RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 09 / 587
[eiseres] ,
gevestigd te Heerlen, eiseres,
de heffingsambtenaar van Parkstad Limburg,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 27 maart 2009
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het in de aanhef van deze uitspraak vermelde besluit.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden en heeft tevens een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 2 december 2009 ter zitting gevoegd behandeld met het beroep met registratienummer AWB 09/586. Ter zitting is eiseres vertegenwoordigd door J.J.M. Persoon en J.H.P. Hardy, advocaat te Maastricht, en heeft verweerder zich laten vertegenwoordigen door M.G.G. Hilkens, werkzaam bij Parkstad Limburg, en V.G.J. van Proemeren, werkzaam bij de gemeente Voerendaal.
In onderhavige zaak en de zaak met registratienummer ABW 09/586 wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Bij brief van 3 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voerendaal (hierna: het college) aan eiseres verzocht in verband met het doorlopen van een vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) binnen twee weken na verzending van de brief een bedrag aan leges van € 1.340,50 te betalen.
Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het verzoek tot betaling van voornoemd bedrag aan leges gehandhaafd.
Eiseres kan zich daarmee niet verenigen. Eiseres betwijfelt of de brief van 3 april 2008 als een aanslag leges kan worden beschouwd nu daarin sprake is van een verzoek om betaling van leges. Voorts heeft zij, voor het geval wel sprake is van een aanslag leges, aangevoerd dat niet het college maar verweerder bevoegd was om de aanslag op te leggen. Eiseres is van mening dat de aanslag leges ten onrechte is opgelegd omdat eiseres van mening is dat zij geen aanvraag tot het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO heeft ingediend. Eiseres was en is van mening dat de wijnbouwactiviteiten op het perceel Bergseweg 87 te Voerendaal in verband waarmee de vrijstellingsprocedure is gevolgd niet in strijd zijn met het bestemmingsplan en dat voor deze activiteiten daarom geen vrijstelling van het bestemmingsplan nodig is.
De rechtbank is van oordeel dat de brief van 3 april 2008 kan worden aangemerkt als een besluit waarbij een aanslag leges is opgelegd.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat niet het college maar verweerder bevoegd was de aanslag op te leggen, overweegt de rechtbank dat dit standpunt van eiseres juist is. Nu niet het college maar verweerder bevoegd was tot het opleggen van een aanslag leges, heeft verweerder echter wel terecht op het bezwaar beslist. Uit het bestreden besluit volgt dat verweerder de aanslag leges bij dat besluit voor zijn rekening heeft genomen. Het aan de aanslag leges van 3 april 2008 klevende bevoegdheidsgebrek is daarmee hersteld. Verweerder dient daarom thans te worden beschouwd als degene die de aanslag leges heeft opgelegd.
Ten aanzien van de vraag of deze aanslag terecht en op goede gronden is opgelegd overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2008 (hierna: de Verordening) van de gemeente Voerendaal worden onder de naam "leges" rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in de Verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Verweerders standpunt houdt in dat eiseres weliswaar niet expliciet om vrijstelling heeft verzocht, maar dat de wijnbouwactiviteiten niet binnen het bestemmingsplan passen en dus aanleiding zouden kunnen geven tot handhavend optreden, dat eiseres een vrijstelling dus op prijs stelt en dat eiseres dus wel impliciet om een vrijstelling heeft verzocht. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat niet kan worden gezegd dat zij een aanvraag tot het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft ingediend. Uit de gedingstukken komt onmiskenbaar naar voren dat eiseres consequent aan het college te kennen heeft gegeven dat zij van mening was dat de activiteiten wel binnen het bestemmingsplan passen en dat zij een vrijstelling van het bestemmingsplan daarom niet nodig acht. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat in dit geval niet kan worden gezegd dat het voeren van een vrijstellingsprocedure een door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte dienst als bedoeld in artikel 2 van de Verordening is. Verweerder heeft dit volledig miskend.
De aanslag leges is gelet op het vorenstaande ten onrechte opgelegd, zodat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het beroep is gegrond.
De rechtbank zal zelf recht doen in de zaak en de aanslag leges herroepen.
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
De proceskosten wegens verleende rechtsbijstand worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-. Het onderhavige beroep en het beroep met registratienummer AWB 09/586 zijn samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en moeten daarom voor de vaststelling van de kosten van rechtsbijstand als één zaak worden beschouwd. In deze uitspraak wijst de rechtbank ten laste van verweerder aan eiseres een bedrag van € 322,- toe.
Niet gebleken is van overige voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.
Op grond van het vorenstaande, alsmede op grond van artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt als volgt beslist.
-verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
-herroept de aanslag leges van 3 april 2008 ten bedrage van € 1.340,50 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
-bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,- vergoedt;
-veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure tot een bedrag van € 322,-, te vergoeden aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door A.M. Schutte, als rechter, in tegenwoordigheid van A.G.P.M. Zweipfenning, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2010.
w.g. A. Zweipfenning w.g. A.M. Schutte
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ te ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1.bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd,
2.het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a.de naam en het adres van de indiener;
b.een dagtekening
c.een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
de gronden van het hoger beroep.