ECLI:NL:RBMAA:2009:BK8712

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
355279 EJ VERZ 09-3481
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en risicosfeer werknemer zonder vergoeding

In deze zaak heeft [verzoeker] op 5 november 2009 een verzoekschrift ingediend tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met [verweerster] op basis van artikel 7:685 BW. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de arbeidsrelatie tussen partijen verstoord is. [verzoeker] heeft aangevoerd dat de verstoorde relatie volledig te wijten is aan de handelwijze van [verweerster] en haar directeur, [directeur]. Hij heeft een verzoek gedaan om zijn salaris tot het einde van het contract door te betalen als ontbindingsvergoeding, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de wens van [verzoeker] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden grotendeels in zijn eigen risicosfeer ligt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] op de hoogte was van de omstandigheden waaronder hij zijn tweede arbeidsovereenkomst aanging en dat hij snel heeft aangestuurd op beëindiging van de overeenkomst, maar dan wel op zijn voorwaarden. De kantonrechter heeft besloten om de arbeidsovereenkomst per 15 januari 2010 te ontbinden, zonder een vergoeding toe te kennen aan [verzoeker]. Hij heeft [verzoeker] de gelegenheid gegeven om zijn ontbindingsverzoek in te trekken voor 9 januari 2010, en heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/repnr: 355279 EJ VERZ 09-3481
typ: PH
coll:
beschikking van de kantonrechter op verzoek ex artikel 7:685 BW d.d. 22 december 2009
inzake
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker, verder te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: mr. T.J. Vlot te Amsterdam,
contra:
[verweerster], gevestigd te [adres],
verweerster, verder te noemen: [verweerster],
gemachtigde: mr. Ph.A.A. Nijbakker.
1. Het verloop van de procedure
[verzoeker] heeft op 5 november 2009 een verzoekschrift ex artikel 7:685 BW ingediend en daarbij producties overgelegd.
[verweerster] heeft op 27 november een verweerschrift met producties ingediend.
[verzoeker] heeft op 1 december 2009 een set aanvullende producties overgelegd.
De inhoud daarvan, alsmede de inhoud van de overige stukken, waaronder de pleitnota’s van beide partijen voorgedragen ter zitting alsmede de aantekeningen van de mondelinge behandeling van de zaak op woensdag 3 december 2009, dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken hebben beide partijen nog gereageerd met een korte akte. Ook deze stukken maken deel uit van het dossier.
Tegelijkertijd met dit verzoek is het door [verzoeker] met dagvaarding van 6 november 2009 tegen [verweerster] aangespannen kort geding behandeld, waarin [verzoeker] – kort gezegd - heeft gevorderd het concurrentiebeding en het relatiebeding te schorsen.
2. Het geschil en het verzoek
2.1. [verzoeker], geboren op [geboortedatum], is met ingang van [datum] in dienst getreden bij [verweerster] in de functie van General Manager. Zijn laatstgenoten salaris bedraagt € 5.600,00 per maand exclu-sief vakantietoeslag. Het eerste contract is aangegaan voor bepaalde tijd, voor de duur van een jaar. Vervolgens hebben partijen een arbeidsovereenkomst gesloten, opnieuw voor de duur van een jaar, van [datum] tot en met [datum]. In beide contracten is geen tussentijdse opzegmogelijkheid opgenomen.
2.2. De bestuurder van [verweerster] is [bestuurder], een bedrijf dat in Japanse handen is en waarvan de heer [directeur] statutair directeur is. Feitelijk is [directeur] de bestuurder van [verweerster].
2.3. [verweerster] is een onderneming die een golfbaan met bijbehorend clubhuis en horecafaciliteiten exploiteert. Als General Manager is [verzoeker] verantwoordelijk voor het dagelijkse reilen en zeilen van de golfbaan en bij-behorende faciliteiten. [verzoeker] rapporteert in zijn functie van General Manager aan [directeur].
2.4. Volgens [verzoeker] is de arbeidsovereenkomst tussen partijen volledig verstoord geraakt en behoort de ar-beidsovereenkomst op korte termijn te eindigen. Het ontstaan van die verstoorde arbeidsrelatie is geheel te wij-ten aan [verweerster] ([directeur]). [directeur] heeft zonder geldige reden eenzijdig beperkingen in de verantwoordelijkheden van [verzoeker] doorgevoerd, door op 28 september 2009 aan [verzoeker] een “appendix” met omschrijving van taken en verantwoordelijkheden van [verzoeker] te presenteren en door [verzoeker] in diverse mails stelselmatig te beledigen en te kleineren, als gevolg waarvan [verzoeker] is uitgevallen op 26 oktober 2009.
2.5. [verzoeker] verzoekt daarom bij verzoekschrift van 5 november 2009 om de arbeidsovereenkomst te ontbin-den. Gegeven de verwijtbaarheid van de handelwijze van [verweerster] ([directeur]) acht [verzoeker] het redelijk dat [verweerster] zijn salaris tot het einde van het contract ([datum]) doorbetaalt bij wijze van ontbindings-vergoeding. Uitgaande van een ontbinding per 1 december 2009 bedraagt de vergoeding dan € 54.432,00 bruto, aldus [verzoeker]. [verzoeker] maakt ook aanspraak op vergoeding van door hem gemaakte kosten van rechtsbij-stand tot een bedrag van € 12.000,00 (exclusief BTW) en hij verzoekt om [verweerster] te veroordelen in de pro-ceskosten.
2.6. [verweerster] heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken. Voor zover nodig wordt daarop hieronder nader in-gegaan.
3. De beoordeling
3.1. Het is in deze zaak niet moeilijk om in te zien dat de arbeidsrelatie tussen partijen verstoord is. [verzoeker] hoeft weliswaar niet weg van [verweerster], maar hij wil wel weg, en het is voor de kantonrechter eenvoudig om dan de beslissing te nemen dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden.
3.2. De vraag is echter of het met het oog op de omstandigheden van het geval billijk is om dan aan [verzoeker] ten laste van [verweerster] ook nog een vergoeding toe te kennen.
3.3. Bij de beantwoording van die vraag heeft de kantonrechter moeten vaststellen dat de standpunten van [verzoeker] - die gelet op zijn leeftijd, functie en ervaring toch niet als de eerste de beste onervaren, onmondige werknemer uit het lager echelon mag worden beschouwd - een aantal zwakke punten vertonen:
a) Al aan het einde van de eerste arbeidsovereenkomst was kennelijk voor [verzoeker] een probleem dat hij niet precies wist wat zijn taken en verantwoordelijkheden waren als General Manager. In zijn mail aan [directeur] van 6 juli 2009 schrijft [verzoeker] immers: “To avoid any misunderstanding about what I am enti-tled to, please issue an overview what includes responsibility as General Manager [verweerster] and what will be/is excluded.”
b) Al tijdens de duur van de eerste arbeidsovereenkomst en ook nog vlak voor het aangaan van de tweede arbeidsovereenkomst was [verzoeker] bekend met taalgebruik en toonzetting van zijn feitelijke baas [directeur]. Illustratief daarvoor is de mail van [directeur] aan [verzoeker] van 25 augustus 2009, waarin [verzoeker] op zeer harde en in Nederland bepaald ongebruikelijk wijze op zijn plaats wordt gezet en wordt bekritiseerd.
c) Enkele dagen ná die mail kiest [verzoeker] er niet voor om de eer aan zichzelf te houden en geen tweede arbeidsovereenkomst met [directeur] aan te gaan, maar tekent [verzoeker] bij volle verstand - daar mag de kan-tonrechter toch vanuitgaan - een nieuw arbeidscontract, opnieuw voor een jaar, inclusief - maar dat doet in deze procedure niet terzake - een voor [verzoeker] ook nog belastend non-concurrentiebeding en een relatiebeding.
d) Volgens dat contract is het verder de bedoeling - vooral op initiatief van [verzoeker] (“specify responsibi-lities schrijft hij bij het arbeidscontract”) - dat de taken en verantwoordelijkheden van [verzoeker] als Ge-neral Manager verder zullen worden ingevuld door [verweerster]. [verzoeker] gaat dus een tweede arbeids-overeenkomst aan, zonder dat voor hem duidelijk is welke taken en verantwoordelijkheden uiteindelijk aan hem zullen worden toebedeeld door zijn werkgever.
e) Als [verzoeker] dan op 28 september 2009 - en het nieuwe contract is nog geen maand oud - de zoge-naamde appendix met taken en bevoegdheden van [verweerster] ontvangt, is dat voor hem onacceptabel, daarbij uit het oog lijkende te verliezen dat hij slechts werknemer is en [directeur] nu eenmaal de werkgever.
f) Terwijl dan ondertussen - en punt f) kan niet los worden gezien van e) - ook een discussie loopt van [verzoeker] met [directeur] over vermeende onregelmatigheden waarbij [verzoeker] zou zijn betrokken (kort ge-zegd: de kastekortkwestie en de bestratingskwestie), maakt [verzoeker] bij mail van 1 oktober 2009 aan [bestuurder] in Japan duidelijk dat hij interesse heeft in koop van de golfbaan; de email wordt in ko-pie aan [directeur] gestuurd. Het valt niet moeilijk om in te zien dat deze mail de communicatie en arbeidsrela-tie tussen [verzoeker] en zijn werkgever bepaald niet ten goede komt, zoals ook blijkt uit de reactie van [directeur].
g) Al op 8 oktober 2009 schrijft [verzoeker] vervolgens aan [directeur] een brief, waarin hij aangeeft dat hij de ar-beidsovereenkomst wenst te beëindigen. Hoewel hij eerst terecht schrijft dat beide partijen niet eenzij-dig kunnen opzeggen voor [datum], legt hij vervolgens de bal eenzijdig neer bij [verweerster]: “…..this contract does prevent [verweerster] from terminating the employment agreement before this date. Nevertheless (…), I am willing to accept the termination of my contract before this date not-withstanding the contract.” Voorwaarde daarbij is dan wel “that my contract will terminate no sooner than by the first of February 2010 without the obligation for me to work (…) and in addition the release of the non compete clause in my employment contract.”
h) Bij mail van 15 oktober 2009 - [verzoeker] heeft [directeur] uitgenodigd voor een gesprek over beëindiging van de arbeidsverhouding op 16 oktober 2009 - schrijft [directeur] terug :”(…)As final, I never mention about your termination of Employment Agreement, so if you want to resign this position, then please / apply this.”
i) Op 20 oktober 2009 schrijft [directeur] aan [verzoeker]: “I know you will continue to work but our appendix is still open, so please fill in your disagreed points as soon as possible. If not, I hope you agreed every-thing, so please clarify your situation….” In de pleitnota (nummer 20) van [verzoeker] staat vervolgens: “Toen was het voor [verzoeker] echter al te laat.”
j) Op 26 oktober 2009 meldt [verzoeker] zich ziek. De arbo-arts schrijft [verzoeker] een time-out voor, van 2 weken, met aansluitend - het was al gepland - 3 weken vakantie, van 3 tot en met 20 november 2009. Het ontbindingsverzoek wordt echter al ingediend op 6 november 2009.
k) Op 24 november 2009 komt de arbodienst nog met het voorstel van mediation. [verweerster] - die kenne-lijk nog niet van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wil weten en minstens wil beproeven of zake-lijk herstel van de arbeidsrelatie mogelijk is - stelt op 30 november 2009 aan [verzoeker] mediation voor door een onafhankelijk mediator. [verzoeker] heeft niet gesteld dat hij te kennen heeft gegeven dat hij daaraan niet meer wilde meewerken. De mediation kon echter niet meer worden ingevuld en ingepland voor de behandeling van het verzoekschrift op 3 december 2009.
3.3. Hoewel de kantonrechter zijn ogen beslist niet wil sluiten voor het feit dat [directeur] als werkgever niet steeds lijkt te beseffen dat in Nederland de gebruikelijke manier van omgaan met elkaar van werkgever en werknemer anders, meer op basis van gelijkwaardigheid, is dan in Japan, leiden de hiervoor onder 3.2. genoemde punten de kantonrechter tot de conclusie dat de wens van [verzoeker] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, (nagenoeg) geheel in zijn risicosfeer ligt. Kort gezegd: hij wist waaraan hij begon toen hij voor de tweede keer tekende, hij kende de persoon van zijn leidinggevende [directeur], hij wist dat de discussie over een aantal onregelmatigheden nog liep, hij wist dat taken en verantwoordelijkheden nog zouden worden ingevuld, en hij heeft al heel snel - op 8 oktober 2009, ruim een maand na ondertekening van het contract - aangestuurd op beëindiging van de arbeids-overeenkomst, maar dan wel op zijn voorwaarden (doorbetalen tot 1 februari 2010, concurrentiebeding laten vervallen), waar [verweerster] nog niet wilde breken, nog een opening bood voor overleg en waar de arbodienst uiteindelijk nog de mogelijkheid van mediation voorstelde, die [verzoeker] niet onvoorwaardelijk van de hand heeft gewezen……………………Onder die omstandigheden is voor een extra vergoeding naast spoedige ont-binding van de arbeidsovereenkomst geen plaats.
3.4. Hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd, ook na de mondelinge behandeling, leidt niet tot een ander oordeel.
3.5. De kantonrechter zal - dat is zijn voornemen, zie verder hieronder ad 3.6 - de arbeidsovereenkomst ontbin-den per 15 januari 2010. De overige verzoeken worden afgewezen. De proceskosten zullen aldus worden ge-compenseerd dat elke partij de eigen kosten draagt.
3.6. Gelet op artikel 7:685, tiende lid, BW krijgt [verzoeker] - nu de kantonrechter dus voornemens is om de ont-binding uit te spreken zonder daaraan een door [verzoeker] verzochte vergoeding te verbinden - echter nog wel de gelegenheid om het ontbindingsverzoek in te trekken. Dat moet dan gebeuren voor 9 januari 2010. Bij intrek-king zal [verzoeker] dan wel in de proceskosten van [verweerster] worden veroordeeld.
3.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden, in afwachting van wat [verzoeker] gaat doen met het ontbin-dingsverzoek.
4. Uitspraak
De kantonrechter:
Stelt partijen in kennis van zijn voornemen om de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 15 januari 2010 te ontbinden, zonder daaraan een door [verzoeker] verzochte vergoeding te verbinden.
Stelt [verzoeker] in de gelegenheid om zijn ontbindingsverzoek in te trekken voor 9 januari 2010.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoor-digheid van de griffier.