ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ5282
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis en de toepassing van de Wet Bopz
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 6 augustus 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij betrokkene werd bijgestaan door mr. J.A. Moonen, advocaat te Beek, en deskundigen drs. J.-P. Glaser, psychiater, en H. Faets, sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een afspraak was gemaakt dat betrokkene medio augustus 2009 met (voorwaardelijk) ontslag zou gaan. Het behandelplan was gericht op geleidelijke resocialisatie naar zelfstandig wonen, waardoor de verzochte machtiging tot voortgezet verblijf in feite slechts diende ter overbrugging van een korte periode van maximaal twee weken.
De rechtbank heeft benadrukt dat de Wet Bopz een strikt onderscheid maakt tussen ambulante behandeling en gedwongen opname. Indien gedwongen opname niet langer noodzakelijk is, kan een voorwaardelijke machtiging worden verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzochte machtiging in dit geval niet meer dan een 'paraplumachtiging' zou zijn, wat niet aanvaardbaar is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene, gezien haar verleden van alcoholmisbruik en cognitieve functiestoornissen, in het psychiatrisch ziekenhuis moet blijven tot aan het voorziene ontslag medio augustus 2009.
De rechtbank heeft de machtiging tot voortgezet verblijf verleend voor de duur van maximaal twee maanden, met de verwachting dat de behandelaar tijdig een verzoek zou indienen voor een voorwaardelijke machtiging. De beslissing is genomen in het licht van de relevante artikelen van de Wet Bopz en de noodzaak om te waken tegen oneigenlijk gebruik van machtigingen.