ECLI:NL:RBMAA:2010:BL7674

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
355862 CV EXPL 09-4704
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling achterstallige huurpenningen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 10 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen BDM Vastgoed BV en meerdere gedaagden over een huurovereenkomst met betrekking tot een tankstation. BDM vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige huurpenningen. De gedaagden betwistten de vordering en voerden aan dat er sprake was van verrekening op basis van een afspraak uit 2008. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand vaststond en dat de gedaagden niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun verweer van verrekening. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van de achterstallige huur en de ontbinding van de huurovereenkomst werd uitgesproken. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De kantonrechter veroordeelde de gedaagden tot betaling van de achterstallige huurpenningen, wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
locatie Sittard-Geleen
vonnis d.d. 10 maart 2010
zaak/rolnr.: 355862 CV EXPL 09-4704
typ.: AP
De kantonrechter van de locatie Sittard-Geleen heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de besloten vennootschap BDM VASTGOED BV,
wonende te Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.M. Köhne
tegen
1. de vennootschap onder firma [gedaagde sub 1]
Gevestigd en kantoorhoudende [woonplaats], tevens zaakdoende te [woonplaats],
alsmede haar vennoten:
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: mr. Th.J.J. Dierichs.
Partijen worden hierna genoemd: BDM en (gedaagden gezamenlijk:) [gedaagden], danwel (gedaagden afzonderlijk:) de vof, [gedaagden].
1. Het verloop van de procedure
Er wordt recht gedaan op de volgende stukken:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens akte wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek.
Daarna heeft de kantonrechter vonnis bepaald en de uitspraak daarvan nader bepaald op heden.
De inhoud van alle stukken geldt als hier ingelast.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gaat de kantonrechter uit van de navolgende vaststaande feiten.
2.1 BDM heeft met betrekking tot het tankstation aan de [adres] een huurovereenkomst met de besloten vennootschap [naam] (hierna de bv). Deze overeenkomst is bij vonnis van de kantonrechter bij vonnis van 24 juni 2009 ontbonden waarbij de bv is veroordeeld tot ontruiming.
2.2 Bij vonnis in kort geding van 7 oktober 2009 heeft de kantonrechter [gedaagden] veroordeeld tot ontruiming (vooruitlopende op een uit te spreken ontbinding) en tot betaling van de huurachterstand per datum vonnis van EUR 46.330,49.
2.3 De vof is (mede) gehouden tot betaling van de huur met betrekking tot het gehuurde.
3. De vordering en de stellingen
3.1 BDM vordert na wijziging van eis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ontbonden te verklaren danwel deze te ontbinden;
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van EUR 50.575,08 aan achterstallige huurpenningen tot en met oktober 2009, vermeerderd met de contractuele rente van EUR 300,00 per maand of gedeelte van een maand over iedere achterstallige huurtermijn vanaf de vervaldata van die termijnen tot aan de dag der voldoening zijnde op 13 januari 2010 begroot op EUR 29.700,00;
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de rente over de te laat betaalde huurtermijnen over de maanden mei 2008 tot en met oktober 2008, bedragende EUR 2.400,00;
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van EUR 12.673,45 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met BTW, vermeerderd met de contractuele rente van EUR 300,00 per maand;
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis deze zijn voldaan.
3.2 Voor de stellingen en onderbouwing daarvan verwijst de rechter naar de processtukken.
3.3 [gedaagden] betwist de stellingen en vorderingen van BDM en concludeert tot afwijzing van het gevorderde. Voor de weren en onderbouwing daarvan verwijst de rechter naar de processtukken.
4. De beoordeling
4.1 Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of er sprake is van een huurachterstand. In dit verband beroept [gedaagden] zich op het vervallen zijn van de huurachterstand door verrekening. Deze verrekening zou voortvloeien uit een afspraak van 12 februari 2008, neergelegd in een schrijven van 14 februari 2008 waarop naar de stelling van [gedaagden] ook de handtekening namens BDM staat. BDM betwist het bestaan van de afspraak en tevens de juistheid van de handtekening.
4.2 Er is gezien het vorenstaande sprake van de situatie als bedoeld in artikel 159, tweede lid Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De door [gedaagden] in geding gebrachte onderhandse akte levert geen bewijs op zolang niet bewezen is dat de ondertekening van de heer Dil namens BDM afkomstig is. De bewijslast daarvan rust op [gedaagden], welk bewijs vooralsnog niet is geleverd en evenmin op eenvoudige wijze geleverd kan worden.
Gezien het bepaalde in artikel 6:136 Burgerlijk Wetboek, is de verrekeningsvordering van [gedaagden] daarmee tenminste in processueel opzicht niet liquide zodat aan het verweer van verrekening voorbij gegaan dient te worden.
4.3 Daarmee staat de huurachterstand vast, nu deze overigens onweersproken is. Er is sprake van een ernstige en langdurige huurachterstand welke een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagden] oplevert. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst. Voorzover [gedaagden] heeft beoogd te stellen dat de tekortkoming niet aan haar toegerekend kon worden nu “betaling onmogelijk is gemaakt door de curator” van de bv kan de kantonrechter dit overigens niet onderbouwde betoog niet volgen. Betalingsplicht rustte (mede) op de vof. In de rechtsverhouding tussen de vof en BDM regardeert zonder nadere onderbouwing of gebleken bijzondere omstandigheden het faillissement van een andere (rechts)persoon niet.
4.4 Gelet op artikel 7:231 BW zal de kantonrechter de ontbinding uitspreken. Voorts zal de kantonrechter op grond van het vorenstaande de betaling van de huurachterstand toewijzen. BDM heeft weliswaar gesteld dat er contractuele rente van EUR 300,00 per maand overeen zou zijn gekomen doch heeft dit geenszins onderbouwd, hoewel dit door overlegging van het contract waar deze afspraak uit volgt op haar weg had gelegen. De kantonrechter stelt daarbij vast dat de bij dagvaarding aangekondigde akte overlegging producties zich niet bij de processtukken bevind.
Dit deel van het gevorderde is derhalve onvoldoende onderbouwd en de kantonrechter zal uitgaan van de wettelijke rente. Overigens is het gevorderde wat betreft ingangsdata niet betwist zodat de kantonrechter daar rekening mee zal houden bij de toewijzing.
4.5 BDM vordert voorts vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Zeker bezien in het licht van andere gerechtelijke procedures die tussen partijen zijn gevoerd is door BDM echter volstrekt onvoldoende onderbouwd dat de –overigens betwiste- kosten zijn gemaakt voor werkzaamheden die niet reeds op grond van de proceskosten in de onderhavige danwel de proces- of nakosten in verband met de andere procedures vergoed(baar) zijn of zullen worden. Dit deel van het gevorderde zal derhalve worden afgewezen.
4.6 [gedaagden] zal, als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De gevorderde nakosten zijn niet toewijsbaar voordat ze zijn gemaakt, omdat onzeker is of deze kosten in redelijkheid zullen worden gemaakt en evenmin of de hoogte ervan redelijk is indien ze worden gemaakt. De gevorderde rente of de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum van betekening van het vonnis.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1 ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met ingang van heden;
5.2 veroordeelt de vof, [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van EUR 50.575,08 aan achterstallige huurpenningen tot en met oktober 2009, vermeerderd met de wettelijke rente over iedere achterstallige huurtermijn vanaf de vervaldatum van die termijn;
5.3 veroordeelt de vof, [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente over de te laat betaalde huurtermijnen over de maanden mei 2008 tot en met oktober 2008;
5.4 veroordeelt de vof, [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten aan de zijde van BDM, tot op heden begroot op EUR 1.511,83 waarvan EUR 1.200,00 aan salaris gemachtigde;
5.5 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6 wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting, in tegenwoordigheid van de griffier.