ECLI:NL:RBMAA:2010:BL4278
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst na ontslagvergunning UWV afgewezen
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 5 februari 2010 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de verzoeker, die in dienst was bij de verweerder. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.P. Mannens, had een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst te ontbinden na het verkrijgen van een ontslagvergunning van het UWV Werkbedrijf. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. I. Swennen, had de arbeidsovereenkomst opgezegd op basis van bedrijfseconomische redenen, met een opzegdatum van 12 maart 2010. De verzoeker stelde dat er sprake was van gewichtige redenen voor ontbinding, onder andere vanwege lichamelijke klachten en de wens om met vervroegd pensioen te gaan.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die rechtvaardigen dat de arbeidsovereenkomst eerder dan de opzegdatum zou moeten eindigen. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de verweerder niet in strijd was met de wet en dat de verzoeker niet kon aantonen dat er sprake was van een zodanige verandering in de omstandigheden die ontbinding rechtvaardigde. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin werd gesteld dat de arbeidsovereenkomst kan worden ontbonden, maar dat dit alleen kan als er voldoende grond is voor een eerdere beëindiging dan de opzegdatum.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de verzoeker afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van gewichtige redenen voor ontbinding van een arbeidsovereenkomst, vooral in situaties waarin de arbeidsovereenkomst al is opgezegd.