ECLI:NL:RBMAA:2010:BL8133

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
358213 CV EXPL 09-5622
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde energie- of stroomkosten door gemeente Sittard-Geleen

In deze zaak vorderde de gemeente Sittard-Geleen betaling van onbetaalde energie- of stroomkosten door een standplaatshouder op de zaterdagmarkt in Geleen. De vordering betrof een bedrag van € 41,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De gemeente stelde dat de gedaagde partij, die in persoon procedeerde, in verzuim was geraakt door het niet betalen van de factuur die op 16 januari 2009 was verzonden. De gedaagde had de factuur onbetaald gelaten en stelde dat er een betalingsregeling was getroffen met de deurwaarder, maar de gemeente betwistte dit en stelde dat de regeling enkel betrekking had op marktgelden en niet op de stroomkosten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onvoldoende had onderbouwd dat de stroomkosten deel uitmaakten van de betalingsregeling en dat de vordering van de gemeente terecht was. De rechtbank wees de vordering toe en veroordeelde de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief wettelijke rente vanaf 5 mei 2009. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op € 211,82 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknummer: 358213 CV EXPL 09-5622
vonnis van 24 februari 2010
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE SITTARD-GELEEN,
met zetel te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
verder ook te noemen: Sittard-Geleen,
eisende partij,
gemachtigde: J.A.P.M. Kerckhoffs, deurwaarder te Sittard
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats],
verder ook te noemen: [gedaagde],
gedaagde partij,
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Sittard-Geleen heeft bij dagvaarding van 24 november 2009 een vordering ingesteld tegen [gedaagde] en heeft zich daarvoor tevens beroepen op vier bij het exploot van dagvaarding meebetekende ‘bijlagen’ in fotokopievorm.
[gedaagde] heeft op papier van “[bedrijf]” en bij niet-ondertekende brief geantwoord onder bijvoeging van één productie (fotokopie brief van de gemeente).
[gedaagde] heeft het processtuk als ‘conclusie van dupliek’ ingediend, doch overeenkomstig de gangbare terminologie zal het als conclusie van antwoord aangemerkt worden.
Sittard-Geleen heeft vervolgens voor repliek geconcludeerd en heeft het nodig geoordeeld als productie harerzijds nogmaals dezelfde brief in te brengen die [gedaagde] reeds had overgelegd.
[gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van de uitdrukkelijk geboden mogelijkheid om te dupliceren en heeft ook geen uitstel verzocht voor een mondelinge of schriftelijke reactie.
Hierna is uitspraak bepaald.
MOTIVERING
a. het geschil
Sittard-Geleen vordert de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van € 72,38, vermeerderd met de wettelijke rente over een hoofdsom van € 41,00 vanaf 24 november 2009 tot de datum van algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde] in de kosten van het noodzakelijk geworden geding.
Sittard-Geleen beroept zich voor deze vordering(en) op de navolgende grondslag(en).
[gedaagde] heeft over het jaar 2008 ten behoeve van een standplaats op de zaterdagmarkt te Geleen van de gemeente stroom afgenomen en de kosten daarvan zijn op 16 januari 2009 aan hem gefactureerd. [gedaagde] heeft de factuur onbetaald gelaten. Sittard-Geleen is van oordeel dat de vordering ten belope van € 41,00 (inclusief btw) in hoofdsom opeisbaar is en dat [gedaagde] door ‘aanmaning’ d.d. 21 april 2009 in verzuim is geraakt. De gemeente berekent de tot de datum van dagvaarding vervallen wettelijke rente op een bedrag van € 1,54 en is van oordeel dat [gedaagde] daarenboven een bedrag van € 27,00 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten inclusief btw (namelijk € 22,69 plus € 4,31)verschuldigd is.
In voortgezet debat heeft zij het hiertegen ingebrachte verweer van [gedaagde] gemotiveerd weersproken door te benadrukken dat een door [gedaagde] getroffen betalingsregeling op een andere vordering betrekking heeft, namelijk op de door het team belastingen van de gemeente in te vorderen marktgelden voor de standplaats als zodanig. Het gaat in deze procedure om een daarvan te onderscheiden privaatrechtelijke vordering wegens stroomkosten over het jaar 2008.
[gedaagde] heeft zich - als gezegd - in slechts één procesronde tegen de vordering verweerd. Hij heeft de uitdrukkelijk geboden gelegenheid tot dupliceren aan zich voorbij laten gaan.
In zijn antwoord heeft hij zich op het standpunt gesteld dat hij op de datum van de zogeheten ‘Sint-Joepmarkt’, 19 maart 2009, met de voor de gemeente optredende deurwaarder ‘aan de kraam’ een regeling heeft getroffen voor een in 2008 ontstane achterstand in de betaling van zowel marktgelden als ‘aan de markt gerelateerde’ kosten. Tot die laatste kosten rekent [gedaagde] kennelijk de in de huidige procedure centraal staande kosten van stroomverbruik. In dit verband heeft [gedaagde] verwezen naar een (kopie van een) aan hem gerichte brief van Sittard-Geleen met dagtekening 19 mei 2009, waarin de bewuste regeling is bevestigd.
b. de feiten en omstandigheden
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
- [gedaagde] heeft gedurende het jaar 2008 standplaats gehad op de markt in Geleen, waarvoor hij aan Sittard-Geleen marktgelden verschuldigd is, die geheven worden door het team belastingen van de gemeente.
- [gedaagde] heeft ter zake van deze marktgelden een betalingsachterstand doen ontstaan, waarvoor hij met de ambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen een regeling tot voldoening in termijnen heeft getroffen, die vervat is in een aan zijn huisadres gestuurde brief van 19 mei 2009 (nummer: 22906382).
- Bij factuur d.d. 16 januari 2009 heeft Sittard-Geleen voor stroomverbruik zaterdagmarkt Geleen 2008 aan [gedaagde] een bedrag van € 41,00 inclusief btw in rekening gebracht, met het verzoek die rekening binnen 30 dagen te voldoen.
- Omdat betaling uitbleef, heeft de afdeling ‘Financiële en Juridische Bedrijfsvoering’ van Sittard-Geleen [gedaagde] bij brief van 21april 2009 in gebreke gesteld en gesommeerd om voor 5 mei 2009 alsnog te betalen (meer dan ‘aanmaning’dus).
- Vervolgens is de zaak ter invordering uit handen gegeven aan de huidige gemachtigde van de gemeente.
c. de beoordeling
[gedaagde] heeft op weinig overtuigende wijze de indruk willen wekken dat de onderhavige stroomkostenkwestie deel uitmaakte van een met de gemeentelijke deurwaarder en/of de dienst belast met de invordering van gemeentelijke belastingen getroffen betalingsregeling. Op de gemotiveerde tegenwerping van Sittard-Geleen bij repliek dat er een verschil bestaat tussen publiekrechtelijke marktgelden en de onderhavige privaatrechtelijke doorvertaling van ten behoeve van de standplaats op de markt gemaakte kosten van stroomverbruik, heeft [gedaagde] om hem moverende redenen niet meer gereageerd. Toch had dit alleszins voor de hand gelegen, als hij althans het in eerste aanleg gevoerde verweer wenste te handhaven. Dezelfde brief immers waarop [gedaagde] zich beroept als hij suggereert dat de in 2009 getroffen betalingsregeling alomvattend was, althans mede betrekking had op ‘marktgerelateerde’ kosten van stroomverbruik, vormt voor de gemeente het argument om het tegendeel vol te houden: de regeling betrof uitdrukkelijk slechts het publiekrechtelijke domein (marktgeld).
Mede omdat in de brief van 19 mei 2009 de stroomkosten en de factuur van 16 januari 2009 onvermeld zijn gebleven en omdat de op die factuur vermelde factuur- en dossiernummers in het geheel niet sporen met het briefnummer of het regelingsnummer dat de ambtenaar belast met invordering van gemeentelijk belastingen ([medewerkster]) in de bevestiging van de getroffen betalingsregeling noemt, moet de redenering van Sittard-Geleen en niet die van [gedaagde] voor juist worden gehouden: de aan de orde zijnde privaatrechtelijke claim heeft niets uitstaande met het door [gedaagde] voor het achterstallige marktgeld verkregen betalingsuitstel.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat niets aan de opeisbaarheid van de gevorderde en naar het beloop en de samenstelling (€ 41,00 inclusief btw) onbetwist gebleven hoofdsom in de weg staat, omdat [gedaagde] ook niet de stelling van Sittard-Geleen heeft betwist dat hij door de sommatie (abusievelijk als ‘aanmaning’ aangeduid) van 21 april 2009 in verzuim geraakte.
Daarmee kan tot uitgangspunt worden genomen dat [gedaagde] naast de toewijsbare hoofdsom wettelijke rente verschuldigd is geworden vanaf 5 mei 2009, de datum waartegen hij in gebreke was gesteld. Omdat onduidelijk is vanaf welke datum Sittard-Geleen rente in rekening heeft gebracht, zal deze thans worden toegewezen vanaf de bewuste datum en wordt niet zonder meer de post vervallen rente ad € 1,54 uit het exploot overgenomen.
Een extra argument om niet blind te varen op de inhoud van het exploot en het petitum is gelegen in de onnavolgbare rekensom van (de gemachtigde van) Sittard-Geleen, die de uitkomst van een optelling van bedragen van € 41,00, € 1,54, € 22,69 en € 4,31 meent te moeten stellen op € 72,38.
Wegens gebrekkige, althans onvoldoende onderbouwing bij exploot en het zelfs volledig ontbreken van enige argumentatie ter zake in de repliek, komt de post buitengerechtelijke kosten niet voor toewijzing in aanmerking. Sittard-Geleen, althans haar gemachtigde, heeft in het exploot van dagvaarding volstaan met een grotendeels in abstracte bewoordingen geformuleerde ‘verantwoording’ van beweerdelijk buiten rechte verrichte werkzaamheden en daarmee gemoeide kosten (‘inkassokosten’). De enige concrete details die, al dan niet rechtstreeks in verband met dit onderdeel van de vordering benoemd zijn, vormen de ‘aanmaning’ van 21 april 2009 (in relatie tot het doen intreden van verzuim) en een ‘sommatiebrief’ van 16 juli 2009 (in direct verband met de globale, niet aan enige datum of concrete handeling opgehangen opsomming van ‘inspanningen’ buiten rechte). Een wel met het exploot meebetekende ‘bijlage 4’ontbeert iedere concrete toelichting en is ook overigens niet in de tekst van het exploot verwerkt. Bijgevolg kan niet of onvoldoende worden vastgesteld dat werkzaamheden zijn verricht en daarop betrekking hebbende kosten zijn gemaakt die onder het bereik van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c. BW voor afzonderlijke vergoeding als vermogensschade in aanmerking dienen te komen. Noch de redelijke noodzaak noch de redelijke omvang is aldus toetsbaar. De uiteenzetting van Sittard-Geleen duidt in deze vorm slechts (indicatief) op verrichtingen en/of kosten die onder het bereik van de artikelen 237 tot en met 240 Rv. gericht waren op voorbereiding van gedingstukken en instructie van de zaak en die aldus slechts bij de toedeling van de proceskosten betrokken dienen te worden (zie hierna).
[gedaagde] zal - in weerwil van de afwijzing van een deelvordering en correctie van een foutieve berekening - als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moeten worden verwezen. In ieder geval pleit daarvoor dat [gedaagde] door zijn opstelling een gerechtelijke procedure noodzakelijk, althans opportuun heeft gemaakt. De proceskosten worden aan de zijde van Sittard-Geleen bepaald op een bedrag van in totaal € 211,82 .
BESLISSING
Veroordeelt [gedaagde] om aan Sittard-Geleen tegen bewijs van kwijting te voldoen de somma van € 41,00 met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2009 tot de datum van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Sittard-Geleen tot de datum van dit vonnis begroot op € 211,82 waarin begrepen een bedrag van € 60,= aan salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht,
en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.