ECLI:NL:RBMAA:2009:BK1061

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
28 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700765-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Wöretshofer
  • A.J. Hazen
  • A.M.A. Eijck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige door gebrek aan bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht, stond de verdachte terecht op beschuldiging van ontucht met een minderjarige, geboren in 1994. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 augustus 2009, waarbij de officier van justitie en de raadsman hun standpunten kenbaar maakten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De enige directe bewijsbron was de verklaring van het slachtoffer, die niet als betrouwbaar kon worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer, die voorafgaand aan zijn politieverklaring met verschillende personen had gesproken, niet voldoende steunbewijs bood voor de beschuldigingen. De verklaringen van de moeder en de oom van het slachtoffer waren niet in strijd met de verklaring van het slachtoffer, maar gaven geen extra bewijs voor de ontucht. De verdachte ontkende elk contact met het slachtoffer op de beschuldigde datum en de rechtbank vond geen reden om aan de verklaring van de verdachte te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had gepleegd, en sprak hem vrij. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 1.001,28 gevorderd, maar deze vordering werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte werd vrijgesproken. Het vonnis werd uitgesproken op 28 augustus 2009 door de meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700765-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 augustus 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [adresgegevens].
Raadsman is mr. S.F.J. Bergmans, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 augustus 2009, waarbij de officier van justitie, de raadsman en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met een jongen ([naam slachtoffer]) die de leeftijd van 16 jaren nog niet had bereikt.
Ten gevolge van een kennelijke verschrijving staat in de tenlastelegging in de vijfde regel “verdachte penis” in plaats van “verdachtes penis”. De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste voor het eerste te lezen. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting wordt verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Hij heeft zich gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer] en op het in het dossier voorhanden zijnde steunbewijs.
De verklaring van [slachtoffer] komt overeen met het verhaal zoals hij dit aan zijn moeder en oom heeft verteld. Deze verklaring kan daardoor als betrouwbaar worden aangemerkt.
Er is sprake van steunbewijs nu [slachtoffer] na het voorval kopiegedrag is gaan vertonen. Moeder en stiefvader hebben bovendien gedragsveranderingen bij [slachtoffer] geconstateerd. De ontkennende verklaring van verdachte is niet overtuigend.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er slechts één belastende verklaring is, namelijk van [slachtoffer], welke verklaring niet op haar betrouwbaarheid werd getoetst. De overige in het dossier voorhanden zijnde verklaringen bevestigen enkel hetgeen [slachtoffer] aan hen heeft verteld.
Er is bovendien geen sprake van steunbewijs. De gang van zaken op 1 oktober 2008, zoals door [slachtoffer] wordt verklaard, wordt op geen enkele wijze bevestigd.
De gedragsveranderingen bij [slachtoffer] werden na het voorval op 19 oktober 2008 geconstateerd. Op die dag vond er een voor [slachtoffer] ingrijpende gebeurtenis plaats. Niet valt uit te sluiten dat zijn gedrag ten gevolge van dit voorval veranderd is. Er is voorts geen medische verklaring voorhanden die inzicht geeft in eventuele verwondingen dan wel sporen.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kan het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De raadsman heeft hierbij naar jurisprudentie van de Hoge Raad verwezen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij op 1 oktober 2008 op straat werd aangesproken door verdachte vanuit diens auto. Verdachte vroeg hem of hij de GSM, die [slachtoffer] beloofd was, nog wilde hebben. Verdachte vroeg [slachtoffer] met hem mee te gaan om de GSM te halen. [slachtoffer] is in de auto gestapt en met de verdachte naar diens woning gereden, waarna het in de woning tot de ten laste gelegde gedragingen is gekomen.
Het voorval is op 19 oktober 2008 bekend geworden, nadat een neefje van [slachtoffer], genaamd [naam neefje], huilend was thuisgekomen en had verteld dat [slachtoffer] had gewild dat [naam neefje] zich uitkleedde, waarna [slachtoffer] op [naam neefje] had willen liggen. De moeder van [slachtoffer] en haar broer, de vader van [naam neefje], waren hier erg ontdaan over. Als verklaring voor zijn gedrag heeft [slachtoffer] toen gezegd dat de ‘grote [naam verdachte]’ dat ook bij hem had gedaan.
Rechtstreeks bewijs voor het gebeuren is uitsluitend te vinden in de verklaring van [slachtoffer]. Voorafgaande aan het horen van [slachtoffer] bij de politie heeft hij over het gebeurde in meer of minder uitgebreide vorm gesproken met - in elk geval - de huidige partner van de moeder van [slachtoffer] ([naam partner]), de moeder en de oom van [slachtoffer] ([naam oom]). Hun verklaringen over hetgeen [slachtoffer] hen heeft verteld zijn niet in strijd met de verklaring van [slachtoffer] bij de politie. Vanwege het feit dat [slachtoffer] voorafgaande aan het horen bij de politie met meerdere personen over het feit heeft gesproken en deze personen, met name de moeder en de oom, geëmotioneerd waren naar aanleiding van het voorgevallene op 19 oktober 2008 en naar aanleiding van wat [slachtoffer] hen had verteld, is het voor de rechtbank niet goed mogelijk om vast te stellen in hoeverre de verklaring van [slachtoffer] bij de politie een weergave van door hem waargenomen en/of ondervonden feiten is, dan wel veroorzaakt is door de reactie van zijn moeder en oom naar aanleiding van het gebeuren met [naam neefje].
Daar komt bij dat verdachte niet slechts het feit ontkent, maar ook ontkent dat [slachtoffer] op of omstreeks 1 oktober 2008 bij hem thuis is geweest en dat hij, verdachte, überhaupt toen op enigerlei wijze contact heeft gehad met [slachtoffer]. Voor het tegendeel is het enige bewijsmateriaal de verklaring van [slachtoffer].
De verdachte heeft verklaard dat de familie van [slachtoffer] en zijn familie bij elkaar over de vloer kwamen, maar dat [slachtoffer] tot nu toe altijd met zijn moeder in zijn woning is geweest. Volgens de verdachte was het contact tussen hem en [slachtoffer] tijdens wederzijdse familiaire bezoeken minimaal. Er zijn geen aanwijzingen voor de onjuistheid van deze verklaring.
Uitgaande van deze verklaring van verdachte moet [slachtoffer] verbaasd zijn geweest om door verdachte op straat te zijn aangesproken en mee naar diens huis te zijn genomen. Dit blijkt echter nergens uit.
De afstand tussen de C1000, waar [slachtoffer] door verdachte zou zijn aangesproken en de woning van verdachte is circa 600 meter. [slachtoffer] was op de fiets en hij heeft verklaard zijn fiets bij de C1000 achtergelaten te hebben en in de auto mee naar de woning van verdachte te zijn gereden. Dat [slachtoffer] zijn fiets heeft achtergelaten is opmerkelijk vanwege de korte afstand en het feit dat [slachtoffer] later zijn fiets zou moeten ophalen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem een GSM had beloofd en dat hij deze op 1 oktober 2008 in de woning van verdachte zou krijgen. Uitgaande van het eerdere zeer beperkte contact tussen verdachte en [slachtoffer] is het op zijn minst opmerkelijk dat verdachte aan [slachtoffer] een GSM beloofd zou hebben. Voorts wekt het bevreemding dat [slachtoffer] thuis hierover niets heeft verteld. Wanneer een kind een cadeautje beloofd wordt, is het te verwachten dat hij hierover thuis enthousiast vertelt.
Gelet op het vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank ook voor andere aspecten van de verklaring van [slachtoffer] geen steunbewijs voorhanden.
Op grond van het voorafgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft gepleegd, zodat hij van dat feit moet worden vrijgesproken.
4 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.001,28. Gelet op het feit dat verdachte zal worden vrijgesproken, komt deze vordering niet voor vergoeding in aanmerking en zal de benadeelde partij voornoemd in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
5 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer] , [adresgegevens]
, in zijn vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer] in de kosten, door
verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wöretshofer, voorzitter, mr. A.J. Hazen en
mr. A.M.A. Eijck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 augustus 2009.
Buiten staat
Mr. A.M.A. Eijck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 1 oktober 2008 in de gemeente Maastricht, met [slachtoffer] (geboren [1994]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het strelen en/of betasten van het lichaam van [slachtoffer] en/of het op [slachtoffer] gaan liggen en/of (vervolgens) met zijn, verdachtes penis, tegen de buik en/of rug en/of billen
van [slachtoffer] te duwen en/of te bewegen.