ECLI:NL:RBMAA:2009:BK4559

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700603-09
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en celstraffen voor geweld richting politie

Op 25 november 2009 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en bedreiging van politieambtenaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de openlijke geweldpleging, waardoor de verdachte op dat punt werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij bedreigingen richting twee politieambtenaren en dat hij de aanhouding van een medeverdachte heeft belemmerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding, wat leidde tot een bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 5. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en het gedrag van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van politieambtenaren en heeft zich verzet tegen zijn aanhouding, wat de rechtbank als ernstige feiten beschouwde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, waarbij ook het strafblad van de verdachte werd meegewogen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700603-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 november 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens]
wonende te [adresgegevens]
gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, Huis van Bewaring te Roermond.
Raadsman is mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 november 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: deel uit heeft gemaakt van een groep die geweld heeft gepleegd tegen een politieambtenaar door hem te slaan,
Feit 2: samen met anderen politieambtenaren heeft bedreigd,
Feit 3: bij de aanhouding van [medeverdachte 1]de politieambtenaren heeft belemmerd,
Feit 4 niet heeft voldaan aan een door ambtenaren in functie gegeven bevel,
Feit 5: zich heeft verzet tegen zijn aanhouding.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten.
De raadsman voert met betrekking tot feit 1 aan dat geen sprake is van openlijke geweldpleging, aangezien niet kan worden voldaan aan het bestanddeel ‘in vereniging’. Verdachte heeft geen fysieke of verbale gedragingen geuit. Bovendien stond verdachte tien meter verderop op het moment dat [medeverdachte 1][verbalisant 1]een vuistslag gaf.
Ten aanzien van feit 2 betoogt de raadsman dat verdachte een “act” heeft opgevoerd door handschoenen aan te trekken en zijn t-shirt uit te trekken. Er is echter volgens de raadsman door verdachte geen daadwerkelijke bedreiging geuit aan het adres van de verbalisanten.
Wat feit 3 betreft betoogt de raadsman dat de gedragingen van verdachte niet tot de conclusie kunnen leiden dat hij de aanhouding van [medeverdachte 1]heeft belemmerd. De raadsman kan er zich in elk geval niets bij voorstellen.
Ten aanzien van feit 4 voert hij aan dat enkel waarschuwen niet als een bevel of vordering kan worden gezien. Uit het dossier blijkt voorts niet dat verdachte de vordering of het bevel gehoord heeft.
Ten aanzien van feit 5 is naar de mening van de raadsman onvoldoende feitelijk weergegeven waaruit het verzet van verdachte heeft bestaan. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake is van opzet aan de zijde van verdachte. Verdachte is meerdere malen door verbalisanten gepepperd. Het is een feit van algemene bekendheid dat hiervan pijn wordt ondervonden. Verdachte wilde met alle macht in zijn ogen wrijven. Hij heeft zich derhalve niet opzettelijk verzet.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de volgende feiten en omstandigheden van belang voor de beoordeling van het bewijs.
Inleiding ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5
Op dinsdag 27 oktober 2009 zijn [verbalisanten 2 en 1] naar het adres [B.weg]te Maastricht gegaan, alwaar onder de [N.brug] een vechtpartij zou plaatsvinden. Uit een tweede melding bleek verbalisanten dat hierbij vijf personen betrokken zouden zijn. Ter plaatse troffen zij in eerste instantie verdachte en later ook [medeverdachte 1]aan. [medeverdachte 2]was ook aanwezig. Zowel verdachte als [medeverdachte 1]waren zeer opgefokt en agressief. De situatie dreigde te escaleren, waarop door [verbalisant 2]om assistentie is verzocht. De situatie is vervolgens daadwerkelijk geëscaleerd en verdachte, [medeverdachte 1]en [medeverdachte 2]zijn uiteindelijk door de verbalisanten aangehouden.
Overwegingen
Feit 1
Voor een bewezenverklaring van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht dient naar het oordeel van de rechtbank vast te staan dat de verdachte het opzet had op het in vereniging plegen van openlijk geweld, in die zin dat hij aan het geweld een voldoende wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Voor een bewezenverklaring is derhalve vereist dat deelnemers aan openlijk geweld in een zekere gezamenlijkheid opereren en een bepaalde betrokkenheid op elkaar hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geen significante bijdrage geleverd aan het geweld. Zij overweegt daartoe het volgende.
[medeverdachte 1]heeft met een gebalde vuist en met kracht [verbalisant 1]geslagen. Uit het dossier leidt de rechtbank voorts af dat voorafgaand aan deze klap verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]een agressieve houding aannamen en zich verbaal agressief hebben geuit. De strafrechtelijk relevante bijdrage aan geweld hoeft op zichzelf niet te bestaan in een gewelddadige handeling, een vocale bijdrage kan voldoende zijn. Echter, op het moment dat [medeverdachte 1][verbalisant 1] sloeg, bevond verdachte zich met [verbalisant 2]op een afstand van tien meter van [verbalisant 1] en [medeverdachte 1]. Met zijn houding en verbale uitingen, die op het moment van de klap voornamelijk gericht moeten zijn geweest op [verbalisant 2], heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank geen significante bijdrage geleverd aan het geweld van [medeverdachte 1]jegens [verbalisant 1].
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde openlijke geweldpleging heeft gepleegd. Zij zal hem dan ook vrijspreken.
Feit 2
[verbalisanten 1 en 2] hebben in hun aangifte verklaard dat verdachte hen samen met [medeverdachte 1]bedreigd heeft. Zij hebben verdachte en [medeverdachte 1]horen zeggen: “Ik sla jullie kapot”, “Kom maar vechten dan maak ik jullie kapot”, “Berg op of ik maak jullie kapot” en “Berg die bus op snotneus anders krijg je nog meer klappen” en “Kom maar op, ik sla je in elkaar homo”. Ook in hun proces-verbaal van bevindingen hebben [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dit gerelateerd.
De rechtbank acht op basis van deze aangiften en bevindingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 1][verbalisanten 1 en 2] hebben bedreigd.
Feit 3
[verbalisanten 3 en 4] hebben gerelateerd dat verdachte de aanhouding van
[medeverdachte 1]heeft belemmerd. [verbalisant 1] heeft [medeverdachte 1]medegedeeld dat hij was aangehouden ter zake van mishandeling. [verbalisanten 3 en 4] liepen in de richting van [medeverdachte 1]en hoorden verdachte vervolgens zeggen: “Hij gaat niet mee, anders wordt het vechten (…)”. Zij zagen vervolgens dat verdachte zwarte handschoenen aantrok, zijn t-shirt uitdeed, in een agressieve gevechtshouding ging staan en op hen afliep. Vervolgens hoorden [verbalisanten 3 en 4] [medeverdachte 1]zeggen dat hij wel met hen mee zou gaan en [medeverdachte 1]liep vervolgens naar hen toe. Verdachte stormde echter op [medeverdachte 1]af en begon aan hem te trekken en slaande en trappende bewegingen te maken in de richting van [verbalisanten 3 en 4].
De rechtbank acht op basis van de hiervoor beschreven bevindingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aanhouding van [medeverdachte 1]heeft belemmerd.
Feit 4
[verbalisant 2]relateert in zijn proces-verbaal van bevindingen het volgende. Verdachte probeerde zich aan zijn aanhouding te onttrekken door weg te rennen in de richting van een hek van een bedrijfsterrein. Hij waarschuwde verdachte om te blijven staan. Hij zou pepperspray gebruiken als verdachte hieraan niet voldeed. Verdachte rende gewoon verder. Vervolgens spoot [verbalisant 2] pepperspray in het gezicht van verdachte. Verdachte sprong vervolgens tegen het hekwerk. Om verdachte te beletten zich aan zijn aanhouding te onttrekken, sloeg [verbalisant 2] verdachte eenmaal met zijn wapenstok. Verdachte probeerde vervolgens weer weg te rennen. [verbalisant 2] waarschuwde verdachte wederom om te blijven staan en dat hij pepperspray zou gebruiken als hij dat niet zou doen.
Uit het voorgaande relaas kan door de rechtbank niet worden afgeleid dat er feitelijk een als zodanig kenbaar bevel is gegeven overeenkomstig artikel 184 Wetboek van Strafrecht. Het enkele waarschuwen door de verbalisant kan niet als zodanig worden aangemerkt. De rechtbank acht het feit dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte ervan vrijspreken.
Feit 5
Verdachte heeft zich bij zijn aanhouding verzet tegen [verbalisanten 1 en 2]. [verbalisant 1] en [verbalisant 2] voelden dat verdachte zijn armen aanspande en dat hij zich hevige verzette, teneinde te voorkomen dat hij geboeid zou worden. [verbalisant 1] voelde dat hij zijn armen steeds weer in een andere richting bewoog dan in de richting dat [verbalisant 1] zijn armen bracht. Uiteindelijk kon verdachte worden geboeid en worden vervoerd naar het politiebureau.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich met geweld heeft verzet heeft tegen zijn aanhouding.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 2
op 27 oktober 2009 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] toegevoegd:
"Ik sla jullie kapot" en/of
"Kom maar vechten dan maak ik jullie kapot" en/of
"Berg op of ik maak jullie kapot" en/of
"Berg die bus op snotneus anders krijg je nog meer klappen" en/of
"Kom maar op, ik sla je in elkaar homo",
in elk geval woorden van soortgelijk dreigende aard en/of strekking;
Feit 3
op 27 oktober 2009 in de gemeente Maastricht, toen [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden hoofdagent van politie afdeling basis politiezorg, belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, [medeverdachte 1]als verdacht van overtreding van artikel 141 en 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt vast hadden, deze door die opsporingsambtenaren ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handelingen opzettelijk heeft belemmerd, door te trekken aan die [medeverdachte 1] en te slaan in de richting van die [verbalisanten 3 en 4] en toe te voegen
- zakelijk weergegeven - dat die [medeverdachte 1] niet mee zou gaan anders zou het vechten worden, in elk geval woorden van soortgelijk aard en/of strekking;
Feit 5
op 27 oktober 2009 in de gemeente Maastricht toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], brigadier afdeling basis politiezorg en [verbalisant 2], hoofdagent afdeling basis politiezorg, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 141 en 181 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, vast hadden, zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zijn verdachtes, armen in een andere richting te bewegen teneinde het boeien te voorkomen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 2:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Feit 3:
opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met en bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift belemmeren, meermalen gepleegd.
Feit 5:
wederspannigheid, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat naar zijn oordeel verdachte geweld heeft gebruikt tegen overheidspersoneel.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt om matiging van de straf, omdat sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de politie in strijd heeft gehandeld met de ambtsinstructie door onrechtmatig gebruik van de pepperspray en de wapenstok. De raadsman heeft voorts gepleit voor een werkstraf.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende betrokken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee politieambtenaren. Verdachte heeft de politieambtenaren tevens belemmerd waarbij hij heeft getracht de aanhouding van [medeverdachte 1]te voorkomen. Daarnaast heeft verdachte zich met geweld verzet tegen zijn eigen aanhouding. De rechtbank beschouwt dit als ernstige feiten die van een volkomen gebrek aan respect voor deze ambtenaren getuigen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het strafblad van verdachte. Het strafblad laat zien dat verdachte in algemene zin weinig respect heeft voor anderen. De rechtbank zal dit dan ook laten meewegen bij de op te leggen straf.
De rechtbank ziet geen aanleiding om, zoals de raadsman heeft bepleit, aan te nemen dat in strijd is gehandeld met de ambtsinstructie, nog daargelaten dat dit geen vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering zou opleveren. Derhalve ziet de rechtbank geen aanleiding om de straf te matigen.
Ofschoon de rechtbank is gekomen tot een bewezenverklaring van minder dan waarvan in de vordering van de officier van justitie is uitgegaan, acht de rechtbank toch een straf, gelijk aan die welke door de officier van justitie is gevorderd, geboden. Daarbij zijn de ernst van de feiten en het gedrag van verdachte voor de rechtbank van doorslaggevend belang.
De rechtbank zal de officier van justitie in zijn strafeis volgen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden opleggen.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partijen [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 4] en [verbalisant 3] vorderen een immateriële schadevergoeding van respectievelijk € 400,-, € 350,- en € 300,- ter zake feiten 1 tot en met 3.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de door de benadeelde partijen [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 4] en [verbalisant 3] aan hun vordering ten grondslag gelegde schade niet komen vast te staan, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 47, 57, 180, 184 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten onder 1 en 4;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
Benadeelde partijen
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 1], Politie Limburg Zuid Maastricht af;
- veroordeelt de benadeelde partij [verbalisant 1] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 2], Politie Limburg Zuid Maastricht af;
- veroordeelt de benadeelde partij [verbalisant 2] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 4], Politie Limburg Zuid Maastricht af;
- veroordeelt de benadeelde partij [verbalisant 4] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [verbalisant 3], Politie Limburg Zuid Maastricht af;
- veroordeelt de benadeelde partij [verbalisant 3] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, voorzitter, mr. M.C.A.E. van Binnebeke en mr. R.P.J. Quaedackers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Zijlstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 november 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 oktober 2009 in de gemeente Maastricht met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [B.weg], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [verbalisant 1], welk geweld bestond uit het slaan van die [verbalisant 1];
2.
hij op of omstreeks 27 oktober 2009 in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] toegevoegd:
"Ik sla jullie kapot" en/of
"Kom maar vechten dan maak ik jullie kapot" en/of
"Berg op of ik maak jullie kapot" en/of
"Berg die bus op snotneus anders krijg je nog meer klappen" en/of
"Kom maar op, ik sla je in elkaar homo",
in elk geval woorden van soortgelijk dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 27 oktober 2009 in de gemeente Maastricht toen [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] beiden hoofdagent van politie afdeling basis politiezorg, belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten [medeverdachte 1]als verdacht van overtreding van artikel 141 en/of 300 en/of 304 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) deze door die opsporingsambtena(a)r(en) ter uitvoering van het bepaalde in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering ondernomen handeling(en) opzettelijk heeft belet en/of belemmerd en/of verijdeld, door te trekken aan die [medeverdachte 1] en/of te slaan in de richting van die [verbalisant 3 en/of verbalisant 4] en/of toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat die [medeverdachte 1] niet mee zou gaan anders zou het vechten worden, in elk geval woorden van soortgelijk aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 27 oktober 2009 in de gemeente Maastricht opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 53 Wetboek van Strafvordering, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 2], hoofdagent afdeling basis politiezorg, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd om te blijven staan, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
5.
hij op of omstreeks 27 oktober 2009 in de gemeente Maastricht toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 1], brigadier afdeling basis politiezorg en/of [verbalisant 2], hoofdagent afdeling basis politiezorg, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 141 en/of 181 en/of 184 van het Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig zijn verdachtes, armen in een andere richting te bewegen teneinde het boeien te belemmeren/voorkomen.