ECLI:NL:RBMAA:2010:BL0322

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700459-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijke brandstichting in woning zonder bewijs van schuld

Op 22 januari 2010 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzettelijke brandstichting in zijn woning. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat hij de brand had aangestoken. Uit forensisch onderzoek bleek dat er twee afzonderlijke brandhaarden in de woning waren, maar er waren geen sporen van braak of andere aanwijzingen die de schuld van de verdachte konden bevestigen. De verdachte was ten tijde van de brand als enige in de woning aanwezig en had eerder gedreigd zijn woning in brand te steken, maar deze omstandigheden waren onvoldoende om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte inconsistent waren en dat er geen direct bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de brand. De officier van justitie had betoogd dat de aanwezigheid van lege flessen wasbenzine en brandspiritus in de woning, evenals de vondst van aanstekers, duidden op opzettelijke brandstichting. Echter, de rechtbank vond dat deze elementen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen, vooral gezien zijn verklaring dat hij de flessen had gebruikt voor schoonmaakwerkzaamheden.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet geestelijk verward was op het moment van de brand, en dat er geen bewijs was dat hij de brand had gesticht. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte werd vrijgesproken. De rechtbank gelastte ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de noodzaak om de onschuld van de verdachte te respecteren.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700459-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren [1961],
wonende te [adresgegevens],
thans gedetineerd in de Forensisch Psychiatrische Afdeling van de Mondriaan Zorggroep te Heerlen.
Raadsman is mr. H.H.M.E. Waelen, advocaat te Meerssen.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij verwijst daarbij naar het forensisch onderzoek, waarin werd geconstateerd dat in de woning twee brandhaarden aanwezig waren en dat er geen natuurlijke of technische oorzaak van de brand kon worden aangewezen. Op het aanrecht in de keuken van de woning werden bovendien twee lege flessen wasbenzine en brandspiritus gevonden. De officier van justitie acht het goed mogelijk dat de inhoud van deze flessen voor de brandstichting is gebruikt. Hetzelfde geldt voor de vier in de woning gevonden aanstekers. Zij acht de verklaring van verdachte dat hij de inhoud van deze flessen heeft gebruikt voor het schoonmaken van de woning niet aannemelijk. Beide flessen waren immers tegelijk leeg. Verder geeft verdachte wel een gedetailleerde verklaring over hetgeen hij die dag heeft gedaan en deelt hij daarbij mede die dag de plaat boven de geiser te hebben schoongemaakt, maar hij noemt daarbij niet uitdrukkelijk dat hij de ramen heeft gezeemd.
Uit rapporten die over verdachte zijn uitgebracht blijkt dat hij problemen heeft op psychiatrisch gebied en lijdt aan stemmingswisselingen. Uit politiemutaties blijkt dat hij reeds twee maal eerder gedreigd heeft zijn woning in brand te steken. De opmerking die verdachte na de brand bij het verlaten van de woning naar [kennis 1] heeft gemaakt ("Ik kan er niet meer tegen van [K.] en [zoon verdachte]") duidt er volgens de officier van justitie eveneens op dat verdachte de brand heeft gesticht. De officier van justitie acht het niet waarschijnlijk dat, zoals verdachte als mogelijkheid heeft geopperd, andere personen in de woning van verdachte zijn geweest. Daarvan is verder op generlei wijze gebleken; evenmin heeft verdachte eerder melding gedaan van personen die ten onrechte zijn woning betraden.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte vanaf zijn eerste verhoor heeft volgehouden dat hij de brand niet heeft gesticht. Bij zijn voorgeleiding voor de rechter-commissaris en ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat er andere personen in zijn woning moeten zijn geweest toen hij lag te slapen. Daartoe wijst hij erop dat hij de bierblikjes die te zien zijn op foto's van het forensisch onderzoek niet herkent als de blikjes bier die hij gewoonlijk drinkt. Ook wisten meerdere mensen waar de sleutel van de deur van zijn woning hing.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat brandspiritus en wasbenzine gebruikelijke huishoudelijke middelen zijn. Het feit dat beide flessen leeg zijn is onvoldoende om daaruit af te leiden dat verdachte de veroorzaker is van de brand. Evenmin kunnen de politiemutaties van september 2007 en januari 2008 steun aan die veronderstelling bieden. Daartoe zijn ze te gedateerd. Verder is niet aan te nemen dat verdachte op het moment van de brand geestelijk verward was; buurtbewoners en [kennis 2] verklaren immers dat verdachte op de dag van de brand een normale indruk op hen maakte.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat er geen rechtstreeks bewijs is waaruit afgeleid kan worden dat verdachte de brand heeft gesticht.
De feiten dat uit het forensisch onderzoek is gebleken dat er twee afzonderlijke brandhaarden (een in de tweezitsbank en een in twee tegenover elkaar geplaatste fauteuils) in de woning zijn geweest, dat er geen sporen van braak of verbreking zijn gevonden, dat verdachte ten tijde van de brand als enige in de woning is aangetroffen en de politiemutaties van 23 september 2007 en van 3 januari 2008, waarin verdachte dreigde zijn woning in brand te steken omdat hij [zoon verdachte] miste, zouden tezamen tot de conclusie kunnen leiden dat de brand opzettelijk door verdachte is gesticht.
Hier staat echter tegenover dat verdachte steeds heeft ontkend de brand te hebben gesticht. De brandweerman die de woning heeft betreden heeft verdachte slapend in zijn bed aangetroffen. De brandweerman geeft aan dat hij verdachte wakker heeft gemaakt en dat hij de indruk had dat de verdachte een verdwaasde indruk maakte (p. 29 van het dossier). Verdachte heeft verklaard dat hij die dag zijn nieuwe medicatie eigenlijk te vroeg had genomen en dat hij zich duizelig voelde (p. 51 van het dossier). Daarom is hij vrij vroeg naar bed gegaan.
Verder heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen betrouwbare herinneringen aan die middag en verklaart hij tegenstrijdig. Zo verklaart hij op het ene moment dat [kennis 2] bij hem in de woning is geweest (p. 51 van het dossier) en op een ander moment dat [kennis 2] niet bij hem in de woning is geweest (p. 54 van het dossier). De rechtbank heeft de indruk gekregen dat verdachte niet (goed) weet wat er die middag is gebeurd en dat de verdachte daarom soms probeert verklaringen te geven, die niet gestoeld zijn op zijn herinneringen.
Brandspiritius en wasbenzine zijn gebruikelijke schoonmaakmiddelen in een huishouden. Niet uit te sluiten is dat beide flessen op dezelfde dag leeg zijn geraakt. Verdachte verklaarde immers aan de politie die dag de plaat van de geiser te hebben schoongemaakt, terwijl het aantreffen van de aanstekers kan worden gerelateerd aan het feit dat verdachte een verstokt roker is.
De rechtbank betrekt tevens in haar oordeel de opmerking van [kennis 2] dat verdachte die dag een gewone, rustige indruk op hem maakte, alsmede de opmerking van [kennis 1] dat er met verdachte eerder die dag niets bijzonders aan de hand was, ondanks dat hij haar na de brand vertelde dat hij verdriet had om [zoon verdachte]. Verder slaat de rechtbank acht op hetgeen de behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige van verdachte, mevrouw M. Spinder, heeft verklaard, namelijk dat zij vanuit het verleden geen signalen van verdachte heeft gekregen dat hij in staat zou zijn zijn woning in brand te steken. Ook de rapportage van de psychiater H.E.M. van Beek geeft daartoe onvoldoende aanwijzingen.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden dat verdachte in zijn woning brand heeft gesticht. Hij zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4 De benadeelde partij
De benadeelde partij, [w.mij.], vordert een schadevergoeding van
€ 15.000,00. Gelet op het feit dat verdachte zal worden vrijgesproken, komt deze vordering niet voor vergoeding in aanmerking en zal deze benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
5 Het beslag
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [w.mij.], [adresgegevens]
in zijn vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [w.mij.] in de kosten, door
verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslag
- gelast de teruggave van de volgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
nr. 1 1 fles, kleur: blauw, Rio, lege spiritusfles met dop (nr. 1679684);
nr. 2 1 fles, kleur: wit, Felicia, lege wasbenzinefles met dop (nr. 1679688);
nr. 3 1 aansteker, kleur: geel (nr. 1679689);
nr. 4 1 aansteker, Plus (nr. 1679690);
nr. 5 1 aansteker, meerkleurig, opdruk ridder/vuurspuwer (nr. 1679692);
nr. 6 1 aansteker, kleur: wit, Plus (nr. 1679695);
aan rechthebbende, zijnde verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 2 augustus
2009 in de gemeente Beek opzettelijk brand heeft gesticht in een woning
aan de [adres verdachte], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
een zitbank en/of twee fauteuil(s) in de woonkamer in die woning in
brand gestoken, in elk geval (open) vuur in aanraking gebracht met
een zitbank en/of twee althans een fauteuil(s) en/of andere goederen
in die woning, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan
die in die woning aanwezige zitbank en/of fauteuil(s) en/of een muur
en/of een plafond geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval
brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de (overige) inventaris
van die woning en/of die woning en/of voor (een) aangrenzende woning(en),
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) zich in die woning(en)
bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;