ECLI:NL:RBMAA:2010:BL9835
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.H.M. Kuster
- I. Dautzenberg
- J.M.E. Kessels
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zedenzaken met onvoldoende bewijs en betrouwbaarheid van verklaringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van drie zedendelicten met betrekking tot twee minderjarige meisjes. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat de verklaringen van de slachtoffers onvoldoende betrouwbaar werden geacht. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de meisjes, die beide onder de twaalf jaar oud waren, niet op eigen initiatief waren gedaan, maar voortkwamen uit gesprekken met volwassenen. Dit leidde tot twijfels over de waarheidsgetrouwe aard van hun verklaringen.
De officier van justitie had betoogd dat de verklaringen van de slachtoffers geloofwaardig waren, ondersteund door medische rapporten en gedragsveranderingen bij de meisjes. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende steunbewijs was voor de verklaringen, en dat de medische bevindingen niet eenduidig bewijs voor seksueel misbruik opleverden. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak slechts de verklaringen van het slachtoffer als bewijs beschikbaar zijn, en dat deze verklaringen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank heeft ook de rol van getuigen in overweging genomen, maar vond dat hun verklaringen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen. De uiteindelijke beslissing was dat de verdachte van alle feiten werd vrijgesproken, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs en de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen in zedenzaken.