RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
zaaknr: 339482 CV EXPL 3039-09
typ: RW
vonnis van 28 oktober 2009
KPN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudend te Den Haag,
eisende partij,
hierna te noemen KPN,
gemachtigden: A.H. Groenewegen en mr. A.J. Steenstra, werkzaam ten kantore van Groenewegen en Partners Gerechtsdeurwaarders te Utrecht,
[gedaagde],
wonend en zaakdoend te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde],
gemachtigde: H.M.J. van de Vijver adviseur bij Stichting Achmea Rechtsbijstand.
Partijen hebben achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld:
- exploot van dagvaarding van 16 juni 2009 met producties
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek met een productie;
- conclusie van dupliek.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
KPN vordert [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen om aan de KPN te betalen een bedrag van € 483,90, vermeerderd met de wettelijke rente over € 371,83 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, onder verwijzing van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
KPN onderbouwt haar vordering als volgt.
Op of omstreeks 21 september 2007 zijn te Hulsberg (gemeente Nuth), Brinkveldweg 3 (bedoeld zal zijn: Birkveldweg 3), met een graafmachine/kraanmachine graafwerkzaamheden door of onder directe leiding en toezicht van [gedaagde] verricht als gevolg waarvan een of meer telefoonkabel(s) van KPN is (zijn) beschadigd. De schade ad € 371,83 als gevolg van deze onrechtmatige daad dient aan [gedaagde] te worden toegerekend. [gedaagde] heeft namelijk niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen aangezien hij niet, althans onvoldoende, heeft onderzocht of er ter plaatse kabels aanwezig waren. Hij heeft bovendien verzuimd “proefgaten” te graven en de kabels “na te volgen”. Het verweer van [gedaagde] dat hij wel zorgvuldig heeft gehandeld nu hij een zogenoemde Klic-melding heeft gedaan en een proefsleuf heeft gegraven, slaagt volgens KPN niet omdat [gedaagde] onvoldoende heeft ondernomen om de kabel “positief te lokaliseren”. Hij is overgegaan op “mechanische werkzaamheden” op plaatsen waarvan hij op basis van Klic-tekeningen, waarschuwingen van de leidingbeheerder en “het maken van proefsleuven” schade aan de aanwezige kabels als gevolg van “mechanisch graafgeweld” had kunnen verwachten. Ook [gedaagde] verweer dat er sprake is geweest van overmacht omdat de kabel zich op een onverwachte “ondiepe ligging” bevond, dient naar de mening van KPN te worden verworpen, omdat [gedaagde] desondanks gehouden is voorzorgsmaatregelen te nemen en de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen.
KPN vordert tevens betaling van de wettelijke rente, tot 6 mei 2009 berekend op een bedrag van € 37,07. [gedaagde] is volgens haar zonder ingebrekestelling in verzuim.
Ten slotte vordert KPN vergoeding van de forfaitair vastgestelde buitengerechtelijke kosten ad € 75,00.
Bij antwoord betwist [gedaagde] onzorgvuldig te hebben gehandeld. De kabels van KPN dienen volgens hem op grond van de NEN-normen 1738 en 1739 op minstens 60 centimeter diepte te liggen. Er is een Klic-melding gedaan en er is een proefsleuf gegraven. Eerst nadat de betreffende kabel was gevonden en toen “alles veilig leek”, is [gedaagde] begonnen met het afgraven van een (120 centimeter) boven het maaiveld uitstekende “heuvel”. “Bij de eerste hap grond” werd de kabel al geraakt. De kabel lag 20 centimeter onder het oppervlak van de “heuvel”, 180 centimeter hoger dan door KPN vermeld. Ook suggereert [gedaagde] dat de horizontale ligging van de kabel niet overeenkwam met de door hem ontvangen tekeningen. Hij heeft de kabel op verzoek van KPN weer op de juiste diepte gelegd, zonder daarvoor enige vergoeding te hebben gekregen. [gedaagde] verwijst naar jurisprudentie waaruit volgens hem blijkt dat in casu kan worden geconcludeerd dat hij zorgvuldig te werk is gegaan. De kabel, die oorspronkelijk vermoedelijk op de juiste plaats en diepte heeft gelegen, is waarschijnlijk door (de wortels van) een boom naar boven en scheef geduwd. [gedaagde] vindt dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen. Subsidiair is er volgens hem sprake van overmacht. Meer subsidiair is [gedaagde] de mening toegedaan dat KPN minimaal “50% medeschuld” heeft omdat zij niet de informatie heeft verstrekt die van haar verwacht mag worden.
Bij repliek stelt KPN dat de enkele beschadiging van de kabel reeds een onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens haar oplevert. KPN volhardt in haar stelling dat [gedaagde] niet zorgvuldig heeft gehandeld. Het is volgens haar een feit van algemene bekendheid dat de Nederlandse bodem “dicht bekabeld” is. Degene die met een mechanisch werktuig grondwerkzaamheden gaat verrichten, dient vooraf maatregelen te nemen ter voorkoming van schade aan kabels en leidingen. Op [gedaagde] rust een zelfstandige onderzoeksplicht ten aanzien van de aanwezigheid van kabels en leidingen ter plaatse en de plicht de werkzaamheden zodanig zorgvuldig te laten plaatsvinden, dat er redelijkerwijs geen beschadiging te verwachten valt. KPN verwijst dienaangaande naar de (overigens niet overgelegde) Aanbevelingen ter Voorkoming van Schade aan Leidingen (AVSL) en dan met name naar aanbeveling 27. Volgens KPN hebben “verschillende rechters (…) de geldigheid van deze veiligheidsnormen bevestigd”. KPN stelt dat het de taak van de aannemer/grondroerder is zich, aan de hand van de verkregen tekeningen, te overtuigen van de werkelijke ligging van de aanwezige kabels. [gedaagde] is daar bij door KPN verstuurde instructiebrief (productie 10 bij repliek) op gewezen, waarbij [gedaagde] tevens met klem is ontraden graafwerkzaamheden met een mechanisch werktuig uit te voeren op plaatsen waar hij als gevolg van die werkzaamheden schade kan verwachten. Desondanks heeft [gedaagde], zo stelt KPN, machinaal gegraven op een plaats waar op grond van de tekeningen en proefgaten kabels konden worden verwacht.
Betrouwbare gegevens over de (actuele) diepteligging van de kabels stelt KPN niet te kunnen verstrekken omdat de diepteligging na het leggen van de kabel in de loop der tijd kan veranderen. KPN verwijst naar jurisprudentie waarin is overwogen dat de grondroerder zich daarvan bewust moet zijn. [gedaagde] zelf heeft op het “basisformulier schades” van KPN vermeld dat de kabel als gevolg van boomwortels “geen juiste diepte vertoond”, aldus KPN.
KPN vindt dat het voor [gedaagde] “een kleine moeite” moet zijn geweest, gezien de geringe afstand van het te traceren verloop van de kabel om de graafwerkzaamheden met een “voorsteker” uit te voeren dan wel de kabel geheel te lokaliseren alvorens met het graven te beginnen. De NEN-normen waar [gedaagde] zich op beroept, zijn volgens KPN niet van toepassing omdat die normen zien op het leggen van kabels en leidingen in openbare trottoirs en wegen. Toch, zo stelt KPN, conformeert zij zich daaraan, ook op plaatsen waar die normen niet van toepassing zijn. Desondanks kan KPN niet garanderen dat de ligging van de kabels conform die normen blijft.
In zijn conclusie van dupliek handhaaft [gedaagde] zijn stelling dat hij zorgvuldig heeft gehandeld. Hij vraagt zich af wat de zin is van een Klic-melding “want een kabel kan overal liggen en het is toch altijd de schuld van degene die graaft”.
[gedaagde] wijzigt op details zijn stellingen omtrent de daadwerkelijke ligging van de kabel en de afmetingen van de “heuvel”. Het beginpunt van de kabel (bij de stoep) en het eindpunt (bij het huis) lag volgens hem op de gebruikelijke 40/50 centimeter diepte. Daartussen lag een “heuvel” (circa 90 centimeter boven het maaiveld). De “heuvel” heeft hij gelijk willen maken met de rest van de tuin om “het middenpunt” van de kabel te vinden, zodat hij daarna voorzichtig onder het maaiveld kon gaan graven. De kabel lag echter boven op de “heuvel” 10-20 centimeter onder de grond en dus bijna een meter boven het maaiveld. [gedaagde] is ervan overtuigd dat hij de kabel ook zou hebben beschadigd als hij met de schop of de freesmachine had gegraven. [gedaagde] wijst er op dat KPN niemand stuurt om de kabel te traceren als die niet op de bekende diepte ligt of “niet op tekening is te vinden”. Verder zit het hem dwars dat KPN geen standaardtarief rekent waardoor [gedaagde] geen borgsom met klanten kan afspreken. Ten slotte voert [gedaagde] aan dat hij geen goedkopere “kabelbinder” kan benaderen aangezien KPN, als eigenaresse van de kabel daartoe geen toestemming geeft omdat “ze er ook niets aan verdienen”.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans niet of ondeugdelijk weersproken, en mede op basis van de inhoud van in dit opzicht onbetwist gebleven producties staat tussen partijen het navolgende vast.
Op 21 september 2007 is op het perceel te Hulsberg (gemeente Nuth), Birkveldweg 3 (en niet Brinkveldweg, Brikveld of Brikveldweg) een telefoonkabel beschadigd. De telefoonkabel is eigendom van KPN. [gedaagde] heeft de telefoonkabel tijdens graafwerkzaamheden, uitgevoerd met een graafmachine of een kraanmachine, beschadigd op een punt waar de kabel 10 à 20 centimeter onder de grond was gelegen bovenop een verhoging in de tuin van genoemd perceel. Alvorens de graafwerkzaamheden te starten heeft [gedaagde] een zogenoemde Klic-melding gedaan, op grond waarvan hem tekeningen zijn verstrekt waaruit blijkt dat de betreffende kabel oorspronkelijk op een andere diepte is gelegd door of namens (de rechtsvoorganger van) KPN dan waarop [gedaagde] deze heeft (aan)getroffen. De kosten van herstel van de beschadigde kabel bedragen € 371,83. Deze kosten heeft [gedaagde] tot op heden niet aan KPN vergoed.
Vaststaat en partijen verschillen daarover ook niet van mening, dat de kans dat in Nederland bij graafwerkzaamheden kabels en leidingen worden beschadigd, aanzienlijk te noemen is. Ter voorkoming daarvan was het ten tijde van de door [gedaagde] uitgevoerde graafwerkzaamheden onder meer gebruikelijk dat degene die graafwerkzaamheden wenste te verrichten, alvorens daartoe over te gaan, een zogenoemde Klic-melding deed. Dit heeft [gedaagde] ook gedaan en vervolgens heeft KPN in reactie op die melding hem tekeningen doen toekomen waaruit (in ieder geval ook) blijkt waar de gewraakte kabel destijds door KPN (althans haar rechtsvoorganger) is gelegd. [gedaagde] heeft de betreffende kabel op het perceel aangetroffen maar op een andere verticale (en wellicht ook horizontale; de stellingen van partijen geven daarover onvoldoende uitsluitsel) ligging dan op de tekeningen aangeduid.
Degene door wiens schuld een eigendom van een ander beschadigd raakt, is in beginsel verplicht de daardoor ontstane schade te vergoeden (art. 6:162 BW). [gedaagde] stelling dat hij zo zorgvuldig mogelijk heeft gehandeld en dat hij daardoor aan het gebeurde geen schuld heeft, althans dat KPN 50% medeschuld heeft, moet worden verworpen.
Partijen zijn het er immers over eens dat de kabel kan zijn weggeduwd door (de wortels van) een boom. Bovendien had [gedaagde] bedacht moeten zijn op een complicatie alleen al door de aanwezigheid van de verhoging die hij als “heuvel” aanduidt en waaromtrent hij verder geen andere verklaring geeft dan dat hij deze wilde egaliseren. Tegen het betoog van KPN dat kabels vaak, nadat zij zijn gelegd, in de loop der tijd door onvoorziene omstandigheden elders komen te liggen, heeft [gedaagde] niets aangevoerd. Waarom KPN desondanks (ook) een verwijt van de ontstane schade gemaakt kan worden, heeft [gedaagde] verder niet uitgelegd. Van medeschuld van KPN kan dan ook bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing van [gedaagde] in casu geen sprake zijn.
Zelfs als [gedaagde] gevolgd moet worden in zijn bij dupliek enigszins aangepaste betoog, dan nog heeft hij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aangetoond zorgvuldig te hebben gehandeld. Hij heeft immers niet onderzocht wat de diepteligging van de kabel was tussen het beginpunt (bij “de stoep”) en het eindpunt (bij het huis). Kennelijk heeft [gedaagde] op die punten, in weerwil van de op de tekeningen aangeduide onjuiste ligging, de kabel toch gevonden. Juist omdat de kabel op die punten niet lag op de in de tekeningen aangeduide locatie had [gedaagde] extra voorzichtigheid moeten betrachten en zich moeten realiseren dat ook tussen die twee punten de ligging kon afwijken van hetgeen te verwachten was. Dat hij juist op de litigieuze plaats extra voorzichtigheid heeft betracht, is evenwel gesteld noch gebleken. Hij stelt weliswaar een proefsleuf te hebben gegraven, maar op welk punt hij dat heeft gedaan is onduidelijk gebleven (wellicht bevond die proefsleuf zich bij het begin- of het eindpunt). Voorts is onduidelijk hoe groot de afstand tussen begin- en eindpunt was. [gedaagde] stelt daar in ieder geval niets over. Dit had echter wel op zijn weg gelegen nu het voor de hand ligt dat, naarmate de afstand tussen die twee punten groter is, de kans ook groter zal zijn dat de (diepte)ligging van de kabel daartussen afwijkt van de ligging op de twee meetpunten.
[gedaagde] was daarnaast een gewaarschuwd man daar KPN hem reeds bij brief van
20 september 2007 het volgende had medegedeeld: “Ter voorkoming van schade aan kabels/leidingen dient u de ligging hiervan vast te stellen voor aanvang van uw werkzaamheden (zie ook van toepassing zijnde AVSL 1985), onder andere middels het handmatig graven van proefsleuven, gebruik van kabelzoekapparatuur etc. Het gebruik van graafmachines, pikhouwelen e.d. ter plaatse van of in de nabijheid van het kabeltracé wordt daarom met klem afgeraden.” [gedaagde] is in weerwil van die waarschuwing begonnen machinaal de verhoging af te graven terwijl, zo blijkt uit zijn eigen stellingen, hij wist dat (zoals KPN het noemt) het kabeltracé zich (ook) daaronder bevond. Daarbij heeft [gedaagde] er tevergeefs op gegokt dat de kabel overal op dezelfde diepte zou liggen als bij het begin- en eindpunt. Dit getuigt allerminst van een zorgvuldige werkwijze. Het handelen van [gedaagde], hoe begrijpelijk wellicht ook vanuit bedrijfseconomisch oogpunt, dient derhalve als onrechtmatig jegens KPN te worden bestempeld. [gedaagde] dient de schade als gevolg van die onrechtmatige daad te vergoeden aan KPN.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde hoofdsom is toe te wijzen. Hetgeen overigens is aangevoerd, heeft niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
De medegevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen nu [gedaagde] in verzuim is vanaf 21 september 2007 (artikel 6:83 aanhef en sub b BW).
De gevorderde vergoeding van incassokosten zal worden afgewezen. KPN heeft de aan deze procedure voorafgegane incassopogingen onvoldoende met stukken onderbouwd om daaruit te kunnen concluderen dat deze werkzaamheden in substantiële mate zijn verricht en navenante kosten met zich gebracht hebben. KPN heeft in dat verband slechts één aanmaningsbrief van 14 december 2007, afkomstig van haar incassogemachtigde en gericht aan [gedaagde], overgelegd. Hiermee is niet komen vast te staan dat de door KPN bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 en 240 Rv een voorziening geven. De enkele door haar incassogemachtigde verstuurde brief maakt dit niet anders en moet als volstrekt onvoldoende onderbouwing van de vordering op dit onderdeel worden beschouwd.
Als de merendeels in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] in de kosten van dit geding worden verwezen.
Veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan KPN te betalen een bedrag van € 408,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 371,83 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van KPN tot de datum van dit vonnis begroot op € 350,25, bestaande uit € 120,00 aan salaris gemachtigde,
€ 158,00 aan vastrecht en € 72,25 aan explootkosten.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.