ECLI:NL:RBMAA:2009:BK4861

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700018-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de noodzaak van voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 27 november 2009 een tussentijdse beoordeling uitgevoerd van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel voor de veroordeelde, hierna te noemen [verdachte]. De rechtbank had eerder, op 24 december 2008, de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd voor de duur van twee jaren. Negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis diende een beoordeling van de voortzetting van de maatregel plaats te vinden. Tijdens de zitting op 13 november 2009 zijn [verdachte], zijn raadsvrouw mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis, de officier van justitie en de getuige-deskundige J.F. Williams gehoord.

De rechtbank heeft in haar oordeel met name gekeken naar de evaluatierapportage ISD, opgemaakt door J.F. Williams, en de verklaringen van zowel de getuige-deskundige als [verdachte] zelf. De rapportage gaf aan dat [verdachte] in het begin van de tenuitvoerlegging weinig motivatie toonde, maar dat er sinds juni 2009 een positieve gedragsverandering zichtbaar was. [verdachte] had inmiddels weer contact met zijn moeder en was gemotiveerd om te werken aan zijn gedragsproblemen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de positieve ontwikkeling nog in een beginstadium verkeert, de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is om het recidiverisico te beperken.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de tenuitvoerlegging van de maatregel voort te zetten, evenals de standpunten van [verdachte] en zijn raadsvrouw, in overweging genomen. De getuige-deskundige J.F. Williams heeft aangegeven dat [verdachte] veel heeft geleerd in de penitentiaire inrichting, maar dat er nog werk aan de winkel is. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel zal worden voortgezet, om zo de positieve ontwikkeling van [verdachte] te waarborgen en het recidiverisico te minimaliseren.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700018-08
Deze beslissing is gegeven door de meervoudige raadkamer voor strafzaken naar aanleiding van een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voorzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, zoals deze is opgelegd aan:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
thans verblijvende in Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard,
hierna te noemen: [verdachte].
De procesgang
De rechtbank heeft bij vonnis van 24 december 2008 in de zaak met het parketnummer 03/[xxxxxx]-08 aan [verdachte] de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat negen maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis een beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van voornoemde maatregel diende plaats te vinden. In dat kader zijn op 13 november 2009 [verdachte], diens raadsvrouw mr. F.M. van Venrooij-Nieuwenhuis, advocaat te Heerlen, de officier van justitie en de getuige-deskundige J.F. Williams in raadkamer gehoord.
De officier van justitie heeft gevorderd dat tenuitvoerlegging wordt voortgezet met toepassing van het plan van aanpak zoals dat voor [verdachte] is opgesteld.
Ook [verdachte] en zijn raadsvrouw stellen zich op het standpunt dat de behandeling in het kader van de ISD-maatregel dient te worden voortgezet.
De beoordeling
Bij haar oordeel over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging, een oordeel als bedoeld in artikel 38s, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, heeft de rechtbank met name acht geslagen op:
- de (ongedateerde) evaluatierapportage ISD, opgemaakt door J.F. Williams, trajectbegeleider ISD van de Penitentiaire Inrichting De Geerhorst te Sittard;
- de in raadkamer d.d. 13 november 2009 afgelegde verklaring van de getuige-deskundige J.F. Williams en
- de in raadkamer d.d. 13 november 2009 afgelegde verklaring van [verdachte].
In voormelde evaluatierapportage ISD wordt gesteld dat in de beginperiode van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel bij [verdachte] sprake was van een geringe motivatie en een beperkt zelfinzicht. Hij was tot weinig bereid en verleende geen medewerking aan enig onderzoek. In juni 2009 vond echter een omslag plaats in zijn gedrag. Hij werd zich bewust van het feit dat hij moest veranderen, als hij in aanmerking wilde komen voor een eventuele plaatsing in een kliniek. Zijn gedrag verbeterde en hij had zelfs (na lange tijd) weer contact met zijn moeder. Na een eerdere afwijzing door Groot-Batelaar (een kliniek voor gedragsverandering), werd [verdachte] na overleg opnieuw uitgenodigd voor een kennismakings- dan wel intakegesprek.
Volgens de rapportage is er sprake van een positieve, stijgende lijn in het gedrag van [verdachte] en wordt vanuit de penitentiaire inrichting de voortzetting van de ISD-maatregel geadviseerd: “Betrokkene is nu goed bezig. De ingezette weg om betrokkene te plaatsen in Groot-Batelaar is ons inziens de goede weg. Betrokkene is gemotiveerd om hieraan mee te werken. Wij hebben de ISD-maatregel nog nodig als stok achter de deur om -indien nodig- betrokkene bij te sturen in zijn traject.
De maatregel nu opheffen betekent dat betrokkene zonder de juiste begeleiding terugkeert in de maatschappij en het recidiverisico hoog is.”
In raadkamer verklaarde J.F. Williams, gehoord als getuige-deskundige, dat [verdachte] er blijk van geeft in de penitentiaire inrichting veel te hebben geleerd. Hij heeft een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt. Daarmee is hij er echter nog niet. Het heeft de voorkeur van de getuige-deskundige dat [verdachte] wordt geplaatst in Groot-Batelaar, waar hij onder meer agressie-regulatietraining, cognitieve vaardigheidstraining en psycho-motorische therapie zou dienen te volgen. Ook de relatie met zijn moeder zou in dat kader aandacht krijgen. Mocht [verdachte] niet in Groot-Batelaar geplaatst kunnen worden, is plaatsing in de FPAV (forensische kliniek voor verslaafden) mogelijk. Binnen deze kliniek is dezelfde vorm van begeleiding mogelijk, alleen met een meer gesloten karakter.
[verdachte] zelf heeft in raadkamer verklaard dat zijn behandeling in het kader van de ISD-maatregel in het begin stroef verliep, maar dat er nu een stijgende lijn in zit. Hij wil graag werken aan zijn gedragsproblemen. Hij heeft voorts verklaard dat hij op 11 november 2009 bij Groot-Batelaar op intakegesprek is geweest en dat hij op 17 november 2009 te horen krijgt of hij daar terecht kan. Met zijn moeder heeft hij inmiddels weer contact. Zij is twee keer bij hem op bezoek geweest.
[verdachte] wil dat de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Uit het bovenstaande blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, dat [verdachte] een positieve gedragsontwikkeling heeft doorgemaakt. De rechtbank is daarover verheugd. Daarbij dient wel de kanttekening te worden geplaatst dat deze ontwikkeling nog in een beginstadium verkeert. Immers, de positieve omslag in het gedrag van [verdachte] heeft klaarblijkelijk eerst in juni 2009 plaats gehad.
De rechtbank acht de kans groot dat de ingezette positieve ontwikkeling in het gedrag van [verdachte] zal worden gefrustreerd, indien zij de ISD-maatregel op dit moment opheft. Het recidiverisico zal in dat geval hoog zijn. De rechtbank acht voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dan ook noodzakelijk.
DE BESLISSING
De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 24 december 2008 van deze rechtbank opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zal worden voortgezet.
Aldus gegeven door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg en mr. W.F.J. Aalderink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 27 november 2009.