ECLI:NL:RBMAA:2010:BL2415

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
5 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-006289-91
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling en beoordeling van voorwaardelijke beëindiging van verpleging

Op 5 februari 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de zaak van [verdachte], die momenteel verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar toegewezen. De rechtbank heeft daarbij de zaak aangehouden voor een nader te bepalen terechtzitting, waarbij de officier van justitie is verzocht om onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging behandeld in raadkamer op 22 januari 2010, waarbij deskundigen zijn gehoord en de standpunten van de verdachte en haar raadsman zijn besproken. De officier van justitie heeft op basis van een advies van het Forensisch Psychiatrisch Centrum en de verklaring van de deskundige gevorderd dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd en de verpleging voorwaardelijk wordt beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft en dat er risico's zijn verbonden aan een onmiddellijke beëindiging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling eist. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor maximaal drie maanden om meer informatie te verkrijgen over de voorwaarden voor terugkeer in de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/006289-91
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 5 februari 2010
op de vordering inzake de terbeschikkingstelling van
[verdachte],
geboren [1974],
thans verpleegd wordend in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte te Rekken,
hierna te noemen: [verdachte].
1. De stukken
De rechtbank heeft gezien:
- de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Maastricht van 22 december 2009, op dezelfde datum ingekomen ter griffie, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] met een jaar en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege,
- het met redenen omklede advies van 25 november 2009 van Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte, ondertekend door drs. R. Panjer (hoofd behandeling), drs. H.J. de Boer (psychiater) en D.H.J. van Buren (directeur ad interim/hoofd van de inrichting ad interim), betreffende de verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van [verdachte] met een jaar en de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege,
- een afschrift van de wettelijke aantekeningen over de periode van november 2008 tot en met oktober 2009 omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [verdachte],
- het arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 15 oktober 1991 met het parketnummer 20.[xxx], waarbij de maatregel van terbeschikkingstelling is opgelegd,
- de overige stukken uit het dossier.
2. De procesgang
De rechtbank heeft de vordering tot verlenging behandeld in raadkamer van 22 januari 2010. Bij deze behandeling is drs. B.J.M. van Es, als GZ-psycholoog en behandelcoördinator verbonden aan het Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte, gehoord als deskundige. Voorts hebben [verdachte] en haar raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, en de officier van justitie hun standpunten met betrekking tot de voorliggende vordering kenbaar gemaakt.
3. Het standpunt van de officier van justitie
Onder verwijzing naar het eerdergenoemde advies van 25 november 2009 en de verklaring van de deskundige Van Es, heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling zal verlengen met een jaar en de verpleging van overheidswege voorwaardelijk zal beëindigen.
4. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en haar raadsman
[verdachte] en haar raadsman hebben te kennen gegeven dat zij zich kunnen vinden in de vorderingen van de officier van justitie.
De raadsman heeft daarbij nog opgemerkt dat [verdachte] al vanaf haar 16e jaar gedetineerd is en sindsdien moeilijke tijden heeft gekend. Gedurende haar verpleging zijn verschillende resocialisatieprojecten mislukt. Vanaf 2006 is echter een duidelijke kentering waarneembaar, waarbij [verdachte] - vooral in het laatste jaar - een enorme vooruitgang in haar ontwikkeling heeft laten zien.
De raadsman heeft voorts opgemerkt dat mocht de rechtbank de vorderingen thans nog niet toe willen wijzen, omdat door de reclassering nog geen uitgewerkt maatregelenrapport is opgesteld, de rechtbank dan de beslissing inzake de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege dient aan te houden voor een termijn van maximaal drie maanden. Dit overeenkomstig het gestelde in artikel 509t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
5. Het standpunt van de inrichting
Het met redenen omklede advies van drs. R. Panjer (hoofd behandeling), drs. H.J. de Boer (psychiater) en D.H.J. van Buren (directeur ad interim/hoofd van de inrichting ad interim), houdt onder meer in:
2. Omschrijving van de huidige diagnose
Betrokkene is een 33-jarige vrouw met een benedengemiddelde intelligentie bij wie sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Voorts is betrokkene gediagnosticeerd met ADHD.
(…)
Bij betrokkene zien we dat er sprake is van een geringe remming in het gedrag hetgeen vooral onder instabiele omstandigheden tot uiting zal komen. Empathie is in beperkte mate aanwezig evenals lijdensdruk en inzicht. Ten aanzien van autoriteit is er sprake van verzet. (…)
Voorts zien we dat er sprake is van leugens, bedrog en manipulatie. Er is sprake van een geschiedenis van acting out gedrag, impulsiviteit en een kritische/boze houding. Er is sprake van verslavingsgedrag, zij bagatelliseert dit en momenteel staat het onder toezicht.
3. Behandelverloop over de periode van 25 oktober 2008 tot 25 november 2008
In het begin van deze periode wordt mevrouw tijdelijk teruggeplaatst van afdeling ’t Zand naar afdeling Iemenhuve, vanwege het feit dat ze niet eerlijk is over haar doen en laten in voornoemde afdeling. Haar gedrag zorgt namelijk voor de nodige spanning in de leefgroep.
(…)
In mei 2009 wordt [verdachte] overgeplaatst naar afdeling II-B, een afdeling met patiënten met een persoonlijkheidsstoornis.
(…)
Ook in deze afdeling kan ze het echter in eerste instantie niet vinden, omdat zij deze afdeling te dynamisch voor haar vindt. Ze mist het contact met vrouwelijke medepatiënten, (…)
Een gesprek met de behandelcoördinator doet de lucht voor haar opklaren. In de afdeling wordt ze steeds actiever.
(…)
Het contact met de sociotherapie is over het algemeen goed, maar wel oppervlakkig. (…)
Later in deze periode in afdeling II-B kan mevrouw steeds beter haar eigen gevoelens verwoorden richting de sociotherapie wanneer zij zich niet serieus genomen voelt.
(…)
In augustus 2009 is mevrouw met verlof naar huis geweest.
(…)
Mevrouw heeft begeleide verloven waarvan ze weinig gebruik maakt.
(…)
De verloven van mevrouw verlopen altijd uitstekend.
(…)
Aan vrijetijdsactiviteiten in de kliniek doet mevrouw lange tijd niet meer, ondanks het feit dat haar wordt voorgehouden dat dit toch belangrijk is met het oog op de invulling van haar dag- en vrijetijdsactiviteiten na beëindiging van haar TBS.
(…)
Tot slot bezoekt ze regelmatig de ontmoetingsruimte De Wanne.
4. Delictgevaar
Mevrouw verblijft sinds december 1992 tot heden in diverse TBS-klinieken.
(…)
De functie van het delictgedrag (…) is het uit ageren van haar gevoelens van machteloosheid, woede (….), minderwaardigheid (…).
Haar delictgedrag wordt gefaciliteerd door haar impulsiviteit (ADHD), het gebruik van alcohol, drugs en medicatie en haar antisociale opvattingen, die zijn ontstaan in haar ontwikkelingsgeschiedenis.
(…)
Op dit moment is bij [verdachte] nog steeds sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, alsmede van haar angst om verlaten te worden. [verdachte] heeft inmiddels een lange geschiedenis binnen de TBS. Eerdere resocialisatiepogingen zijn in het verleden voortijdig of na korte tijd beëindigd vanwege haar angst en onzekerheid; zich uitend in een passieve opstelling, het zelf terugkeren in de klinische setting, in een melding van overdosis medicatie, in ongeoorloofde afwezigheid, of betrokkenheid in ongeoorloofde afwezigheid van medepatiënten.
(…)
Na haar overplaatsing naar afdeling II B (voorjaar 2009), op welke afdeling zij meer op haar plek is dan op de vorige afdeling, komt mevrouw letterlijk en figuurlijk weer en meer in beweging. Zij vertoeft in een patiëntengroep, die actief en dynamisch is in de contacten, maar die ook gericht is op vooruitgang in de behandeling. Na een korte periode van gewenning werkt dit klimaat aanstekelijk bij haar. Het probleeminzicht neemt toe en vooral het besef dat zij zelf actiever moet worden om iets te kunnen bereiken.
(…)
In de contacten met medepatiënten wordt zichtbaar dat zij over relationele en sociale vaardigheden beschikt.
(…)
Positief is dat zij zelf al sinds 2006 niet meer in aanraking is geweest met alcohol of drugs, terwijl deze zaken delictgerelateerd zijn. Mevrouw is medicatietrouw m.b.t. haar ADHD en laat geen behoeftigheid zien aan medicatie. Er is dan ook al langere tijd geen sprake meer van impulsiviteit of incidenten.
Momenteel is echter weer sprake van enige terugval in de vorm van angst voor het onbekende, passiviteit en geslotenheid. Ze trekt zich meer terug in zichzelf, waarschijnlijk als gevolg van concreter wordende plannen, die echter ook nog heel algemeen zijn. Ze zoekt houvast in verband met haar angst. Ze probeert via de sociotherapie en de behandelcoördinator meer zicht te krijgen op de stand van zaken m.b.t. haar vervolgtraject.
Op grond van het bovenstaande klinische beeld wordt bij het vervallen van de thans vigerende maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, de kans op een recidive als matig (korte termijn) tot als matig tot hoog (lange termijn) getaxeerd.
Dit klinische beeld komt overeen met de conclusie van de meest recente afname van gestructureerde instrumenten voor risicotaxatie. Deze conclusie uit oktober 2009 luidt:
"(...)
Op grond van het verloop van de behandeling wordt het risico op een ernstig geweldsdelict bij onmiddellijke beëindiging van de huidige Tbs-maatregel op de korte termijn als matig en op de lange termijn als matig tot hoog getaxeerd.
Het recidiverisico komt voort uit een reeds lang bestaande scheefgroei in de persoonlijkheid van betrokkene waarin, ondanks de lange behandelperiode, geen tot weinig essentiële veranderingen hebben plaatsgevonden. Mevrouw laat echter de laatste vier maanden, sinds haar overplaatsing naar het circuit voor persoonlijkheidsstoornissen, enige vooruitgang zien. Zo is haar probleeminzicht toegenomen. Mevrouw lijkt zich er nu van bewust dat zij zelf actiever moet zijn en accepteert de externe controle. Haar copingvaardigheden blijven gering (voornamelijk externalisatie en passiviteit), maar zijn wel voldoende voor de huidige omstandigheden. Empathie is in beperkte mate aanwezig. Beschermende factoren zijn dat mevrouw haar impulsen, onder invloed van medicatie, onder controle lijkt te hebben en minder vijandig reageert. Sinds haar overplaatsing lijkt zij meer gemotiveerd voor behandeling.(…) Het is de inschatting dat betrokkene de te verwachten omstandigheden bij onbegeleid verlof kan hanteren, indien er sprake is van een gefaseerde en zeer geleidelijke uitbreiding van dit verlof. Strikte externe controle op de voorwaarden is noodzakelijk."
(…)
5. Beschouwing en Behandelvoornemens
1. Het vasthouden van haar prosociale gedrag in een andere setting dan een TBS kliniek, waar toch sprake is van structuur en begrenzing, in dit geval een RIBW van de [M.zorggroep] te Heerlen. Hiertoe is zij reeds aangemeld en de aanvraag is momenteel in behandeling genomen.
2. De aanvraag voor onbegeleid verlof wordt nog dit jaar naar het Ministerie van Justitie verzonden. Dit betekent dat zij nog in de periode dat zij in de FPC Oldenkotte verblijft, heel gestructureerd en stapsgewijs haar onbegeleide verlof kan gaan opbouwen en hiermee oefenen, waardoor de kans van slagen in de RIBW wordt vergroot.
3. Het uitbouwen van haar draagkracht op het gebied van een zinvolle dagbesteding en vrijetijdsbesteding. Haar huidige ITB'er oriënteert met patiënte op het gebied van vrijwilligerswerk in de samenleving. Het feit dat mevrouw niet over onbegeleide verloven beschikt maakt dat de mogelijkheden hiertoe tot nu toe niet beschikbaar zijn. …
4. De Reclassering uit de regio Almelo is middels deelname aan de behandelplanbespreking van [verdachte] (29 oktober 2009) reeds betrokken bij een mogelijke overgang van [verdachte] naar een resocialisatietraject dat onder de begeleiding kan gaan vallen van de Reclassering Maastricht.
6. Advies ten aanzien van de wenselijkheid van verlenging van de tbs
Op grond van hetgeen beschreven is in het verlengingsadvies en in de Wettelijke Aantekeningen achten wij voortzetting van de terbeschikking-stelling met bevel tot verpleging niet langer aangewezen.
Wij adviseren u de terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar en de gedwongen verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen. De verdere tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling kan plaatsvinden onder de verantwoordelijkheid van de reclassering.
De deskundige, drs. B.J.M. van Es (GZ-psycholoog en behandelcoördinator van [verdachte]), heeft ter terechtzitting aanvullend verklaard -zakelijk weergegeven-:
De 'koninklijke weg' voor voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zou lopen via begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof en proefverlof. Voordat op de in januari 2010 in te dienen aanvraag voor onbegeleid verlof door het Ministerie van Justitie is beslist, zijn ten minste drie maanden voorbij, en al met al kan het op deze manier nog wel vijf jaar duren voordat de verpleging van [verdachte] beëindigd zou kunnen worden. Dat duurt te lang.
De risicotaxatie van oktober 2009 is nog immer actueel.
Een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zonder het bewandelen van de 'koninklijke' weg is niet risicovrij, maar op basis van mijn deskundigheid en wat [verdachte] de laatste acht à negen maanden in de kliniek heeft laten zien, gecombineerd met externe structuur, zie ik mogelijkheden voor resocialisatie. Haar impulscontrole is verbeterd. Zij is al jaren vrij van alcohol en drugs, ondanks partners die deze middelen wel gebruiken. Een punt van aandacht blijft wel het onderhouden van relaties: [verdachte] heeft behoefte aan intimiteit en verbondenheid, maar zij is niet in staat om een relatie vast te houden.
Anderzijds dient er ook rekening mee te worden gehouden dat wanneer de resocialisatie niet goed verloopt, [verdachte] weer van voren af aan in de kliniek dient te beginnen.
Ik acht het bespreekbaar dat [verdachte] tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging contact houdt met de kliniek.
Zou de terbeschikkingstelling thans worden beëindigd, dan zal [verdachte] angstgevoelens krijgen en in paniek raken. Zij zal op dat moment naar haar familie gaan. Het contact met haar familie verkeert op dit moment echter nog in de opbouwfase. Het recidiverisico is in dat geval hoog.
6. De beoordeling
De officier van justitie heeft de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling ingediend binnen de daarvoor in artikel 509o, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn. De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in zijn vordering.
Gezien de inhoud van het advies van de kliniek en hetgeen door de deskundige ter terechtzitting naar voren is gebracht, is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de terbeschikkingstelling van [verdachte] eist, en wel met een termijn van een jaar. De rechtbank zal de daartoe strekkende vordering van de officier van justitie toewijzen.
Gelet op het eerdergenoemde advies van 25 november 2009 en de daarbij door de deskundige ter terechtzitting gegeven toelichting overweegt de rechtbank de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van [verdachte].
Voor de vorming van haar eindoordeel over de wenselijkheid van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, acht de rechtbank het noodzakelijk dat zij nader wordt voorgelicht omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de terugkeer van de terbeschikkinggestelde in de maatschappij zal kunnen geschieden.
In verband hiermee zal de rechtbank haar eindoordeel inzake de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aanhouden voor ten hoogste drie maanden en de stukken in handen van de officier van justitie stellen teneinde een maatregelenrapport omtrent [verdachte] te doen uitbrengen.
7. Toepasselijke wetsartikelen
Artikelen 509o en 509t van het Wetboek van Strafvordering.
8. De beslissing
De rechtbank:
- verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van één jaar,
- houdt de zaak aan tot een nader te bepalen terechtzitting, met het verzoek aan de officier van justitie om zorg te dragen voor het doen onderzoeken van de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging en daaromtrent door de Stichting Reclassering Nederland te laten rapporteren,
- bepaalt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een tijdstip gelegen binnen drie maanden na heden;
- beveelt dat tegen het tijdstip waarop het onderzoek zal worden hervat, [verdachte] zal worden opgeroepen en verstaat dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering een afschrift van de oproeping aan de raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, zal worden verzonden;
- beveelt verder dat tegen het tijdstip waarop het onderzoek zal worden hervat de deskundige, drs. B.J.M. van Es van Forensisch Psychiatrisch Centrum Oldenkotte, en de met het opstellen van het rapport te belasten deskundige van de reclassering zullen worden opgeroepen.
Aldus gegeven door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 5 februari 2010.