Verweerder heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd, met dien verstande dat de onder 2. vermelde gedraging vervalt als -bij het besluit te betrekken, althans daaraan ten grondslag te legen- plichtsverzuim alsmede met dien verstande dat de formulering van het verwijt van het (laten) vernietigen van bewijsstukken wordt aangevuld, in die zin dat onder vernietigen tevens wordt verstaan het achterhouden van foto’s.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld -kort weergegeven- dat eiser misbruik heeft gemaakt van de voor de dienst verstrekte toegangspasjes voor parkeergarages. Voorts heeft eiser misbruik gemaakt van voor de dienst verstrekte parkeerontheffingen. Eiser heeft ook in strijd met de instructie verzuimd om kopieën van de tankbonnen in te leveren alsmede hierop het kenteken van het voertuig te vermelden. Eiser heeft bovendien in strijd met de instructies gebruik gemaakt van jerrycans en daarmee de schijn op zich geladen dat deze gebruikt werden voor privédoeleinden. Ten slotte verwijt verweerder eiser dat hij met de werkbus meermaals privé van en naar zijn werk reisde.
Verweerder heeft voormelde gedragingen van eiser aangemerkt als ernstig plichtsverzuim.
Aangezien eiser een voorbeeldfunctie heeft en hij door zijn handelwijze een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de integriteit, het aanzien en de betrouwbaarheid van de gemeente, staat de aan eiser opgelegde straf alleszins in verhouding tot de hem verweten gedragingen.
Eiser heeft in beroep aangevoerd -kort samengevat- dat iedere medewerker vrij over de toegangspasjes voor de parkeergarages kon beschikken en dat verweerder heeft verzuimd duidelijke werkprotocollen op stellen. Eiser ontkent dat hij misbruik heeft gemaakt van de parkeerontheffingen. Hij heeft een ontheffing voor twee voertuigen. Dat zijn ex-partner en zijn huidige partner ten onrechte gebruik hebben gemaakt van een ontheffing valt hem niet te verwijten. Met betrekking tot de tankbonnen is eiser nooit gezegd dat hij bonnen niet zou hebben ingeleverd noch dat hij deze niet zou hebben ondertekend. Eiser heeft gebruik gemaakt van jerrycans, zodat hij alle scooters die teruggebracht werden in de garage van de gemeente kan aftanken. Deze gang van zaken met betrekking tot het vullen van jerrycans en het bijtanken van scooters is al jarenlang vaste handelwijze. Nergens uit blijkt dat eiser jerrycans voor privé doeleinden zou hebben gebruikt.
Ten aanzien van het werkbusje voert eiser aan dat er zowel voorheen als thans toestemming is, althans dat verweerder gedoogt, dat de dienstbusjes mee naar huis worden genomen. Dat is ook logisch, omdat er ook in het weekend toezicht gehouden moest worden bij evenementen, markten e.d.. Ten slotte stelt eiser dat het opgelegde ontslag in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank dient te beoordelen of verweerder eiser terecht de disciplinaire straf van ongevraagd ontslag heeft opgelegd. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 8:13 van het CAR/UWO kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
Ingevolge artikel 15:1b van het CAR/UWO is het de ambtenaar verboden, behoudens toestemming verleend door of namens het college in bijzondere gevallen, ten eigen bate aan de gemeente toebehorende eigendommen te gebruiken.
Ingevolge artikel 16:1:1 van het CAR/UWO kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft.
Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (vgl. de uitspraak van 14 oktober 1999, LJN AA4696 en TAR 1999, 155) geldt voor het bewijs van plichtsverzuim dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt.
1. de toegangspasjes.
Verweerder stelt dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn toegangspasjes (in ieder geval de pasjes met de nummers 0141 en 0209) voor de parkeergarages Wijngracht en Orlando.
Voorts zou eiser [naam 1], werkzaam bij de gemeente Kerkrade, een pasje hebben bezorgd zonder dat hij daartoe gerechtigd was.
De rechtbank is van oordeel dat voormelde pasjes in het bezit waren van eiser, aangezien hij deze pasjes op 9 januari 2008 heeft teruggegeven aan medewerkers van verweerder.
Uit registratie van de toegangspasjes kan worden afgeleid dat door eiser dan wel onder zijn verantwoordelijkheid buiten diensttijd soms langdurig gebruik is gemaakt van zijn pasjes voor voornoemde parkeergarages. Dat van bedoelde pasjes een duplicaat zou zijn gemaakt, zoals door eiser ter zitting is gesteld, acht de rechtbank niet aannemelijk. Dit betekent dat sprake is van misbruik door eiser van de toegangspasjes.
Met betrekking tot het pasje van [naam 1] heeft eiser blijkens het gespreksverslag van
27 november 2007 verklaard dat hij veronderstelde dat Feijen toestemming had van zijn leidinggevende voor een pasje. Hoewel hij dit moet controleren volgens de geldende procedure heeft hij dit niet gedaan.
[naam 1] heeft, blijkens het gespreksverslag van 16 oktober 2007, verklaard dat hij denkt dat eiser zijn pasje heeft geregeld.
De overige werknemers van verweerder hebben hierover geen relevante, in de gedingstukken opgenomen, verklaring afgelegd.
De rechtbank acht het op grond van het vorenstaande onvoldoende aannemelijk gemaakt dat eiser, in strijd met de bij hem bekende procedure, aan [naam 1] een pasje heeft verstrekt.
2. de parkeerontheffingen.
Verweerder stelt dat eiser misbruik heeft gemaakt van voor de dienst verstrekte ontheffingen, hij niet heeft kunnen voorkomen dat zijn ex-echtgenote en partner misbruik hebben gemaakt van de ontheffingen en dat hij heeft getracht bewijsstukken omtrent dit misbruik te (laten) vernietigen, waarbij onder vernietigen tevens wordt verstaan het achterhouden van foto’s.
Vast staat dat eiser ontheffingen heeft verzocht en verkregen voor 3 auto’s te weten een
VW Golf (op naam van zijn ex-echtgenote), een Renault Twingo (op naam van zijn partner) en een Alfa Romeo (op zijn naam).
De rechtbank acht het begrijpelijk dat eiser tegelijkertijd gebruik maakt van 2 ontheffingen voor 2 auto’s, maar is van oordeel dat deze ontheffingen zich niet permanent in de auto’s hoeven te bevinden. Door de ontheffingen niet uit de auto’s te halen accepteert eiser de mogelijkheid van gebruik en daardoor misbruik van de ontheffing door zijn partner en zijn ex-echtgenote.
Dat dit misbruik ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden leidt de rechtbank af uit de verklaring van [dhr A], assistent toezichthouder handhaving bij de gemeente Kerkrade, waaruit blijkt dat foto’s zijn gemaakt van auto’s waarin parkeerontheffingen lagen. Er zijn, volgens [dhr A], ook foto’s gemaakt van de auto’s van de ex-echtgenote van eiser en zijn huidige partner.
De rechtbank is op grond van de verklaringen van [dhr A] voornoemd, [dhr B] en
[dhr C], beiden eveneens assistent toezichthouder handhaving, van oordeel dat eiser opdracht heeft gegeven tot het maken van de foto’s van auto’s met parkeerontheffingen.
[dhr C] verklaart bijvoorbeeld zeker te weten dat de opdracht om foto’s te maken door eiser is gegeven.
De rechtbank leidt bovendien uit de verklaring van [dhr D], controleur/boa bij de gemeente Kerkrade, waarin hij verklaart dat hij bekend is met het feit dat met de foto’s niets werd gedaan, af, dat eiser de foto’s vervolgens voor verweerder heeft achtergehouden.
3. tanken + jerrycans.
Verweerder stelt dat eiser in strijd met de instructie heeft verzuimd om kopieën van de tankbonnen in te leveren alsmede om hierop het kenteken van het voertuig en zijn handtekening te vermelden. Voorts heeft eiser in strijd met de instructies gebruik gemaakt van jerrycans.
Volgens de gangbare procedure dienen de bestuurders van de scooters zelf aan het einde van de dienst te tanken met de beschikbare tankpasjes bij tankstations waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten. Eiser is uit hoofde van zijn functie als praktijkbegeleider op de hoogte van voormelde procedure, aldus verweerder.
Op grond van de verklaringen van medewerkers van de gemeente Kerkrade (bijvoorbeeld van [dhr D], controleur/boa, [dhr E], toezichthouder handhaving, en [dhr F], stadswacht) is de rechtbank van oordeel dat eiser op de hoogte was van de procedure/instructie met betrekking tot het tanken van de scooters.
Voorts blijkt uit voormelde verklaringen (met name die van [dhr G], medewerker openbare ruimte) dat eiser in strijd met deze procedure/instructie heeft verzuimd om alle tankbonnen, deugdelijk ingevuld, in te leveren.
[dhr G], die een administratie in de vorm van een klapper heeft van de tankbonnen, heeft hierover verklaard dat zich in zijn klapper, met uitzondering van 4 data, geen tankbonnen van eiser bevinden.
Ten slotte moet worden vastgesteld dat eiser ook in strijd met de procedure/instructie gebruik heeft gemaakt van jerrycans, waarin door eiser ook super 98 benzine werd getankt.
In dit verband overweegt de rechtbank, op grond van de afgelegde verklaringen (bijvoorbeeld van [dhr D] voornoemd) van de medewerkers, dat het ervoor moet worden gehouden dat de jerrrycans werden gebruikt in de periode voorafgaande aan het gebruik van de tankpasjes door de medewerkers en daarna niet meer.
Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat eiser in strijd met de instructies niet alle tankbonnen heeft ingeleverd en ten onrechte gebruik heeft gemaakt van jerrycans voor het tanken van benzine.
4. het werkbusje.
Vast staat dat eiser de werkbus in bepaalde situaties mee naar huis nam. De commissie stelt in zijn advies dat dit kennelijk was geoorloofd c.q. in ieder geval werd gedoogd.
In het “contra advies” stelt het hoofd van de afdeling P&O dat eiser geen toestemming had van zijn leidinggevenden en dat hij de werkbus dus niet mee naar huis mocht nemen. Deze stelling heeft verweerder in het bestreden besluit overgenomen.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder, desgevraagd, erkend dat bij uitzondering, zoals kermissen, de werkbus toch mee naar huis genomen mag worden.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat verweerder dit punt onvoldoende heeft onderzocht en derhalve onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij afwijkt van het advies van de commissie (7:13 Awb).
Op grond van de overwegingen onder 2. en 3. is de rechtbank van oordeel dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Gesteld noch gebleken is dat eiser hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat verweerder bevoegd was eiser een disciplinaire straf op te leggen. Met betrekking tot de evenredigheid tussen eisers plichtsverzuim en de aan hem opgelegde disciplinaire straf overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat eiser met name in zijn functie als praktijkbegeleider in het cluster Handhaving een voorbeeldfunctie heeft. De rechtbank is van oordeel dat eiser door zijn handelwijze het aanzien van de gemeente ernstig heeft geschaad. Aangezien eiser ook geen onberispelijk arbeidsverleden heeft, eiser is in het verleden immers ook disciplinair gestraft wegens verduistering, is de rechtbank van oordeel dat de aan eiser opgelegde straf van ongevraagd ontslag niet onevenredig is.
Het beroep is ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door P.J.M. Bruijnzeels, voorzitter, T.E.A. Willemsen en M. Hillen, leden, in tegenwoordigheid van E.W. Seylhouwer als griffier en in het openbaar uitgesproken op
3 mei 2010.
w.g. E. Seylhouwer w.g. P.J.M. Bruijnzeels
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 3 mei 2010
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.