ECLI:NL:RBMAA:2009:BK8178

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
354680 CV EXPL 09-9795
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over schorsing concurrentiebeding en ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 23 december 2009, betreft het een kort geding waarin [eiser] een schorsing van het concurrentiebeding vordert, samenhangend met een verzoek tot ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst met de besloten vennootschap Hoenshuis Golf B.V. [eiser] was sinds 1 september 2008 werkzaam als General Manager bij Hoenshuis en had een arbeidsovereenkomst die op 31 augustus 2009 werd verlengd. In de arbeidsovereenkomst waren zowel een concurrentiebeding als een relatiebeding opgenomen. [eiser] vorderde onder andere dat deze bedingen zouden worden geschorst totdat een rechter in een bodemprocedure uitspraak zou hebben gedaan over de geldigheid en reikwijdte van deze bedingen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen duidelijk is, vooral gezien de aanstaande ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 15 januari 2010. De rechter heeft de primaire vordering van [eiser] om het concurrentiebeding te schorsen afgewezen, verwijzend naar de parallelle ontbindingszaak. De rechter oordeelde dat niet is komen vast te staan dat de reden voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te wijten is aan Hoenshuis.

Bij de subsidiaire vordering heeft de kantonrechter overwogen dat de belangenafweging in een bodemprocedure zou kunnen leiden tot een gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding, maar dat dit in het kort geding niet gerechtvaardigd kon worden. Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de geografische werking van het concurrentiebeding te beperken tot 35 kilometer en het relatiebeding te matigen, zodat [eiser] niet actief contacten mag leggen met klanten die hij in de afgelopen 12 maanden heeft bediend, maar wel benaderd kan worden door hen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/rolno: 354680 CV EXPL 09-9795
typ: LD/PH
coll:
Vonnis van de kantonrechter ex artikel 254 Rv d.d. 23 december 2009
inzake
[eiser],
wonende te [adres],
verder te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. T.J. Vlot,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid HOENSHUIS GOLF B.V., gevestigd te 6367 Voerendaal aan de Hoensweg 17,
gedaagde, verder te noemen: Hoenshuis,
gemachtigde: mr. Ph. A.A. Nijbakker.
1. Verloop van de procedure
[eiser] heeft een dagvaarding met producties ingediend.
Hoenshuis heeft onder overlegging van producties geconcludeerd voor antwoord.
Beide partijen hebben ter zitting van 3 december 2009 hun standpunten verder toegelicht aan de hand van een pleitnota. Deze pleitnota’s hebben over en weer ook gediend als toelichting van de standpunten van partijen in het door [eiser] ingediende verzoek ex artikel 7:685 BW dat tegelijk met deze kort gedingprocedure is be-handeld.
Na behandeling ter zitting hebben beide partijen nog een akte genomen.
Hierna is vonnis bepaald en de uitspraak daarvan is op heden vastgesteld.
2. Het geschil en de gevraagde voorziening
2.1. Hoenshuis drijft een onderneming die een golfbaan met clubhuis en horecafaciliteiten exploiteert. [eiser] is per 1 september 2008 als General Manager voor de duur van een jaar in dienst getreden bij Hoenshuis. Op 31 augustus 2009 zijn partijen na ommekomst van de eerste arbeidsovereenkomst opnieuw een arbeidsovereen-komst voor de duur van een jaar aangegaan, van 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2010.
2.2. Bij beschikking van 22 december 2009 heeft de kantonrechter zijn voornemen uitgesproken om op verzoek van [eiser] de arbeidsovereenkomst te ontbinden, en wel per 15 januari 2010, zonder toekenning van een vergoeding, daarbij oordelende dat de door
[eiser] gewenste ontbinding (nagenoeg) geheel in zijn risicosfeer lag. De inhoud van die beschikking wordt geacht hier te zijn herhaald en ingelast. [eiser] kan zijn ontbindingsverzoek overigens nog intrekken vóór 9 januari 2010.
2.3. Zowel in de eerste arbeidsovereenkomst als in de tweede arbeidsovereenkomst zijn neergelegd:
- een concurrentiebeding (kort gezegd: binnen een jaar na beëindiging mag [eiser] niet werken voor een soortgelijke onderneming als Hoenshuis, binnen een straal van 100 kilometer van de golfbaan in Voerendaal);
- een relatiebeding (kort gezegd: binnen een jaar na beëindiging mag [eiser] niet werken voor relaties of clubleden van Hoenshuis, of de relaties nu [eiser] benaderen of omgekeerd).
2.4. Bij overtreding van een of beide bedingen kost het, kort gezegd, [eiser] een boete van
€ 5.000,00 per keer of per dag dat hij het beding overtreedt.
2.5. [eiser] vordert in dit kort geding:
1) primair dat wordt bepaald dat de bedingen worden geschorst totdat een rechter een uitspraak in een bo-demprocedure heeft gedaan;
2) subsidiair dat wordt bepaald dat het concurrentiebeding wordt geschorst en dat het relatiebeding wordt beperkt totdat een rechter in een bodemprocedure uitspraak heeft gedaan over de geldigheid en reik-wijdte van dit beding aldus “dat [eiser] wordt verboden om zelf actief contacten te leggen met klan-ten die hij in zijn functie bij Hoenshuis Golf de afgelopen 12 maanden heeft bediend.”
3) meer subsidiair dat wordt bepaald dat Hoenshuis aan [eiser] een vergoeding naar billijkheid moet betalen voor de periode waarin [eiser] op grond van het concurrentiebeding belemmerd wordt in het vinden van een nieuwe dienstbetrekking, te begroten op € 6.048,00 per maand dat de belemmering voortduurt/het concurrentiebeding in stand blijft, met een maximum van 12 maanden na de datum van het einde van de arbeidsovereenkomst;
4) dat wordt bepaald dat Hoenshuis aan [eiser] een vergoeding moet betalen ter zake van door [eiser] gemaakte kosten voor rechtsbijstand tot een bedrag van € 6.000,00 (exclusief BTW);
5) dat Hoenshuis wordt veroordeeld in de proceskosten.
2.7. Wat betreft de primaire vordering (1) meent [eiser] dat de bodemrechter naar verwachting zal oordelen dat het concurrentiebeding tussen partijen is komen te vervallen, althans dat Hoenshuis in redelijkheid daarop geen beroep toekomt danwel dat het concurrentiebeding moet worden vernietigd, omdat, kort gezegd, de beëin-diging van de arbeidsovereenkomst is te wijten aan Hoenshuis.
2.8. Wat betreft de subsidiaire vordering (2) wijst [eiser] erop dat in de bodemprocedure bij de rechterlijke belangenafweging ex artikel 7:653, tweede lid, BW waarschijnlijk zal worden geoordeeld dat het belang van [eiser] zwaarder weegt dan het belang van Hoenshuis.
2.9. [eiser] heeft er daarbij op gewezen:
- dat hij op korte termijn een nieuwe dienstbetrekking moet vinden, om in het inkomen van hem en zijn gezin te voorzien;
- dat zijn ervaring in de golfbranche een meerwaarde vertegenwoordigt in de golfwereld;
- dat hij er belang bij heeft om zijn kennis van de branche in te zetten bij het vinden van een nieuwe baan;
- dat hij pas sinds september 2008 professioneel werkzaam is binnen de golfbranche en dat hij gegeven zijn arbeidsverleden buiten deze branche belang heeft bij een snelle aanvaarding van een nieuwe dienst-betrekking die aansluit bij zijn meest recente werkervaring;
- dat is gebleken dat het concurrentiebeding nieuwe werkgevers ervan weerhoudt om met hem tot concre-te afspraken te komen;
- dat hij, wanneer hij bij een andere golfbaan gaat werken, noch zal beschikken over bedrijfs- of concur-rentiegevoelige informatie noch over klantencontacten, zodat het niet voor de hand ligt dat zijn klanten hem zullen “volgen”;
- dat hij gezien het korte dienstverband nog niet veel contacten heeft opgebouwd;
- dat het aantal min of meer vergelijkbare functies binnen de markt beperkt is;
- dat de voormalige General Manager van Hoenshuis, haar loopbaan heeft voort-gezet bij Maastricht International, zonder dat Hoenshuis haar heeft aangesproken op overtreding van verplichtingen uit hoofde van concurrentiebeding of relatiebeding.
2.10. De meer subsidiaire vordering (3) is gebaseerd op artikel 7:653, vierde lid, BW: als het concurrentiebeding al gehandhaafd zou blijven, dan is plaats voor een vergoeding aangezien dat beding in dat geval [eiser] in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van Hoenshuis werkzaam te zijn.
2.11. Hoenshuis heeft verweer gevoerd, waarop hieronder, voor zover nodig, zal worden ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. De zaak leent zich voor een behandeling in kort geding. Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vor-deringen is duidelijk, voor het geval dat hij vóór 9 januari 2010 zijn ontbindingsverzoek niet meer zal intrekken en de arbeidsovereenkomst per 15 januari 2010 zal zijn ontbonden.
3.2. In deze kort geding procedure moet dan vervolgens aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure zodanige kans van slagen hebben dat vooruitlopen op toewijzing daarvan reeds nu gerechtvaardigd is.
3.3. Voor wat betreft de primaire vordering is dat sowieso niet gerechtvaardigd. De primaire vordering kan aan-stonds worden afgewezen, met een eenvoudige verwijzing naar de beschikking in de parallelle ontbindingszaak tussen partijen. Niet is komen vast te staan dat de reden voor de door [eiser] verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst is te wijten aan Hoenshuis.
3.4. Bij de subsidiaire vordering wordt aan de kantonrechter in kot geding gevraagd om in te schatten of de bo-demrechter het concurrentiebeding en het relatiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt be-nadeeld.
3.5. Die eventuele vernietiging is dan een wettelijke uitzondering op de regel “contract is contract”. Nog op 31 augustus 2009 heeft [eiser] bij volle verstand in een arbeidsverhouding met een werkgever die toen al niet probleemloos was, opnieuw, net als een jaar eerder, zich middels ondertekening van het (tweede) contract ver-plicht tot naleving van onder meer een concurrentiebeding en een relatiebeding.
3.6. Het moet, volgens de tekst van artikel 7:653 BW, verder gaan om een onbillijke benadeling van de werk-nemer bij de te maken belangenafweging. De enkele benadeling is dus niet voldoende.
3.7. In het kader van dit kort geding vindt de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat Hoenshuis een serieus belang heeft bij (enigerlei) instandhouding van met name het concurrentiebeding. [eiser] kan anders eenvoudigweg ten vóórdele van een nieuwe werkgever en ten nádele van Hoenshuis gebruik maken van:
- zijn contacten met (business) leden;
- zijn contacten met allerhande relaties, via netwerken bij Hoenshuis opgebouwd (serviceclubs, vereni-gingen, leveranciers, golfpro’s, lokale overheden).
3.8. Bij de belangenafweging van de bodemrechter zal verder een rol spelen welke partij het initiatief heeft ge-nomen om te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Indien dat de werkgever is, zal die omstan-digheid in dit soort kwesties sneller gewicht in de schaal leggen ten gunste van de werknemer, dan indien de werknemer de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd, zoals in het onderhavige geval.
3.9. Het argument “gelijke monniken, gelijke kappen” dat [eiser] heeft aangevoerd, met verwijzing naar de situatie rond [voormalig General Manager], zijn voorganger, is vooralsnog krachteloos te noemen, nu het er alle schijn van heeft dat in het arbeidscontract van die voorganger een concurrentiebeding en/of relatiebeding nu juist niét was opgenomen, zodat Hoenshuis haar daarop dan ook niet kon aanspreken toen ze verhuisde naar een golfbaan in Maastricht.
3.10. Ook valt vooralsnog niet in te zien waarom het [eiser] niet zou lukken om buiten de golfbranche em-plooi te vinden, waar hij tot voor 1 september 2008 - hij was toen al 50 jaar - kennelijk lang heeft gewerkt op terreinen die niets met de golfbranche van doen hadden.
3.11. Evenmin is bepaald aannemelijk geworden dat voor zover [eiser] toch graag in de golfbranche werk-zaam wil blijven, hij niet in staat is om buiten Limburg - hij woont zelf nota bene in [adres], in [woonplaats] - em-plooi in de golfwereld te vinden.
3.12. Dat de kantonrechter uiteindelijk toch het concurrentiebeding en het relatiebeding enigszins zal matigen, heeft te maken met de eigen relativering van haar belang die Hoenshuis aanbrengt in haar akte van 9 december 2009. Uit die akte valt immers af te leiden dat de bescherming van haar belangen niet per se een verboden ge-bied met een straal van 100 kilometer verlangt, maar dat een straal van 35 kilometer ook volstaat, en dat hand-having van het relatiebeding van mindere betekenis is indien zo’n straal zal worden aangehouden.
3.13. Op grond van al het vorenstaande zal de kantonrechter - onder de voorwaarde dus dat [eiser] zijn ont-bindingsverzoek niet meer zal intrekken en de arbeidsovereenkomst dus zal worden ontbonden per 15 januari 2010 - in kort geding de geografische werking van het concurrentiebeding van artikel 7 van de arbeidsovereen-komst beperken tot 35 kilometer. Het relatiebeding zal worden beperkt op de wijze als voorgestaan door [eiser], in die zin dat het hem wel zal worden verboden om actief contacten te leggen met klanten van Hoenshuis, maar dat het relatiebeding niet bindt in de gevallen dat klanten / clubleden hém benaderen.
3.14. De kantonrechter beseft goed dat deze uitkomst - indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 15 januari 2010 een feit wordt - waarschijnlijk betekent dat de vacature in Wittem op korte termijn onbereikbaar zal zijn voor [eiser]. Dat is buitengewoon vervelend voor iemand die ambitieus is en die vooruit wil in een branche waarin hij zich thuis voelt, maar aan de andere kant: concurrentiebedingen en relatiebedingen worden niet voor niets afgesproken. Het is niet onbillijk dat Hoenhuis zich met een beroep op die bedingen wenst te verzetten tegen de komst van [eiser] bij een directe concurrent in de zo nabije omgeving.
3.15. Ten slotte is de enkele vermelding - zonder concrete onderbouwing - van nog een andere sollicitatie van [eiser] op een vacature met positieverbetering die even in de laatste akte van [eiser] van 9 december 2009 wordt aangestipt, onvoldoende om het hiervoor aangegeven oordeel van de kantonrechter te wijzigen. Dat geldt ook voor al datgene wat partijen verder over en weer nog naar voren hebben gebracht.
3.16. Gelet op de aard en uitkomst van het geschil ziet de kantonrechter voldoende reden om de proceskosten aldus te compenseren dat elke partij de eigen kosten draagt.
4. Uitspraak
De kantonrechter:
Bepaalt voor het geval dat [eiser] zijn ontbindingsverzoek niet voor 9 januari 2010 zal intrekken en dat de arbeidsovereenkomst dus per 15 januari 2010 zal zijn ontbonden, dat het beding in artikel 7 en het beding in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst bij wege van voorlopige voorziening worden beperkt totdat een rechter in een bodemprocedure uitspraak heeft gedaan over de geldigheid en reikwijdte van die bedingen, en wel aldus:
- dat wat betreft artikel 7 de radius van 100 kilometer wordt beperkt tot 35 kilometer “of the golf course in Voerendaal”;
- dat het wat betreft artikel 8 aan [eiser] wordt verboden om zelf actief contacten te leggen met klan-ten die hij in zijn functie bij Hoenshuis in de afgelopen 12 maanden heeft bediend.
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Compenseert de proceskosten aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Wijst het overigens gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoor-digheid van de griffier.