RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 09 / 219
Uitspraak van de meervoudige kamer
in het geding tussen[eisers].,
wonend te Maastricht, eisers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 19 januari 2009
Kenmerk: 2009-02072
Eisers hebben tegen het in de aanhef van deze uitspraak vermelde besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden en heeft tevens een verweerschrift ingediend.
Aan het geding heeft tevens als partij deelgenomen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Nouville Ontwikkelaars B.V. (hierna: Nouville).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2009. Eisers [eisers] zijn ter zitting in persoon verschenen. De andere eisers zijn verschenen bij hun gemachtigde, [dhr A] voornoemd. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door D.A. Nymeijer, H.A.H.M. Brand en A.S.B. Willems, allen werkzaam bij de gemeente Maastricht. Namens Nouville is verschenen O. Lebon, bijgestaan door J.L. Stoop, advocaat te Maastricht.
Nouville heeft bij verweerder een drietal bouwvergunningen aangevraagd voor realisatie van een drietal bouwplannen in het plangebied Hagerhof (deelgebied B, deelgebied C en deelgebied D), gelegen in het noord-oosten van de wijk Amby te Maastricht. Deze bouwplannen betreffen in totaal 57 grondgebonden woningen.
Bij besluiten van 15 oktober 2008 respectievelijk 22 oktober 2008 heeft verweerder ten behoeve van elk van deze bouwplannen vrijstelling van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening alsmede bouwvergunning verleend.
Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt. Eisers hebben hun bezwaren op 13 januari 2009 mondeling aan verweerder toegelicht. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en de besluiten tot verlening van vrijstelling en bouwvergunning gehandhaafd.
Eisers kunnen zich daarmee niet verenigen. Ze hebben daartoe, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd:
-verweerder heeft de termijn voor het nemen van een beslissing op de bezwaren overschreden;
-voor het maken van een inschatting van de toekomstige verkeerssituatie moet niet alleen worden gekeken naar de verkeersgevolgen van de woningbouw in het plangebied Hagerhof, maar ook naar de verkeersgevolgen van de woningen die in het plangebied Ambyerveld zullen worden gerealiseerd en van het nog te bouwen zorgcentrum Hagerpoort;
-bij de objectiviteit van het rapport van adviesbureau Goudappel Coffeng kunnen vraagtekens worden geplaatst, nu dit bureau met de gemeente voor de duur van vijf jaar een raamcontract heeft gesloten voor het leveren van verkeerskundige diensten;
-eiser [A] heeft een rapport opgesteld en uit dit rapport blijkt dat na realisatie van de woningen in voornoemde plangebieden op de Plataanhoven het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal met 392 zal toenemen;
-de verkeerscijfers waar verweerder van uitgaat zijn slechts gebaseerd op veronderstellingen aangaande de route die automobilisten zullen kiezen en deze veronderstellingen zijn gebaseerd zijn op een theoretische beschouwing over snelheden; verweerder heeft geen waarnemingen verricht met betrekking tot de verkeersstromen in de wijk Amby en de mate waarin daarbij de Ambyerstraat wordt gemeden; de beslissing op de bezwaren is daarom niet op zorgvuldige wijze genomen;
-verweerders stelling dat door realisatie van de bouwplannen in de Plataanhoven geen onevenredige toename van het verkeer zal plaatsvinden is niet deugdelijk gemotiveerd; weliswaar zal de verkeerintensiteit op de Plataanhoven ook na realisering van de bouwplannen beduidend beneden de voor die straat geldende grenswaarden blijven, doch het gaat erom dat de verkeerstoename in deze straat onnodig is; een belangrijk deel van het verkeer met de bestemming Maastricht zal namelijk, zoals dat nu reeds het geval is, de Ambyerstraat mijden en dus, ondanks dat het Lindenplein veel verkeer kan verwerken, in tegenstelling tot wat verweerder meent, niet veel gebruik gaan maken van het Lindenplein doch vooral van de Plataanhoven en vervolgens van de Beukenhoven, Peppelhoven en Longinastraat;
-het treffen van verkeersmaatregelen om ervoor te zorgen dat het verkeer in de Ambyerstraat beter kan doorstromen en het verkeer de Ambyerstraat dus niet meer zal mijden is niet goed mogelijk; het is zelfs te verwachten dat de doorstroming in de Ambyerstraat, gezien het toenemend aantal winkels ter plaatse, alleen maar slechter zal worden;
-voornoemde te verwachten verkeersdruk op de Plataanhoven is niet nodig, want kan worden voorkomen door de Vlierhoven respectievelijk Olijfhoven niet te verbinden met de Plataanhoven; hoewel dit voorstel aan verweerder is voorgelegd, is verweerder daar niet op ingegaan, zodat eisers onnodig worden geconfronteerd met de gevolgen van extra verkeer; deze gevolgen zijn niet evenredig in verhouding met de door het bestreden besluit te dienen doelen; het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.
Verweerder heeft hiertegen verweer gevoerd. Dit verweer komt erop neer dat alleen de verkeersgevolgen die worden gegenereerd door de drie verleende bouwvergunningen voor het plangebied Hagerhof in de onderhavige beroepsprocedure kunnen worden betrokken en dat het dus in dezen gaat om 57 woningen. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat de realisatie van deze woningen naar verwachting tot slechts een geringe toename van het verkeer op de Plataanhoven zal leiden en dat deze straat, gezien de inrichting ervan, deze verkeerstoename gemakkelijk kan verwerken. Eisers worden daarom volgens verweerder door uitvoering van de onderhavige drie bouwplannen niet zodanig in hun belangen geschaad dat verweerder hiervoor geen vrijstelling van het bestemmingsplan en bouwvergunning had mogen verlenen.
Nouville heeft zich in soortgelijke zin uitgesproken en daarbij opgemerkt dat eisers zonodig, indien zich in de toekomst toch ongewenste verkeersontwikkelingen zouden voordoen, een verkeerbesluit kunnen uitlokken en daartegen bezwaar en beroep kunnen aantekenen.
Eisers hebben allereerst aangevoerd dat het bestreden besluit te laat is genomen. Voor zover eisers hiermee hebben willen betogen dat het bestreden besluit reeds hierom niet in stand kan blijven, overweegt de rechtbank dat de termijn voor het beslissen op een bezwaarschrift, zoals deze is geregeld in artikel 7:10 van de Awb, niet een fatale termijn is in die zin dat overschrijding van die termijn de rechtsgeldigheid van de beslissing aantast. Dit kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Het geschil spitst zich vervolgens toe op de vraag of verweerder in redelijkheid ten behoeve van de onderhavige bouwplannen in het plangebied Hagerhof vrijstelling van het bestemmingsplan heeft kunnen verlenen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt:
Vaststaat dat de bouwplannen in strijd zijn met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan nu op de betreffende gronden een agrarische bestemming rust die woningbouw niet toelaat. Een binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid ontbreekt. Om realisatie van de bouwplannen niettemin mogelijk te maken, heeft verweerder met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling verleend van het bestemmingsplan.
Eisers hebben tegen de bouw van de woningen op zichzelf geen bezwaar, maar vrezen dat de toekomstige woningbouw in het noord-oostelijk gebied van Amby in combinatie met de realisatie van de bestaande plannen voor ontsluiting van dit gebied zal leiden tot een onnodig forse toename van het autoverkeer in de Plataanhoven en daarmee tot een dito aantasting van het woon- en leefklimaat in die straat. Ze zijn daarom van mening dat verweerder, bij afweging van alle belangen, in redelijkheid geen vrijstelling van het bestemmingsplan voor onderhavige drie bouwplannen heeft kunnen verlenen.
Eisers zijn, in tegenstelling tot verweerder, van mening dat bij de beoordeling of vrijstelling kon worden verleend acht had moeten worden geslagen op de (verkeers)situatie zoals die zal ontstaan nadat ook de plangebieden Ambyerveld en het zorgcentrum Hagerpoort zijn voltooid. Eisers berekenen de toename van het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal in de Plataanhoven in die situatie op 392. Ze schatten het aantal verkeersbewegingen per etmaal op dit moment op 75.
De rechtbank merkt hierover op dat in het rapport van Goudappel Coffeng van 30 juni 2009 de verkeerstoename eveneens is beoordeeld vanuit de situatie dat ook de bouwplannen in het Ambyerveld en Hagerpoort zijn gerealiseerd. Volgens dit rapport zal in die situatie de toename van aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal in de Plataanhoven, een weg met een 30 km-status, naar schatting 200 bedragen. Het totaal aantal bewegingen per etmaal wordt geschat op 600. In het rapport is gesteld en eisers hebben ook bevestigd dat dit aantal van 600 beduidend lager is dan de maximale etmaalintensiteit die kennisinstituten zoals het CROW voor 30 km-wegen, zoals de Plataanhoven, adviseren. Afgaande hierop kan niet worden gezegd dat de verkeersintensiteit van motorvoertuigen die eisers voorzien, te weten 473 (75 + 392), een onaanvaardbaar niveau zal bereiken. De onderhavige bouwplannen voor het plangebied Hagerhof zijn, ongeacht eisers twijfels aan de objectiviteit van Goudappel Coffeng, tegen die achtergrond op zichzelf aanvaardbaar.
Eisers zijn echter van mening dat sprake zal zijn van een onevenredige toename van het verkeer in de Plataanhoven (75 etmaalbewegingen worden er volgens eisers 392) aangezien er volgens hen een beter alternatief bestaat. Dat alternatief is afzien van een verbinding tussen de Vlierhoven en de Plataanhoven en tussen de Olijfhoven en de Plataanhoven. De toename van het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal in de Plataanhoven zal dan nihil zijn en het Lindenplein zal dan volgens eisers de door verweerder beoogde functie van hoofdontsluitingsweg kunnen vervullen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking aan een bouwplan nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 december 2008, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder LJN BG6431. Eisers hebben naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat met verwezenlijking van het door hen voorgestelde alternatief voor alle betrokkenen, dus ook voor de bewoners van andere straten dan de Plataanhoven, een resultaat met aanmerkelijk minder bezwaren dan de thans voorliggende plannen kan worden bereikt.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechbank van oordeel dat verweerder voor de onderhavige bouwplannen in het plangebied Hagerhof in redelijkheid vrijstelling van het bestemmingsplan heeft kunnen verlenen. Het bestreden besluit kan daarom in stand blijven.
Het beroep is daarom ongegrond te achten.
3. Beslissing
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door J.N.F. Sleddens, voorzitter, en R.M.M. Kleijkers en F.L.G. Geisel, leden,
in tegenwoordigheid van A.G.P.M. Zweipfenning, als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2009.
w.g. A. Zweipfenning w.g. J. Sleddens
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Verzonden: 6 oktober 2009
Voor belanghebbenden en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA ’s-Gravenhage. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen belanghebbenden en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.