De moeder heeft verzocht om de uithuisplaatsing van haar dochter [de minderjarige] in de vorm van een pleeggezinplaatsing met onmiddellijke ingang te beëindigen.
De moeder heeft het navolgende gesteld.
De onderhavige pleeggezinplaatsing is niet in het belang van [de minderjarige] en voldoet niet aan de eisen die aan een dergelijke plaatsing gesteld moeten worden. De beslissing tot verlenging van de machtiging is gebaseerd op onjuiste informatie dan wel een onjuiste voorstelling van zaken hierover van de zijde van bureau jeugdzorg. Er bestaat onvoldoende grond voor een uithuisplaatsing.
Op het verzoek van de moeder aan bureau jeugdzorg om de uithuisplaatsing te beëindigen heeft bureau jeugdzorg schriftelijk afwijzend beslist, tegen welke beslissing de moeder thans opkomt.
Bij beschikking van de kinderrechter van 9 april 2009 is de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 9 april 2009 verlengd voor één jaar. De screening van het [gezin P.] waar [de minderjarige] verblijft, was op 9 april 2009 nog niet afgerond, terwijl het gezin door Xonar en bureau jeugdzorg geschikt werd bevonden als pleeggezin. Door bureau jeugdzorg werd niet aangegeven of in casu sprake is van pleegzorg in de vorm van opvoedingsvariant dan wel hulpverleningsvariant, waarbij de laatste variant het eerst dient te worden toegepast. Laatstgenoemde variant vraagt om intensieve ambulante hulp aan de ouders, hetgeen door bureau jeugdzorg op geen enkele wijze aan de moeder is geboden.
Naar de mening van de moeder heeft in casu slechts een formele screening plaatsgevonden en is er geen onderzoek gedaan naar de vraag of dit gezin geschikt is voor [de minderjarige].
De moeder maakt zich grote zorgen om [de minderjarige], doch heeft daarmee geen gehoor gevonden bij bureau jeugdzorg. De moeder heeft vanaf het begin gevraagd om een deskundig onderzoek naar de problemen van [de minderjarige] om te komen tot beantwoording van de vraag of en zo ja welke hulp [de minderjarige] nodig heeft. Daarvoor acht de moeder opname van [de minderjarige] noodzakelijk voor een observatie gedurende 6 tot 13 weken. Voorts heeft de moeder ook verzocht voor begeleiding van zichzelf, zodat zij [de minderjarige] op een goede wijze kan opvangen en begeleiden, doch ook dat is ondanks toezeggingen van bureau jeugdzorg niet van de grond gekomen. Moeder wordt door bureau jeugdzorg stelselmatig overal buiten gehouden.
Ter staving van het door de moeder gestelde heeft zij diverse bescheiden overgelegd.