parketnummer: 03/700268-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 januari 2010
[verdachte],
geboren [1979],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. M.A.W. Nillesen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 januari 2010, waarbij de officier van justitie, de raadsman en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: [slachtoffer] heeft verkracht dan wel zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 2: heeft geprobeerd zijn levensgezel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 3: [slachtoffer] heeft bedreigd;
Feit 4: heeft geprobeerd - al dan niet met voorbedachten rade - [slachtoffer] te doden dan wel heeft geprobeerd zijn levensgezel [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 5: [slachtoffer] heeft verkracht.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van de feiten onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 primair.
Zij heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 subsidiair, 2 subsidiair, 4 subsidiair en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte, de beschrijving van de forensisch arts en de bevindingen van de politie.
Op basis van de aangifte en de getuigenverklaringen kan feit 2 subsidiair bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair en feit 5 heeft de officier van justitie zich gebaseerd op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de bevindingen van de politie.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de feiten onder 1 primair en subsidiair, 2 primair, 3,
4 primair en subsidiair en 5 bepleit. Hij heeft daartoe betoogd dat aangeefster [slachtoffer] leugenachtige verklaringen heeft afgelegd.
Ten aanzien van de ten laste gelegde verkrachtingen heeft de raadsman aanvullend betoogd dat er geen sprake was van dwang in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Aangeefster [slachtoffer] heeft in eerste instantie niet over de door haar gestelde verkrachtingen verklaard. Pas achteraf heeft zij de seksuele handelingen in de context van verkrachting geplaatst. De uiterlijke verschijningsvorm van het gedrag van [slachtoffer] tijdens de seksuele handelingen lijkt een impliciete instemming in te houden met deze handelingen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten onder 2 subsidiair en 4 meer subsidiair.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat is komen vast te staan dat [slachtoffer] in elk geval in de periode van 26 augustus 2007 tot en met maart 2009 een relatie met verdachte heeft gehad en dat [slachtoffer] en verdachte nadien ook nog contact met elkaar hadden. Zo zijn ze in de maand april 2009 samen naar de dochter van verdachte in Den Haag geweest om de verjaardag van de dochter te vieren.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 5:
Aan verdachte zijn twee verkrachtingen ten laste gelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte, waarvan in de onderhavige zaak eveneens sprake is, brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (in casu het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat - op grond van inmiddels vaste rechtspraak - in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren.
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank, bij gebrek aan bewijs, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair ten laste gelegde verkrachting heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5 heeft aangeefster [slachtoffer] een belastende verklaring tegen verdachte afgelegd, waarin zij heeft verklaard - kort gezegd - tweemaal tegen haar wil seks te hebben gehad met verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij beide keren seks met aangeefster heeft gehad, maar hij betwist dat dit tegen haar zin is gebeurd.
[slachtoffer] heeft verder niet alleen verklaard dat zij zich tijdens de seksuele handelingen niet heeft verzet, maar dat zij niets tegen verdachte heeft gezegd en tijdens de eerste maal seks heeft meegewerkt om, in haar bewoordingen: “het zo snel mogelijk achter zich te laten” (pagina’s 32 en 33 van het dossier).
Over de tweede maal seks heeft [slachtoffer] verklaard dat zij “wellicht niet heel stellig aan hem” (verdachte; griffier) heeft kenbaar gemaakt dat zij op dat moment geen seks met de verdachte wilde (pagina 36 van het dossier). Zij heeft gedaan alsof zij het lekker vond (pagina 37 van het dossier). Ze heeft niets meer gezegd en gedaan alsof ze klaar is gekomen (pagina 36 van het dossier).
[slachtoffer] heeft bovendien verklaard dat verdachte haar tijdens de tweede maal seks “de hele tijd” heeft gevraagd waar zij met haar gedachten was (pagina 36 van het dossier). Verder heeft [slachtoffer] ten aanzien van beide keren dat zij die nacht seks met elkaar hadden verklaard dat verdachte de seks wellicht als normale seks heeft ervaren (pagina 43 van het dossier).
Tenslotte heeft [slachtoffer] verklaard dat hij tegen haar heeft gezegd: “je bent zojuist niet klaar gekomen. Ik ga ervoor zorgen dat dat zo meteen wel gebeurt. Dan gaan we het afmaken”. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens de seks merkte dat [slachtoffer] niet “meedeed” en dat hij haar daarom heeft gevraagd of er iets aan de hand was. [slachtoffer] heeft toen geantwoord dat er niets aan de hand was.
Gelet op het voorgaande overweegt de rechtbank als volgt. Hoewel [slachtoffer] heeft verklaard dat zij geen seks met verdachte wilde, heeft [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank aan verdachte geen signalen gegeven waaruit verdachte heeft kunnen afleiden dat [slachtoffer] geen seks met hem wilde. Er kan derhalve niet worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk heeft veroorzaakt dat [slachtoffer] de seksuele handelingen tegen haar wil heeft ondergaan, waardoor er geen sprake is van verkrachting in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 5.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte op 27 april 2008 een brandende sigaret op haar kont heeft uitgedrukt. [slachtoffer] heeft hiervan pijn ondervonden. Ze heeft hier bovendien een zichtbaar litteken aan overgehouden. Verdachte en [slachtoffer] verbleven ten tijde van het voorval in de woning van verdachte in Maastricht.
[getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar in de periode van maart/april 2008 heeft verteld dat verdachte een sigaret op haar kont heeft uitgedrukt en dat zij toen zag dat [slachtoffer] een brandwond op één van haar billen had.
[slachtoffer] is door forensisch arts [v.H] onderzocht. [v.H] heeft vastgesteld dat zich aan de buitenzijde van de linkerbil een rode huidverkleuring met hierin een centrale verbleking van 7 mm bevindt. De arts stelt dat het letsel consistent is met de verklaring die [slachtoffer] over het ontstaan van dit letsel heeft gegeven.
Gelet op de verklaring van aangeefster [slachtoffer], de bevindingen van de forensisch arts en de verklaring van [getuige 1], die kort na het voorval door [slachtoffer] is ingelicht en bovendien letsel heeft waargenomen dat past bij de verklaring van aangeefster, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn levensgezel [slachtoffer] heeft mishandeld.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte, met wie zij in de periode van
26 augustus 2007 tot en met maart 2009 een relatie heeft gehad, haar op 22 augustus 2008 te Maastricht aan haar jas heeft vastgepakt en vervolgens haar sleutel probeerde af te pakken. Een moment later kwam zij door toedoen van verdachte met haar rug op de motorkap van een aldaar geparkeerde auto te liggen. Verdachte heeft vervolgens zijn onderarm op haar keel gedrukt.
[getuige 2] heeft gezien dat [slachtoffer] ruggelings op een motorkap van een aldaar geparkeerde auto lag. Hij heeft bovendien gezien dat verdachte met zijn lichaam over het lichaam van [slachtoffer] hing en dat de rechterarm van verdachte tegen de keel van [slachtoffer] was gedrukt.
Op basis van de aangifte en de verklaring van de getuige is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dichtgedrukt. Niet kan echter worden vastgesteld dat het drukken op een zodanige wijze is gebeurd dat het tot enig zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde onder 2 primair.
De rechtbank acht daarentegen wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer], met wie hij op dat moment een relatie had, heeft mishandeld.
Ten aanzien van feit 3:
Gelet op het feit dat enkel aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard over het onder 3 ten laste gelegde, acht de rechtbank, bij gebrek aan bewijs, feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4:
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar op 2 mei 2009 in haar woning in Maastricht meerdere malen met beide handen in haar gezicht heeft geslagen. Hij heeft [slachtoffer] hiermee pijn gedaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer] een paar tikken met zijn hand heeft gegeven.
[slachtoffer] is kort na 2 mei 2009 door forensisch arts [v.H] onderzocht. [v.H] heeft letsel vastgesteld in het gezicht van [slachtoffer]. Dit letsel is, zo stelt deze arts, het gevolg van stomp uitwendig mechanisch geweld.
Gelet op de aangifte, de verklaring van verdachte en de bevindingen van de forensisch arts stelt de rechtbank vast dat verdachte aangeefster [slachtoffer] meermalen (in het gezicht) heeft geslagen. Niet is komen vast te staan dat verdachte de overige in de tenlastelegging genoemde handelingen heeft verricht, nu enkel aangeefster [slachtoffer] hierover heeft verklaard. Bij gebrek aan bewijs zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Het meermalen (in het gezicht) slaan door verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een poging moord, dan wel een poging doodslag. Het slaan door verdachte had evenmin tot zwaar lichamelijk letsel kunnen leiden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de feiten 4 primair en subsidiair.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 4 meer subsidiair, te weten de mishandeling, heeft begaan. Niet kan worden vastgesteld dat aangeefster [slachtoffer] ten tijde van het strafbare feit de levensgezel van verdachte was. Aangeefster [slachtoffer] heeft immers verklaard dat zij in de periode van 26 augustus 2007 tot en met maart 2009 een relatie met verdachte heeft gehad. Verdachte dient derhalve van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 april 2008 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], een brandende/smeulende sigaret tegen haar bil heeft gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
op 22 augustus 2008 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten [slachtoffer], de keel heeft dicht gedrukt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
op 2 mei 2009 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen (in het gezicht) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 subsidiair:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn levensgezel.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt begaan tegen zijn levensgezel.
Ten aanzien van feit 4 meer subsidiair:
Mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte reeds te lang in voorlopige hechtenis verblijft.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft zich driemaal schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer]. Verdachte heeft daarmee blijk gegeven van gebrek aan respect voor de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. De rechtbank overweegt ten aanzien van de afzonderlijke feiten nog als volgt.
Verdachte heeft zich bij feit 1 subsidiair schuldig gemaakt aan mishandeling door een brandende/smeulende sigaret tegen één van de billen van het slachtoffer te drukken. Dit is uitermate pijnlijk en is bovenal een handelwijze die niet anders kan worden aangemerkt dan als minachtend en vernederend. Het slachtoffer heeft aan deze handelwijze blijvend letsel overgehouden.
Bij feit 2 subsidiair heeft verdachte het slachtoffer op de openbare weg mishandeld. Hieruit blijkt dat verdachte zelfs niet schroomt om geweld te gebruiken op een voor iedereen zichtbare plek. Verdachte heeft hiermee bovendien de gevoelens van veiligheid van het slachtoffer ernstig aangetast.
Voornoemde feiten hebben overigens plaatsgevonden, terwijl verdachte en het slachtoffer een relatie met elkaar hadden. Hij heeft daarmee het vertrouwen dat zij vanwege de relatie in hem stelde geschaad en daarmee inbreuk gemaakt op gevoelens van geborgenheid van het slachtoffer.
Verdachte heeft ten slotte bij feit 4 meer subsidiair het slachtoffer in haar eigen woning mishandeld. Op een plek waar een ieder zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, te weten de eigen woning, is het slachtoffer in een bedreigende situatie terecht gekomen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de door het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de hoven en de rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor een mishandeling waarbij geen slagwapens worden gebruikt en waardoor aanzienlijk lichamelijk letsel, niet zijnde zwaar lichamelijk letsel, wordt veroorzaakt, geldt een oriëntatiepunt van vier weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Nu verdachte zich driemaal schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, zoals hierboven is beschreven, is in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden op zijn plaats. De rechtbank ziet echter aanleiding deze straf te verhogen, gelet op het stelselmatig handelen van verdachte en het feit dat verdachte zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor delicten waarbij agressie jegens een ander een rol speelde. Die feiten heeft hij weliswaar wat langer geleden gepleegd, maar kennelijk weet hij zich nog steeds niet te beheersen.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook gelet op de omstandigheid dat verdachte bij vonnis d.d. 27 februari 2009, gewezen in de zaak met het parketnummer 20-[xxxxxx] (rechtsmiddel van 03-[xxxxxx]) is veroordeeld tot straf en nu opnieuw is schuldig verklaard aan strafbare feiten die voor die datum zijn gepleegd. De rechtbank ziet in de veroordeling van 27 februari 2009 evenwel geen reden om in de onderhavige zaak tot oplegging van een lagere straf over te gaan dan zij zou hebben opgelegd indien verdachte op 27 februari 2009 niet zou zijn veroordeeld.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 9.273,11 terzake van de feiten 1 tot en met 5. De vordering is als volgt opgebouwd:
Feit 1 primair: € 3.500,- aan immateriële schade;
Feit 1 subsidiair: € 500,- aan immateriële schade;
Feit 2: € 600,- aan immateriële schade;
Feit 3: € 250,- aan immateriële schade;
Feit 4: € 750,- aan immateriële schade;
Feit 5: € 4.000,- aan immateriële schade en € 19,11 aan materiële schade;
en voorts € 154,00 voor de eigen bijdrage kosten rechtsbijstand.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering zal worden toegewezen en dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De raadsman heeft betoogd dat de vordering dient te worden afgewezen.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [slachtoffer] door de hiervoor onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 meer subsidiair gewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht, zal de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk worden toegewezen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair acht de rechtbank een bedrag van € 500,- aan immateriële schade alleszins redelijk. Hierbij heeft de rechtbank met name acht geslagen op het feit dat het slachtoffer blijvend letsel heeft overgehouden.
Ten aanzien van feiten 2 subsidiair en 4 meer subsidiair acht de rechtbank voor elk van de feiten een bedrag van € 300,- aan immateriële schade alleszins redelijk.
De eigen bijdrage voor kosten rechtsbijstand van € 154,00 komt ook voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal bovendien de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Voor het overige zal de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, 2 primair, 3, 4 primair en subsidiair en 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adresgegevens] , te betalen een bedrag van € 1.254,00,- (zegge: eenduizend tweehonderd vierenvijftig euro)
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door
22 dagen hechtenis;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 januari 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 april 2008 in de gemeente Maastricht door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte een brandende/smeulende sigaret tegen de bil(len) van [slachtoffer] heeft gedrukt en/of (daarbij) de woorden toevoegde "iedere jongen die je nu op zijn hondjes neemt, die ziet wat ik heb gedaan", althans woorden van gelijke strekking en/of (vervolgens) [slachtoffer] (met kracht) bij de polsen heeft vastgepakt en/of (vervolgens) de
benen van [slachtoffer] (met kracht) uiteen heeft geduwd en/of (aldus) voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 27 april 2008 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], een brandende/smeulende sigaret tegen de bil(len) heeft gedrukt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 22 augustus 2008, althans in de maand augustus 2008 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, althans een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) de keel van [slachtoffer] heeft dicht gedrukt/geknepen en/of dichtgedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 22 augustus 2008, althans in de maand augustus 2008 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], (met kracht) de keel heeft dicht gedrukt/geknepen en/of dichtgedrukt gehouden, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 2 mei 2009 in de gemeente Maastricht [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "smerige hoer, lelijke heks, ik ben al de hele dag aan het plannen hoe ik je dood ga maken. Ik kwam al met rare gedachten naar je toe", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 2 mei 2009 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of daarbij de woorden heeft toegevoegd "ik maak je dood", althans woorden van gelijke strekking en/of (vervolgens) (met kracht) een kussen op het gezicht van [slachtoffer] heeft gedrukt (gehouden), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2009 in de gemeente Maastricht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, althans een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (in het gezicht) heeft geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) de keel van [slachtoffer] heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) een kussen op het gezicht van [slachtoffer] heeft gedrukt (gehouden), terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 2 mei 2009 in de gemeente Maastricht opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], meermalen, althans eenmaal (in het gezicht) heeft geslagen en/of (vervolgens) (met kracht) de keel heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) een kussen op het gezicht van [slachtoffer] heeft gedrukt (gehouden), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
hij op of omstreeks 2 mei 2009 in de gemeente Maastricht door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis en/of vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte [slachtoffer](met kracht) aan de arm heeft vastgehouden en/of (vervolgens) de broek en/of onderbroek van [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of (vervolgens) tussen de benen van [slachtoffer] heeft gespuwd en/of (vervolgens) de benen van [slachtoffer] uiteen heeft geduwd en/of (aldus) voor [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.