ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ7676
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake vaststellingsovereenkomst en immateriële schadevergoeding na overlijden werknemer
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Maastricht op 19 augustus 2009, staat de vraag centraal of de door de werkgever van de overleden werknemer betaalde afkoopsom van €135.000,-- als immateriële schadevergoeding moet worden aangemerkt. De eiseres, de echtgenote van de overleden werknemer, vordert terugbetaling van bedragen die na het overlijden van haar echtgenoot aan verschillende gedaagden zijn betaald. De rechtbank onderzoekt de rechtsgeldigheid van deze betalingen en de vraag of deze behoren tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de overleden werknemer was tot zijn overlijden op 31 juli 2008 in gemeenschap van goederen gehuwd met de eiseres. Na een langdurige ziekte, veroorzaakt door longkanker en silicose, heeft de werknemer een vaststellingsovereenkomst gesloten met zijn werkgever, waarin een afkoopsom werd overeengekomen. De rechtbank oordeelt dat de afkoopsom is bedoeld als compensatie voor immateriële schade, en dat deze som niet tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort.
De rechtbank concludeert dat de eiseres geen belang heeft bij haar vorderingen, omdat de geschonken bedragen niet aan haar toekomen. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de juridische nuances rondom vaststellingsovereenkomsten en de gevolgen van immateriële schadevergoedingen in het kader van huwelijksgoederenrecht.