ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ5389

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
306999 CV EXPL 08-3511
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Btw-vraagstuk bij koopovereenkomst tussen ondernemers en vrijstelling op basis van artikel 31 Wet op de omzetbelasting 1968

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Maastricht op 29 juli 2009, stond de vraag centraal of er BTW verschuldigd was over de koopprijs van machines die door de eiseres, KMD Sittard B.V., aan de gedaagde waren verkocht. De eiseres had de gedaagde opgeroepen om te verschijnen bij een comparitie, maar was zelf niet verschenen. De kantonrechter, J.J. Groen, stelde vast dat de eiseres niet was verschenen omdat haar procesbelangen werden behartigd door een deurwaarder die inmiddels uit zijn ambt was ontzet. De kantonrechter gaf beide partijen de gelegenheid om te reageren op het proces-verbaal van de comparitie. Tijdens de comparitie werd door de gedaagde gesteld dat de koopsom van de machines € 11.000,-- inclusief BTW was, terwijl de eiseres aanvoerde dat het gebruikelijk is dat ondernemers onderling prijzen exclusief BTW hanteren.

De kantonrechter oordeelde dat het een feit van algemene bekendheid is dat ondernemers doorgaans prijzen exclusief BTW hanteren, en dat als hiervan wordt afgeweken, dit duidelijk in de overeenkomst moet worden vermeld. Aangezien dit niet was gebeurd, concludeerde de kantonrechter dat de koopprijs in beginsel exclusief BTW was. Vervolgens beoordeelde de kantonrechter het tweede verweer van de gedaagde, dat er sprake was van de overname van een bedrijfsonderdeel, waardoor op grond van artikel 31 van de Wet op de Omzetbelasting geen BTW verschuldigd zou zijn. De gedaagde had zijn standpunt onderbouwd door te stellen dat de gekochte machines een zelfstandig houtbewerkingsbedrijf vormden en dat de eiseres een deel van haar bedrijf had afgestoten.

De eiseres had echter niet gereageerd op dit verweer, waardoor de kantonrechter aannam dat de gedaagde inderdaad een bedrijfsonderdeel had overgenomen. Dit leidde tot de conclusie dat er geen omzetbelasting verschuldigd was over de koopprijs van de machines. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen ondernemers over de BTW-behandeling in koopovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
locatie Sittard-Geleen
vonnis d.d. 29 juli 2009
zaak/rolnr.: 306999 cv expl 08/3511
typ.:
coll.:
De kantonrechter van de locatie Sittard-Geleen heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake
de besloten vennootschap KMD SITTARD B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Sittard, ter zake domicilie kiezende te Sittard, gemeente Sittard - Geleen, aan de Rijksweg Zuid 35,
eiseres,
gemachtigde: Mr. L.G.T. Paulus
,
tegen
[gedaagde],
wonende en zaakdoende aan de [adres],
gedaagde,
gemachtigde mr. L.M.J. Corvers.
Het verdere verloop van de procedure
De bij het tussenvonnis van 11 maart 2009 bevolen comparitie heeft plaats¬gevonden, daarvan is proces-verbaal opgemaakt.
De eisende partij is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter comparitie verschenen.
Omdat het niet-verschijnen van eiseres zou kunnen samenhangen met het feit dat haar procesbelangen werden behartigd door een inmiddels uit zijn ambt ontzette deurwaarder, heeft de kantonrechter partijen in de gelegenheid gesteld bij akte te reageren op het proces-verbaal van comparitie.
Beide partijen hebben daarop een akte doen nemen.
Daarna heeft de kantonrechter andermaal vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is gesteld op heden.
De inhoud van de processtukken wordt op deze plaats herhaald en ingelast.
De verdere beoordeling
het verdere oordeel
De kantonrechter heeft een comparitie van partijen bepaald om nader geïnformeerd te worden omtrent de omstandigheden rondom de ten processe bedoelde transactie.
Gedaagde heeft ter comparitie nader gepreciseerd waarom hij van mening is dat de koopsom van de machines € 11.000,-- inclusief BTW is, de kantonrechter verwijst daartoe naar de inhoud van het proces-verbaal van de comparitie.
Bij akte heeft eiseres, kortgezegd, herhaald dat het een algemene gewoonte is dat ondernemers met elkaar zaken doende altijd spreken over prijzen exclusief BTW en dat dit in dit geval niet anders was.
Het geschil is in essentie of gedaagde BTW over de koopprijs van de machines dient te voldoen.
De kantonrechter dient op dit punt twee weren van gedaagde te beoordelen:
- is sprake van koop inclusief BTW,
- is sprake van overname van een bedrijf of bedrijfsonderdeel waardoor ingevolge artikel 31 van de Wet op de Omzetbelasting geen BTW verschuldigd is.
Met betrekking tot het eerste punt oordeelt de kantonrechter dat als feit van algemene bekendheid kan gelden dat ondernemers onderling vanwege de verrekenbaarheid daarvan, steeds prijzen exclusief BTW hanteren.
Indien van een dergelijke algemene gewoonte wordt afgeweken, moet dit voor beide partijen ondubbelzinnig kenbaar zijn door dit tot duidelijk benoemd onderdeel van de overeenkomst te maken. Nu niet gesteld noch gebleken is dat dit laatste bij het aangaan van de onderhavige overeenkomst is gedaan, en gedaagde geen concrete feiten of omstandigheden aandraagt waaruit dit kan blijken, oordeelt de kantonrechter dat partijen als overeenkomstig het algemene handelsgebruik zijn overeengekomen dat de koopprijs in beginsel dient te gelden als zijnde exclusief BTW.
De kantonrechter komt daardoor toe aan de beoordeling van het tweede verweer.
Van belang is de tekst van art. 31 van de Wet op de Omzetbelasting 1968, luidende:
“Bij overgang van het geheel of een gedeelte van een algemeenheid van goederen, al dan niet tegen vergoeding of in de vorm van een inbreng in een vennootschap, wordt geacht dat geen leveringen of diensten plaatsvinden en treedt, tenzij bij ministeriële regeling anders is bepaald, degene op wie de goederen overgaan in de plaats van de overdrager.”
Gedaagde heeft ter comparitie het in de conclusie van dupliek geformuleerde standpunt dat sprake is van de overname van een bedrijfsonderdeel gemotiveerd onderbouwd door de stelling dat hij binnen zijn huidige bedrijfsactiviteit een nieuwe activiteit voor de winter wilde opzetten en dat de gekochte machines zelfstandig een houtbewerkingsbedrijf vormen, waarbij eiseres een deel van haar bedrijf afstootte.
Eiseres is in de gelegenheid gesteld om op deze der comparitie nader feitelijk geformuleerde stelling, ondanks haar niet-verschijnen, bij akte te becommentariëren. Bij haar akte van 1 juli 2009 is zij echter met geen woord op dit verweer ingegaan, zodat de kantonrechter als niet of onvoldoende weersproken zijnde voor vaststaand aanneemt dat gedaagde niet enkele machines, maar een samenhangend geheel heeft gekocht. Eiseres heeft naar aanleiding van dit verweer ook geen feiten of omstandigheden gesteld, dan wel bescheiden laten zien, dat zij wél omzetbelasting heeft afgedragen over deze in beginsel onder de wettelijke uitzondering vallen transactie.
Dit betekent dat moet worden aangenomen dat gedaagde een bedrijfsonderdeel heeft overgenomen en in de plaats van eiseres is getreden,waardoor op grond van art 31 van de Wet de Omzetbelasting geen BTW verschuldigd is. Wanneer moet worden aangenomen dat over de koopprijs van dit bedrijfsonderdeel geen omzetbelasting hoeft te worden afgedragen, is gedaagde die ook niet aan eiseres verschuldigd en treft het tweede verweer doel.
De vorderingen van eiseres, omvattende het BTW-deel van de ten processe bedoelde transactie, moeten als zijnde ongegrond worden afgewezen, met veroordeling van eiseres in de proceskosten van gedaagde.
Wat partijen overigens nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
De beslissing
de kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure aan de zijde van gedaagde gerezen en tot op de datum van dit vonnis begroot op € 525,00 gemachtigdensa¬laris;
Aldus gewezen door mr. J.J. Groen, kantonrechter en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting, in tegenwoordigheid van de griffier.