RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/rolnr.: 341732 CV EXPL 09-6007
Typ.: CJ
Vonnis van de kantonrechter d.d. 30 december 2009
de besloten vennootschap Lindorff Purchase B.V., voorheen genaamd Transfair Purchase B.V.,
statutair gevestigd te Zwolle,
eiseres, hierna te noemen Lindorff,
gemachtigden Vaessen & Kerckhoffs gerechtsdeurwaarders te Sittard, gemeente Sittard-Geleen;
[gedaagde],
wonende aan de [adres],
gedaagde, hierna te noemen [gedaagde],
verschenen in persoon.
1. Het verloop van de procedure
Door partijen zijn de volgende processtukken ingediend c.q. proceshandelingen verricht:
- dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
De inhoud daarvan geldt als hier herhaald.
Daarna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
2.1 Lindorff vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 959,81, zijnde € 535,33 aan abonnements- en gesprekskosten, € 245,98 aan vervallen contractuele rente en € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief BTW, vermeerderd met de overeengekomen rente ad 1,000% per maand over € 535,33 vanaf 15 juli 2009 tot de dag der algehele voldoening, alsmede met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
2.2 Lindorff legt aan haar vordering ten grondslag dat op 14 juli 2005 tussen T-Mobile Netherlands BV, voorheen handelend onder de naam Ben Nederland B.V., en [gedaagde] een overeenkomst ter zake van het gebruik van het mobiele telecommunicatienetwerk van
T-Mobile tot stand is gekomen. T-Mobile heeft aan [gedaagde] een aansluiting, een telefoonnummer 06-14208862 en een abonnement met simkaart ter beschikking gesteld, zodat [gedaagde] telefoongesprekken kon accepteren en voeren. Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing.
[gedaagde] is met de nakoming van zijn betalingsverplichtingen jegens T-Mobile per 29 november 2005 in verzuim geraakt, waarna T-Mobile vervolgens krachtens artikel 11.1 sub a van de algemene voorwaarden op 6 maart 2006 gebruik heeft gemaakt van haar recht om de aangeboden diensten buiten gebruik te stellen, hetgeen [gedaagde] echter niet onthief van zijn contractuele verplichtingen. Omdat [gedaagde], ondanks aanmaningen daartoe, binnen een termijn van veertien dagen na buitengebruikstelling de betalingsverplichtingen niet is nagekomen, heeft T-Mobile vervolgens conform artikel 11.3 juncto artikel 16.1 van de algemene voorwaarden de overeenkomst ontbonden en de resterende abonnementskosten bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.3 [gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarop hierna - voor zover nodig - zal worden ingegaan.
2.4 Naar het oordeel van de kantonrechter staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat T-Mobile Netherlands B.V. haar vorderingen op [gedaagde] op 10 april 2006 aan Lindorff heeft verkocht en gecedeerd, waarvan [gedaagde] schriftelijk in kennis is gesteld.
2.5 De kantonrechter stelt op grond van de overgelegde stukken vast dat van de hoofdsom ad € 535,33 een bedrag van € 192,57 betrekking heeft op de abonnements- en verbruikskosten. Het resterende bedrag van € 342,76 ziet op de resterende abonnementskosten tot het einde van de overeengekomen contractsperiode.
2.6 Hoewel Lindorff heeft nagelaten de onderhavige overeenkomst in het geding te brengen, is de kantonrechter van oordeel dat op grond van de door Lindorff aangehaalde feiten en omstandigheden en de overgelegde producties – hetgeen [gedaagde] niet althans onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken - genoegzaam is gebleken dat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van zijn aansluiting op het mobiele telecommunicatienetwerk van T-Mobile. Verder heeft [gedaagde] ook niet betwist dat het telefoonnummer 06-14208862 van hem is. Dit brengt met zich dat [gedaagde] uit dien hoofde gehouden is de facturen, welke betrekking hebben op de abonnements- en verbruikskosten, te voldoen. De vordering ad € 192,57, betrekking hebbende op de abonnements- en verbruikskosten, zal dan ook worden toegewezen.
2.7 Wat betreft de gevorderde hoofdsom resteert dan ter beoordeling nog de factuur d.d. 20 maart 2006 ten bedrage van € 342,76, welke betrekking heeft op de resterende abonnementskosten tot het einde van de overeengekomen contractsperiode. T-Mobile heeft deze vordering op de algemene voorwaarden gebaseerd.
Voor de kantonrechter staat als enerzijds door Lindorff gesteld en anderzijds door [gedaagde] niet, dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist, vast dat de onderhavige overeenkomst onder de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van T-Mobile is gesloten.
Uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 2000 (NJ 2000/730, Océano), 26 oktober 2006 (NJ 2007/201, Mostaza Claro), 4 juni 2009 (NJ 2009/395, Pannon) en 6 oktober 2009 (Asturcom) en de EG Richtlijn 93/13/EEG volgt dat de kantonrechter ambtshalve dient te toetsen of een beding op grond waarvan de consument na ontbinding van de overeenkomst de resterende abonnementstermijnen verschuldigd is, niet als zijnde onredelijk bezwarend vernietigd dient te worden.
De inhoud van artikel 11.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden in samenhang bezien met:
- de aard en strekking van voormelde kostenpost, vermeld in de factuur van 20 maart 2006;
- het bepaalde in artikel 3 van opgemelde richtlijn;
- het bepaalde in de bijlage bij Richtlijn 93/13/EEG waarin is opgenomen onder e) dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt, bedingen, die tot doel of tot gevolg hebben “de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen.” en onder o) is opgenomen, dat als oneerlijk in de zin van artikel 3 lid 3 van de Richtlijn kunnen worden aangemerkt, bedingen die tot doel of tot gevolg hebben: “de consument te verplichten al zijn verbintenissen na te komen, zelfs wanneer de verkoper zijn verbintenissen niet uitvoert”,
leiden tot het oordeel dat het bepaalde in artikel 11.3 van de toepasselijke algemene voorwaarden een onredelijk bezwarend beding betreft dat op grond van het bepaalde in artikel 6:233 sub a BW vernietigbaar is. De kantonrechter zal dit beding dan ook vernietigen.
De kantonrechter merkt in dit verband op dat Lindorff heeft nagelaten de gestelde schade concreet te onderbouwen. Hoewel Lindorff stelt dat aan [gedaagde] een mobiel toestel ter beschikking is gesteld, heeft zij geen inzicht kunnen geven over de waarde van het mobiele toestel. Op grond hiervan is er in verband met het ontbreken van een concrete toelichting ter zake sprake van een onvoldoende onderbouwing van de vordering op dit punt. Daarbij acht de kantonrechter ook van belang dat Lindorff bij dagvaarding en conclusie van repliek gelegenheid heeft gehad om de door T-Mobile geleden schade verder te onderbouwen en te specificeren, doch zulks heeft nagelaten.
Verder faalt het betoog van Lindorff dat ook de gederfde winst als schade dient te worden aangemerkt, omdat dit de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan EG-Richtlijn 93/13/EEG illusoir zou maken waarbij de kantonrechter ten overvloede nog opmerkt dat Lindorff nalaat inzichtelijk te maken welke besparing aan kosten de ontbinding van de overeenkomst met zich brengt. Het vorenstaande brengt met zich dat de vordering inzake de factuur van maart 2006 ad € 342,76, betrekking hebbende op de resterende abonnementskosten, zal worden afgewezen.
2.8 Voorts heeft Lindorff haar vordering tot schadevergoeding gebaseerd op de artikelen 6:95, 6:96 en 6:277 BW. De kantonrechter is van oordeel dat het zojuist vernietigde beding van 11.3 van de algemene voorwaarden betreffende de resterende abonnementskosten moet worden aangemerkt als een boetebeding. Dit brengt met zich, nu bij overeenkomst niet is afgeweken van de desbetreffende wettelijke bepalingen, dat de artikelen 6:91- 6:94 BW mede van toepassing zijn. In artikel 6:92 lid 2 BW is bepaald dat hetgeen ingevolge een boetebeding verschuldigd is in de plaats treedt van de schadevergoeding op grond van de wet (artikel 6:277 BW). In het onderhavige geval heeft T-Mobile expliciet gekozen voor het opnemen van een dergelijk beding in haar algemene voorwaarden, zodat zij slechts de overeengekomen boete kan vorderen. Nu voormeld boetebeding is vernietigd en het vorderen van schadevergoeding ex artikel 6:96 BW juncto artikel 6:277 BW onverenigbaar en in strijd is met artikel 6:92 lid 2 BW, is de vordering ter zake de resterende abonnementskosten evenmin op deze grond toewijsbaar.
2.9 De vervallen rente zal worden toegewezen vanaf het moment dat [gedaagde] met de voldoening van de op de facturen voorkomende bedragen in verzuim is. De vordering terzake de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, nu niet duidelijk is voor welk bedrag (de gemachtigde van) Lindorff heeft aangemaand en of zij bij de aanmaningen van een veel te hoog bedrag is uitgegaan.
2.10 [gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter overweegt te dien aanzien nog dat naar zijn oordeel van een professionele partij als Lindorff mag worden verwacht dat zij bij dagvaarding haar vordering, in overeenstemming met artikel 111 Rv, voldoende onderbouwt. Nu zij daartoe pas bij repliek is overgegaan, zal de kantonrechter het salaris gemachtigde beperken tot 1 punt van het toepasselijke liquidatietarief.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Lindorff te betalen het bedrag van € 192,57, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 1,000% per maand daarover vanaf het moment dat [gedaagde] met de voldoening van de op de facturen voorkomende bedragen in verzuim is tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten gevallen aan de zijde van Lindorff welke worden begroot op € 279,67, zijnde € 158,00 aan vast recht, € 91,67 aan explootkosten en € 30,00 aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.J. Henzen, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.