RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 15 december 2009
Zaaknummer: 134878 / FA RK 08-1756
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
verzoekers,
beiden wonende [adres],
advocaat mr. H.E. Menger.
Belanghebbende is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht.
1. Verloop van de procedure
Verzoekers hebben op 11 november 2008 een verzoekschrift ingediend om een verklaring voor recht af te geven:
- dat de uitspraak van de rechtbank te Denizli van 13 juli 2005, gewezen onder rolnummer
2005/89D, alsmede
- de op die uitspraak gewezen aanvulling van 8 december 2005, waarbij de adoptie van
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] wordt uitgesproken ten gunste van verzoekers
overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is gedaan en
- dat het belang van de minderjarige met zich meebrengt dat deze kan worden opgenomen in
de registers van de Burgerlijke Stand in Maastricht, althans in een Nederlands register van
de Burgerlijke Stand.
Verzoekers hebben nog gereageerd bij faxbericht van 5 december 2008.
De zaak is behandeld ter zitting van 10 november 2009.
Verzoekers hebben nog aanvullende stukken overgelegd bij brief van 10 november 2009 en daarbij tevens een aanvullend verzoek ingediend aldus dat de zwakke adoptie naar Turks recht wordt omgezet naar een sterke adoptie naar Nederlands recht en dat de geboortegegevens van [de minderjarige] worden vastgesteld.
Verzoekers zijn gehuwd sinds 21 juni 1989.
Verzoekers hebben zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit.
Op 28 december 2000 hebben verzoekers een beginseltoestemming in het kader van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (hierna te noemen: Wobka) ontvangen, die is afgelopen per 5 maart 2003 omdat de man 46 jaar was geworden.
Bij vonnis van de rechtbank te Denizli van 13 juli 2005 met nummer 2005 / 89 is naar het recht van Turkije de adoptie van de minderjarige [de minderjarige], geboren te [geboortegegevens] als kind van [verzoeker] en [moeder] door verzoekers uitgesproken.
Op 8 december 2005 is nog een aanvullende uitspraak gewezen.
Sinds [geboortedatum] wordt [de minderjarige] verzorgd door verzoekers, in die zin dat hij in Turkije verbleef bij adoptiefvader, terwijl adoptiefmoeder in Nederland bleef om alle documenten voor de adoptieprocedure in Turkije te regelen.
[de minderjarige] heeft op 2 februari 2006 met het doel van adoptie zijn geboorteland mogen verlaten, na afgifte op 15 december 2005 van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met het doel adoptie, geldig tot 2 november 2010.
[de minderjarige] is het eerste kind tot wie verzoekers in familierechtelijke betrekking komen te staan.
3. De stellingen van partijen
Op 13 juli 2005 is de adoptie in Turkije afgerond onder verwijzing naar het Haags Adoptieverdrag dat voor Turkije op 1 september 2004 in werking is getreden. Verzoekers zijn er van uitgegaan dat, nu Turkije partij is bij het Haags Adoptieverdrag, de uitspraak voldeed aan alle eisen die het Haags Adoptieverdrag stelt.
Gebleken is echter dat de adoptie-uitspraak niet de verklaring bevat, zoals gesteld in artikel 23 van het Haags Adoptieverdrag.
Dat was voor de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente Maastricht aanleiding om de verwerking van de Turkse adoptie van [de minderjarige] in de gemeentelijke basisadministratie te weigeren.
Ondanks pogingen van verzoekers is het hen niet gelukt deze omissie te herstellen middels overlegging van de originele uitspraak met de toevoeging van de verklaring van de plaatselijke centrale autoriteiten.
De centrale autoriteit Interlandelijke adoptie heeft, door inschakeling van het Ministerie van Justitie, de Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht verzocht om een onderzoek te
verrichten naar de situatie rondom de adoptie van [de minderjarige].
De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 10 april 2008 een rapport opgemaakt en heeft
geconcludeerd dat het verblijf van [de minderjarige] bij de adoptiefouders voortgezet dient te worden en dat zijn status als adoptiefkind van verzoekers met de Nederlandse nationaliteit wordt geregeld.
Ter zitting hebben verzoekers aanvullend verzocht tot inschrijving van de geboorteakte in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand en tevens verzocht tot omzetting van de zwakke adoptie naar Turks recht in een sterke adoptie naar Nederlands recht.
De ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente Maastricht heeft ter zitting verklaard dat het verzoek van verzoekers is getoetst aan het Haags Adoptieverdrag, maar dat de verklaring als bedoeld in artikel 23 van dat verdrag ontbrak.
Om voor erkenning van een buitenlandse adoptie in aanmerking te komen moet voldaan zijn aan het bepaalde in de artikelen 6 en 7 van de Wet Conflictenrecht adoptie.
Volgens de ambtenaar van de Burgerlijke Stand staat echter niets in de weg om het verzoek en de aanvulling daarop toe te wijzen.
Ingevolge artikel 7 lid 1 van de WCad kan een buitenlandse beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de vreemde staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, worden erkend indien:
a. de bepalingen van de Wobka in acht zijn genomen, en
b. de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en
c. erkenning niet op grond als bedoeld in artikel 6, tweede of derde lid van deze wet zou worden onthouden. Dat wil in een geval als het onderhavige, dat wordt beheerst door artikel
7 WCad, zeggen dat tevens voldaan dient te worden aan de volgende aanvullende voorwaarden:
- er is geen sprake van dat aan de adoptiebeslissing in een vreemde staat kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan,
- er is geen sprake van dat de erkenning van die beslissing in strijd is met de openbare orde, hetgeen steeds het geval is indien die beslissing kennelijk betrekking heeft op een schijnhandeling.
Vaststaat dat verzoekers ten tijde van de adoptie niet in het bezit waren van een geldige beginseltoestemming en niet beschikten over een Certificate of Conformity. Ondanks het feit dat Nederland en Turkije partij zijn bij het Haags Adoptieverdrag is er derhalve geen sprake van een Verdragsadoptie.
De vraag dient zich dan aan welke consequenties dit voor de onderhavige zaak moet hebben.
Uit de toelichting op het Haags Adoptieverdrag is af te leiden dat, ingeval niet aan alle vereisten van het Verdrag is voldaan, aan de rechter wordt overgelaten of hij een adoptie niettemin voor erkenning in aanmerking wil laten komen, waarbij uiteindelijk het belang van het kind bepalend is.
Niet is gebleken dat de Turkse procedure onregelmatigheden vertoont. Er is door de Turkse autoriteiten onderzoek gedaan naar de geschiktheid van de adoptiefouders en de afstandsouders hebben uitdrukkelijk met de adoptie van [de minderjarige] door verzoekers (de broer en schoonzus van afstandsvader) ingestemd. De adoptiefouders hebben duidelijk aangegeven dat zij zowel in Nederland als in Turkije ten aanzien van hun adoptiewens en de concrete regeling ten aanzien van [de minderjarige], inclusief zijn overbrenging naar Nederland open kaart hebben gespeeld. Zij zijn altijd in de veronderstelling geweest dat zij de juridische zaken op de juiste wijze hebben afgehandeld.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van het kind thans met zich brengt dat de adoptie wordt erkend. Daartoe wordt overwogen dat [de minderjarige] met toestemming van de Turkse autoriteiten sinds zijn geboorte in 2005 een band heeft opgebouwd met verzoekers en in gezinsverband met verzoekers leeft. Uit de opgemaakte rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming te Maastricht blijkt dat verzoekers zich met volle overgave inzetten voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige]. Zij worden hierin door een groot familienetwerk in Turkije en in Nederland gesteund. [de minderjarige] wordt door de familie beschouwd als een gezamenlijk kind, waarvoor ook gezamenlijk verantwoording gedragen wordt en de familie voelt zich dan ook zeer betrokken bij verzoekers en [de minderjarige].
Gebleken is dat het goed gaat met [de minderjarige], dat hij zich leeftijdsadequaat ontwikkelt en dat hij goed is ingegroeid in het gezin van verzoekers.
Naar het oordeel van de rechtbank zou het oneigenlijk zijn verzoekers thans tegen te werpen dat de adoptiebeslissing in Turkije niet erkend wordt door de rechtbank, terwijl reeds sinds 2005 verzoekers de zorg van [de minderjarige] op zich hebben genomen en met medeweten van de Nederlandse autoriteiten het verblijf van [de minderjarige] in Nederland met het doel adoptie hebben geregeld.
De rechtbank heeft daarbij geen aanleiding gevonden te twijfelen aan de goede trouw van verzoekers.
De rechtbank zal de verzochte verklaring voor recht dan ook toewijzen.
De rechtbank zal op de voet van artikel 7, derde lid, van de WCA, de ambtenaar van de Burgerlijke stand te ’s-Gravenhage de toevoeging van een latere vermelding van de adoptie gelasten aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand.
Verder is de rechtbank van oordeel het verzoek om de zwakke adoptie naar Turks recht om te zetten naar een sterke adoptie naar Nederlands recht toegewezen dient te worden.
Mede gezien de overgelegde stukken en alle andere omstandigheden en aanwijzingen, zal de rechtbank eveneens op de voet van artikel 7, derde lid, WCA juncto artikel 1:25c, eerste en derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, voor zoveel mogelijk, de geboortegegevens van de minderjarige vaststellen, zoals hierna in het dictum bepaald.
Verklaart voor recht dat wordt erkend de uitspraak van de rechtbank te Denizli van 13 juli 2005, gewezen onder rolnummer 2005/89D alsmede de op die uitspraak gewezen aanvulling van 8 december 2005, tot de adoptie naar het recht van Turkije van de minderjarige, geboren te [geboortegegevens] door verzoekers voornoemd.
Gelast dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen.
Stelt als geboortegegevens van de minderjarige vast:
- naam vader : [verzoeker]
- naam moeder : [moeder]
- plaats van geboorte : [geboorteplaats]
- datum van geboorte : [geboortedatum]
- geslacht : mannelijk
- voornaam : [de minderjarige] ,
en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage.
Zet de hiervoor erkende adoptie om in een adoptie naar Nederlands recht.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M.I.A. Bregonje, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
LF
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.