parketnummer: 03/703112-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 september 2009
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens].
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 augustus 2009. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen 518 hennepplanten aanwezig heeft gehad in het pand [I.straat] te Eijsden
Feit 2: samen met anderen hennep heeft geteeld in het pand [I.straat] te Eijsden
Feit 3: samen met anderen hennep heeft geteeld in het pand [P.straat] te Maastricht
Feit 4: een hoeveelheid van minder dan 30 gram hasjiesj en hennep aanwezig heeft gehad
Feit 5: zijn ambtsgeheim heeft geschonden
Feit 6: elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking
Feit 7: hennep heeft geteeld in het pand aan de [O.straat]
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van de feiten 3 en 5 vrij te spreken, aan¬gezien er ten aanzien van deze feiten zijns inziens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overige feiten wettig en over¬tuigend bewezen kunnen worden geacht. Hij brengt daartoe met betrekking tot de feiten 1 en 2 naar voren dat verdachte heeft bekend dat hij betrokken is geweest bij het samen met anderen telen van hennep in de loods aan de [I.straat] te Eijsden, waarbij sprake is ge¬weest van verschillende teeltperiodes. De officier van justitie is van mening dat de plantage is opgebouwd in november 2006. Hij baseert dit op de verklaring van [medeverdachte 1] die als getuige ter terechtzitting heeft verklaard dat er op 10 november 2006 bij [bedrijf X] een bus is gehuurd in verband met de opbouw van voornoemde plantage. Daarnaast betaalt [medeverdachte 2], die als katvanger wordt gebruikt, sinds november 2006 de huur van de loods. Tevens heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij begin december 2006 heeft gezien dat de hennepplantjes 10 centimeter hoog waren. Ten slotte brengt de officier van justitie naar voren dat op grond van het elektriciteitsverbruik in de loods zou kunnen worden geconcludeerd dat er sprake is geweest van drie teeltcycli.
Met betrekking tot feit 4 brengt de officier van justitie naar voren dat de verdovende midde¬len zijn gevonden in de woning van verdachte.
De officier van justitie is van mening dat feit 6 wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht vanwege het ontbreken van de verzegeling aan de elektriciteitsmeter, zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen.
Aangaande feit 7 voert de officier van justitie aan dat de verklaring van verdachte dat de plan¬tage in het pand [O.straat] slechts in oprichting is geweest ongeloofwaardig is. In dit pand worden door de politie namelijk zakken met resten van hennepplanten aangetroffen. De getuigenverklaringen, bij de rechter-commissaris afgelegd, inhoudende dat op de zolder van het pand [O.straat] geen hennepplantage aanwezig was, acht de officier van justitie niet geloofwaardig. Deze verklaringen staan namelijk haaks op de bevindingen van de politie.
Ten aanzien van de periode waarin de feiten 6 en 7 zijn gepleegd, brengt de officier van jus¬ti¬tie naar voren dat uit de aangetroffen agenda van verdachte blijkt dat hij gedurende de peri¬ode van april 2003 tot april 2005 de meterstanden betreffende zijn elektriciteitsverbruik on¬juist heeft opgegeven. Hieruit leidt de officier van justitie af dat de teelt van hennep en de diefstal van stroom vanaf dat moment is begonnen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht, met uitzondering van de pleegperiode van feit 2. Deze is naar de mening van de raadsman namelijk korter dan ten laste is gelegd. De raadsman heeft naar voren gebracht dat de eerste teeltperiode is gestart op 7 januari 2007. De visie van de officier van justitie dat er sprake is geweest van drie teeltperioden wordt door de raadsman betwist, nu deze visie zijns inziens niet wordt ondersteund door het dossier.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 3 vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman naar voren gebracht dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om te kunnen concluderen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepplantage in het pand [P.straat] te Maas¬tricht. Zo blijkt volgens de raadsman noch uit het telefoontje van [medeverdachte 4] naar ver¬dachte op 16 februari 2007 noch uit de verklaringen van [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] dat verdachte bij voornoemde hennepplantage betrokken is geweest.
De raadsman is van mening dat feit 4 wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht. Bij de bewezenverklaring van de hoeveelheid hennep dient echter rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat de hennep in zakjes is aangetroffen. Aangezien het volgens het proces-verbaal van de politie gaat om een hoeveelheid van bruto 11,4 gram moet het gewicht van de vier zakjes hiervan worden afgetrokken. De raadsman is van mening dat verdachte voor dit feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, dan wel dat voor dit feit geen strafoplegging behoort te volgen.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 5 vrijspraak bepleit. Naar de mening van de raadsman blijkt niet uit het dossier dat verdachte informatie heeft verstrekt die als geheim kan worden gekwalificeerd.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 6 vrijspraak bepleit. De raadsman betwist de rappor¬tage van fraude-inspecteur [J.] van Essent. Volgens de raadsman is de berekening van [fraudeinspecteur J.] ten onrechte opgehangen aan een enkele aantekening in een agenda die is aange¬trof¬fen in de woning van een vriendin van verdachte. Naar de mening van de raadsman wordt de verdenking dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode de elektriciteitsmeter heeft gemanipuleerd niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. De raadsman brengt naar voren dat ten onrechte wordt uitgegaan van de aanname dat de aantekening in verdach¬tes agenda op 12 mei 2003 betreffende "werkelijke stand 4-4-05" de reële meterstand zou weergeven. Tevens wijst de raadsman er op dat door extrapolatie een totaal van 79.860 kW elektriciteit wordt berekend, hoewel niet duidelijk wordt waarop dit is gebaseerd. De raads¬man betwist dat voor het bewijs dat is gefraudeerd gebruik kan worden gemaakt van extra¬polatie.
De raadsman heeft ten aanzien van feit 7 vrijspraak bepleit. Verdachte heeft zijns inziens slechts geprobeerd een hennepplantage op te bouwen op de zolderetage van zijn woning aan de [O.straat] te Maastricht. Voordat deze was voltooid heeft verdachte alles weer afgebro¬ken. De in de woning aangetroffen plantenresten van hennep zijn te verklaren doordat de in¬richting is opgebouwd uit oud materiaal en oude grond. Voorts hebben de getuigen [1,2 en 3] bij de rechter-commissaris verklaard dat zij op de zolder van ver¬dachtes woning geen hennepplantage hebben gezien.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feiten 1 en 2:
Op 7 mei 2007 vindt in het bedrijfspand aan de [I.straat] te Eijsden een doorzoeking plaats onder leiding van de rechter-commissaris. De verbalisanten zien dat in voornoemd pand een gebruiksklare inrichting voor de teelt van hennep is opgezet. Na telling blijkt dat er 518 hennepplanten aanwezig zijn met een gemiddelde hoogte van 70 tot 90 cm. De aange¬trof¬fen verdovende middelen zijn op 8 mei 2009 onderworpen aan een ODV kleur-reactietest waaruit is gebleken dat het hennep betreft. Verdachte verklaart bij de politie dat hij samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] een hennepkwekerij heeft gehad op de locatie [I.straat] te Eijsden. Daarnaast verklaart verdachte bij de politie dat hij met deze perso¬nen eerder op dezelfde locatie een hennepplantage heeft gehad.
[medeverdachte 1] verklaart eveneens dat hij betrokken is bij deze hennepplantage en dat de huur van de loods is ingegaan omstreeks november 2006. Uit de huurovereenkomst d.d. 16 oktober 2006 blijkt dat de loods per 1 november 2006 wordt gehuurd door [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] heeft als getuige ter terechtzitting verklaard dat op 10 november 2006 met een ge¬huurde bestelbus grond en potten naar de loods zijn gebracht voor de opbouw van de planta¬ge.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verdachte de feiten 1 en 2, zoals hierna omschreven, heeft begaan.
Feit 3:
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank dat [medeverdachte 4] bij de politie heeft verklaard dat verdachte met betrekking tot de hennepplantage in het pand aan de [P.straat] te Maastricht voor hem een oogje in het zeil zou houden. Aan verdachte is daarvoor een be¬lo¬ning in het vooruitzicht gesteld, zo heeft [medeverdachte 4] verklaard. De rechtbank acht deze verkla¬ring onvoldoende om verdachte aan te merken medepleger van dit feit.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte feit 3 heeft begaan. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Feit 4:
Op 7 mei 2007 wordt onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking verricht in de woning van verdachte aan de [O.straat] te Maastricht. In deze woning worden door de verbalisanten stoffen in beslag genomen die vermoedelijk hennep en hasjiesj bevatten. Het betreft 5,6 gram netto vermoedelijk hasjiesj en 11,4 gram bruto vermoedelijk hennep. Uit de gehouden ODV kleur-reactietesten blijkt dat het inderdaad hennep en hasjiesj betreft.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat feit 4 wettig en overtuigend bewezen is.
Feit 5:
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte meermalen gegevens heeft opgevraagd in di¬verse, hem als politieambtenaar ter beschikking staande informatiesystemen. Deze be¬vra¬gingen deed verdachte op eigen initiatief dan wel op verzoek van niet in de politie¬or¬ganisatie werkzame derden. Zijn bevindingen deelde verdachte aan die anderen mede.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet althans onvoldoende worden vastgesteld of ver¬dachte met zijn handelen geheimen in de zin van artikel 272 Wetboek van Strafrecht heeft geschonden.
Derhalve is de rechtbank van oordeel dat, hoe laakbaar en niet-passend bij zijn ambt ver¬dach¬te ook heeft gehandeld, verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 6:
Op 7 mei 2007 wordt onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking verricht in het pand [O.straat] te Maastricht. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking zijn de zegels van de elektriciteitsmeters verbroken. Van de aangetroffen situatie zijn foto’s gemaakt. Op 10 mei 2007 doet [fraudeinspecteur J.]bij Essent Netwerk BV, namens Essent Netwerk BV aangifte van diefstal van elektriciteit gepleegd op de locatie [O.straat] te Maastricht. Op dit adres staat verdachte als klant geregistreerd. Op 3 juli 2007 wordt door [fraudeinspecteur J.] voornoemd namens Essent Netwerk BV van deze diefstal een aanvullende aangifte gedaan. Op basis van de agenda van verdachte, die door de Rijksrecherche aan [fraudeinspecteur J.] ter beschikking is gesteld en waarin gegevens staan vermeld over het stroomverbruik van de woning aan de [O.straat], is [fraudeinspecteur J.] gebleken dat er in de periode van 23 april 2003 tot 4 april 2005 reeds sprake moet zijn geweest van diefstal van elektriciteit. De rechtbank is eveneens van oordeel dat op basis van de agenda van verdachte kan worden geconcludeerd dat de diefstal van elektri¬citeit is gepleegd gedurende de gehele tenlastegelegde periode. (zie de nadere bewijsoverwe¬ging na de bespreking van feit 7) De rechtbank heeft geconcludeerd dat op basis van het dossier niet kan worden bepaald welke hoeveelheid elektriciteit verdachte wederrechtelijk heeft weggenomen.
De rechtbank is op grond van deze bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte in de periode van 25 april 2003 tot en met 7 mei 2007 diefstal van elektriciteit heeft gepleegd in het pand [O.straat] te Maastricht.
Feit 7:
Op 7 mei 2007 wordt onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking verricht in het pand [O.straat] te Maastricht. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van de doorzoeking bevindt zich op de tweede verdieping (zolder) een kamer met een schuifwandje onder het schuine dakbeschot aan de rechterzijde. Achter dit schuifwandje staan 3 zakken met resten van hennep, aluminiumfolie en aarde. Op de zolderkamer zelf is duidelijk zichtbaar een hennepplantage aanwezig geweest. In het dakbeschot zitten meerdere gaten waardoor vermoedelijk de afvoer aangesloten was. Op de grond ligt op diverse plaatsen aarde. Tegen het dakbeschot zitten op een enkele plaats resten van aluminiumfolie. De hennepresten worden getest op een mogelijke overtreding van de Opiumwet. Uit een ODV kleur-reactietest blijkt vervolgens dat het hennep betreft. Van de aangetroffen situatie zijn foto’s gemaakt.
De rechtbank acht, gelet op de aangetroffen hennepresten, de verklaring van verdachte dat de hennepplantage door hem is afgebroken voordat deze geheel was voltooid ongeloofwaardig. Het standpunt van de raadsman inhoudende dat de hennepresten kunnen worden verklaard doordat de plantage is opgebouwd met oude grond en oud materiaal, acht de rechtbank niet aannemelijk.
De rechtbank overweegt dat een kweekcyclus van hennep volgens BOOM gemiddeld tien weken bedraagt. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat verdachte, gelet op de aangeno¬men samenhang met de diefstal van elektriciteit zoals onder 6 bewezen verklaard, in de eveneens onder 6 bewezenverklaarde periode van 25 april 2003 tot en met 7 mei 2007 meermalen hennep heeft geteeld in het pand [O.straat] te Maastricht.
Nadere bewijsoverweging betreffende de feiten 6 en 7
Anders dan de raadsman heeft bepleit, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de feiten 6 en 7 zijn gepleegd over de gehele tenlastegelegde periode van 25 april 2003 tot en met 7 mei 2007.
De rechtbank heeft de aantekeningen in de bij verdachte aangetroffen agenda, waaronder de op het eerste gezicht reeds kwestieuze vermelding “werkelijke stand 4-4-05” en “gedane opgave 4-4-05”, tot zich laten doordringen en is tot de conclusie gekomen dat achter de ogenschijnlijk willekeurige becijferingen een zekere systematiek schuil gaat. Vanaf 12 december 2002 is klaarblijkelijk gedurende zo’n vier maanden het energieverbruik van de woning aan de [O.straat] bijgehouden. De enige redelijke verklaring hiervoor, in het licht van de overige gedingstukken, is dat verdachte zich een beeld heeft willen vormen van het gemiddelde energieverbruik van zijn woning. Het was kennelijk voor verdachte van belang om in de lijn der verwachting liggende meterstanden in de toekomst aan de energieleverancier te kunnen blijven opgeven, waar deze meterstanden niet langer uit de meter zelf meer gekend konden worden. Verdachte heeft, naar het oordeel van de rechtbank, aldus willen voorkomen dat een plotseling optredend verhoogd energieverbruik bij Essent zou worden opgemerkt en dit tot voor hem onwelgevallige vragen zou leiden. In het licht van wat uiteindelijk op 7 mei 2007 op de zolder van de woning aan de [O.straat] is aangetroffen, acht de rechtbank het aannemelijk dat het opgetreden, maar, zoals gezegd, aan het oog onttrokken, verhoogde energieverbruik verband hield met de inrichting van een hennepplantage in of omstreeks april 2003. Op de datum 23 april 2003 heeft verdachte in zijn agenda genoteerd “Gedane opgave 23/4/03”, gevolgd door gebruikshoeveelheden die vervolgens blijkens de in het dossier aanwezige zogeheten meterstandenkaarten ook aan Essent zijn opgegeven. Vervolgens zijn standen opgegeven die door middel van een systeem van optelling en vermenigvuldiging tot stand zijn gekomen en aldus als fictief moeten worden beschouwd.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 mei 2007 in de gemeente Eijsden, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 518 planten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
in de periode van 1 oktober 2006 tot en met 6 mei 2007 in de gemeente Eijsden, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft geteeld hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
op 7 mei 2007 in de gemeente Maastricht aanwezig heeft gehad 5,6 gram hasjiesj en 11,4 gram, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
in de periode van 25 april 2003 tot en met 7 mei 2007 in de gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit toebehorende aan Essent Netwerk B.V., waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
in de periode van 25 april 2003 tot en met 7 mei 2007 in de gemeente Maastricht, meerma¬len, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [O.straat]) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C,
van de Opiumwet gegeven verbod
feit 2:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B,
van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 4:
Handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven
verbod
feit 6:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking
feit 7:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Hij brengt daartoe naar voren dat verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten de func¬tie van politieagent vervulde en uit hoofde van die functie betrokken was bij onder andere de bestrijding van illegale hennepteelt. Voorts brengt de officier van justitie naar voren dat verdachte betreffende de feiten 1 en 2 een leidende rol heeft vervuld.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, ingeval van een strafoplegging, de oplegging van een taakstraf bepleit. De raadsman brengt naar voren dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake overtreding van de Opiumwet. Daarnaast wijst de raadsman op het feit dat verdachte al is gestraft door¬dat de onderhavige zaak veel media-aandacht heeft genoten. Tevens is verdachtes leven als politieagent voorbij en is het maar de vraag of verdachte ooit weer een nieuwe baan zal vin¬den.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de per¬soon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving.
Verdachte heeft op relatief grootschalige en professionele wijze samen met anderen gedu¬rende ongeveer een half jaar hennep geteeld in een bedrijfspand. Ook heeft verdachte ge¬durende ruim vier jaar in zijn woning diefstal van elektriciteit gepleegd en aldaar meerdere keren hennep geteeld.
De rechtbank overweegt dat verdachte bij de relatief grootschalige en professionele hennep¬teelt in het bedrijfspand aan de [I.straat] te Eijsden een leidende, regisserende rol heeft vervuld. Bij de strafoplegging zal de rechtbank ten nadele van verdachte hiermee rekening houden.
De rechtbank overweegt dat verdachte als hoofdagent van politie een voorbeeldfunctie ver¬vulde, hetgeen niet valt te rijmen met de in deze zaak bewezenverklaarde strafbare feiten. Verdachte heeft de politie aldus in ernstige mate in diskrediet ge¬bracht. Voorts over¬weegt de rechtbank dat de integriteit van de politieambtenaren een voorwaarde is voor het naar behoren kunnen functioneren van onze rechtsstaat. Door zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen van de maatschappij in het politieapparaat ernstige schade toegebracht. De recht¬bank rekent dit verdachte ten zeerste aan. Zij zal hier bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening houden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de bovengenoemde bijzondere omstandigheden,
een straf conform de geldende oriëntatiepunten voor het telen van hennep niet passend is.
De bijzondere omstandigheden van de onderhavige zaak in aanmerking nemend, is de
recht¬bank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en
geboden is. Ter voorkoming van recidive zal de rechtbank hiervan 6 maanden
voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 57, 62, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 3 en 5 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte voor het hiervoor onder 4 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 50,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Beije, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. R.P.J. Quaedackers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.C. Smeets, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 september 2009.
Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 7 mei 2007 in de gemeente Eijsden, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig
heeft gehad (ongeveer) 518 planten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(betreft [I.straat] te Eijsden)
hij in of omstreeks van 1 oktober 2006 tot en met 6 mei 2007 in de gemeente
Eijsden, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans
eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een)
hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(betreft [I.straat] te Eijsden)
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2006 tot en met 16 februari 2007
in de gemeente Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk
aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
(betreft [P.straat] te Maastricht)
hij op of omstreeks 7 mei 2007 in de gemeente Maastricht aanwezig heeft gehad
(ongeveer) 5,6 gram hasjiesj en/of (ongeveer) 11,4 gram, in elk geval een
hoeveelheid van niet meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep
(telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
hij in of omstreeks de periode van 27 december 2006 tot en met 7 mei 2007 in
de gemeente Maastricht, in elk geval in het arrondissement Maastricht,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geheim(en) waarvan hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden dat hij (telkens) uit hoofde van ambt, beroep
of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, te weten
hoofdagent van politie, werkzaam bij Regiopolitie Limburg Zuid, district
Maastricht, verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, immers
heeft hij, verdachte, (telkens) (onder andere) via telefoon- en/of SMS-verkeer
informatie verstrekt aan derden, te weten informatie over te houden
alcoholcontroles, en/of inhoudelijk een zaak met daarbij de naam van een
verdachte besproken en/of informatie over personen nagetrokken in een systeem
en de daaruit verkregen gegevens doorgegeven aan (een) derde(n) en/of
kentekens nagekeken in een systeem en de daaruit verkregen informatie
doorgegeven aan (een) derde(n);
hij in of omstreeks de periode van 25 april 2003 tot en met 7 mei 2007 in de
gemeente Maastricht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een hoeveelheid electriciteit (te weten (ongeveer) 80.000 kWh), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Essent Netwerk B.V.,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg
te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking;
hij in of omstreeks de periode van 25 april 2003 tot en met 7 mei 2007 in de
gemeente Maastricht ter uitvoering van zijn voornemen om, met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door listige
kunstgrepen Essent Netwerk B.V. te bewegen tot het teniet doen van een
inschuld ter zake van geleverde elektriciteit in het pand [O.straat],
met dat oogmerk vals, listig en/of bedrieglijk de stand van het telwerk van de
elektriciteitsmeter in dat pand heeft teruggezet, zodat de registratie van
geleverde elektriciteit, gerekend over het aantal eenheden waarmee de stand
van het telwerk werd teruggezet, ongedaan werd gemaakt, zijnde de uitvoering
van dat misdrijf niet voltooid;
art 326 WvSr jo art 45 WvSr
hij op of omstreeks de periode van 25 april 2003 tot en met 7 mei 2007 in de
gemeente Maastricht, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [O.straat]) (telkens)
(een) hoeveelhe(i)d(en) van (telkens) meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;