ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ4345

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133849
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderalimentatie en partneralimentatie na echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 14 juli 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie en partneralimentatie na een echtscheiding. De vrouw, verzoekster, heeft verzocht om een wijziging van de eerder vastgestelde alimentatie voor de kinderen en de ex-echtgenote, omdat de omstandigheden van de man waren veranderd. De man, de wederpartij, heeft verweer gevoerd tegen de wijziging en heeft zelf een zelfstandig verzoek ingediend om de partneralimentatie op nihil te stellen. De rechtbank heeft de financiële posities van beide partijen beoordeeld, waarbij de man een bruto jaarinkomen van € 43.096,- heeft opgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een draagkracht heeft van € 718,- per maand, terwijl de vrouw met een gemiddeld bruto inkomen van € 1.605,97 per maand in haar huwelijksgerelateerde behoefte kan voorzien. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 240,- per maand per kind, en heeft de man veroordeeld tot betaling van dit bedrag. De ingangsdatum van de wijziging van de kinderalimentatie is vastgesteld op 1 november 2008, en de partneralimentatie is met ingang van 6 november 2008 op nihil gesteld. De uitspraak benadrukt de prioriteit van kinderalimentatie boven andere alimentatieverplichtingen, conform artikel 1:400 BW.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 14 juli 2009
Zaaknummer: 133849 / FA RK 08-1572
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven inzake:
[naam verzoekster],
verzoekster, verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats verzoekster],
advocaat mr. I.G.H. Aarts-Mulder,
en:
[naam wederpartij],
wederpartij, verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats wederpartij],
advocaat mr. K.G.J. Verbong.
1. Verloop van de procedure
De vrouw heeft op 7 oktober 2008 een verzoekschrift tot wijziging van kinderalimentatie ingediend.
Een afschrift van het verzoekschrift is bij aangetekend schrijven van 14 oktober 2008 door de griffier van deze rechtbank aan de man toegezonden.
Door de man is op 6 november 2008 een verweerschrift ingediend, dat tevens een zelfstandig verzoek bevat.
De vrouw heeft naar aanleiding van dit zelfstandig verzoek op 13 januari 2009 een verweerschrift ingediend.
De vrouw heeft bij brief van 2 juni 2009 een aantal stukken overgelegd.
De man heeft bij brief van 8 juni 2009 eveneens een aantal stukken overgelegd.
De zaak is behandeld ter zitting van 19 juni 2009.
2. Beoordeling
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 maart 2002 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheiding is op 8 juli 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De man is bij voormelde beschikking veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 136,13 per maand per kind als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen, [naam minderjarige 1] en [naam minderjarige 2], en tot betaling van een bedrag van € 181,51 per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
De vrouw verzoekt genoemde beschikking in die zin te wijzigen dat de daarbij aan de man opgelegde onderhoudsbijdrage ten behoeve van de kinderen met ingang van de indiening van het verzoekschrift nader wordt bepaald op een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als door de rechtbank te bepalen.
De vrouw stelt dat in de omstandigheden van de man wijzigingen zijn opgetreden. Ter staving van haar stelling voert de vrouw aan dat bij voornoemde beschikking nog rekening werd gehouden met een bedrag aan huurlasten, terwijl de man thans in een koopwoning woont. Ook werd bij die beschikking rekening gehouden met omgangskosten en advocaatkosten, maar deze kosten kan de man thans niet meer ten laste van zijn draagkracht brengen. Ter zitting heeft de vrouw nog aangevoerd dat de behoefte van de kinderen is gestegen ten opzichte van hun behoefte tijdens de echtscheidingsprocedure.
De man heeft tegen toewijzing van het verzoek gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoek althans haar verzoek te ontzeggen. Als zelfstandig verzoek vraagt de man de bij beschikking van 28 maart 2002 vastgestelde partneralimentatie met ingang van de datum van indiening van het zelfstandig verzoek op nihil te stellen, dan wel op een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als door de rechtbank te bepalen, met een maximum van € 204,93 per maand.
De man stelt dat de vrouw niet aangeeft wat de behoefte van de kinderen is en wat haar aandeel dient te zijn om in deze behoefte bij te dragen. De man heeft thans juist hogere woonlasten dan destijds. Dat de man geen omgangskosten heeft, komt doordat de vrouw al jarenlang de omgang frustreert. Volgens de man dient wel rekening te worden gehouden met advocaatkosten, nu de man deze kosten daadwerkelijk maakt en moet maken. Ten aanzien van de door de man te betalen partneralimentatie is de man van mening dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Daarnaast is iedere vorm van lotsverbondenheid komen te vervallen. In dit verband verwijst de man naar een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 9 juli 2008 (LJN-nummer: BD6634).
De rechtbank overweegt als volgt.
Behoefte kinderen
Voor de bepaling van de behoefte van de kinderen zoekt de rechtbank aansluiting bij hetgeen de man daarover heeft gesteld in zijn verweerschrift. De vrouw heeft deze berekening van de behoefte van de kinderen (door enkel te stellen dat de behoefte van de kinderen thans hoger zou moeten zijn) immers onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zo heeft de vrouw ter zitting verklaard dat de dochter [naam minderjarige 2] op landelijk niveau aan acro turnen doet, waarvoor hoge kosten dienen te worden gemaakt. Nu de vrouw echter ook heeft aangegeven dat de Stichting Leergeld bijdraagt in het voldoen van deze kosten, is de rechtbank niet gebleken dat er rekening gehouden moet worden met extra kosten die de behoefte van [naam minderjarige 2] daarmee hoger zouden maken dan de behoefte die op grond van de ‘Tabel eigen aandeel kosten van kinderen’ van het Tremarapport kan worden bepaald.
De rechtbank gaat derhalve uit van een netto gezinsinkomen van partijen in 2001 van om en nabij fl. 5.000,-, waarbij volgens de ‘Tabel eigen aandeel kosten van kinderen’ een behoefte van de kinderen hoort van fl. 1.050,- (= € 476,-) per maand. Geïndexeerd naar het jaar 2009 bedraagt deze behoefte thans € 560,- per maand, aldus € 280,- per maand per kind.
Uit de stukken is gebleken dat de man opnieuw is gehuwd en dat de dochter van zijn huidige echtgenote tot het gezin van de man behoort. De huidige echtgenote van de man is echter niet onderhoudsplichtig jegens de bij de vrouw inwonende kinderen van de man gezien artikel 1:395 BW. In de behoefte van deze kinderen dienen derhalve alleen de man en de vrouw naar rato van draagkracht bij te dragen. Alvorens hierop wordt ingegaan, zal eerst de financiële positie van de man aan de ene kant en de vrouw aan de andere kant worden berekend.
Financiële positie man
Uit het (nieuwe) artikel 1:400 BW, waarin de voorrangsregel van kinderalimentatie is opgenomen, volgt dat bij een samenloop van alimentatieverplichtingen kinderalimentatie boven alle andere alimentatieverplichtingen gaat. Dit betekent dat de rechtbank de huidige echtgenote van de man bij de bepaling van diens draagkracht buiten beschouwing zal laten. Zij moet immers in staat worden geacht in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien. De rechtbank heeft daarbij overigens geen reden om aan te nemen dat zij dat niet kan.
Inkomen man
Voor de berekening van het inkomen van de man gaat de rechtbank uit van een bruto jaarinkomen van € 43.096,-, waarvan de man in zijn overgelegde draagkrachtberekening uitgaat en waartegen de vrouw zich niet heeft verzet, welk bedrag inclusief vakantietoeslag en de werkgeversbijdrage in de inkomensafhankelijke premie ZVW is.
Wel zal de rechtbank, zoals de vrouw terecht heeft gesteld, uitgaan van een verdeling van de fiscaal in aftrek te brengen hypotheekrente door de man en zijn huidige echtgenote van 50 / 50 en niet, zoals de man meent, van 60 / 40, nu deze echtgenote in staat moet worden geacht in haar eigen levensonderhoud te kunnen voorzien en niet valt in te zien waarom afgeweken zou moeten worden van deze doorgaans gehanteerde gelijke verdeling. Blijkens de door de man overgelegde jaarovergave hypotheek 2008 bedraagt de jaarlijks te betalen hypotheekrente € 10.618,44. Dit betekent dat de rechtbank rekening houdt met een fiscaal in aftrek te brengen hypotheekrente van € 5.309,- per jaar, en een eigenwoningforfait van
€ 710,- per jaar (de helft van € 1.419,-). Verder neemt de rechtbank de loonheffing en de voor de man geldende standaardheffingskortingen van € 3.504,- in aanmerking, zodat het besteedbaar inkomen van de man op € 2.662,- per maand kan worden gesteld.
Uitgaven man
Gelet op het vorenstaande past de rechtbank op de man de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 899,- per maand toe.
Zoals hierboven overwogen houdt de rechtbank rekening met de helft van de door de man te betalen hypotheekrente, hetgeen € 442,- per maand is.
Geen rekening wordt gehouden met de door de man opgevoerde premie van € 58,- per maand, welke de man in zijn draagkrachtberekening onder de post ‘hypotheekaflossing/premie levensverzekering’ heeft opgenomen, nu de man ter zitting heeft verklaard dat deze niet is gekoppeld aan de woning en deze premie een extra pensioenvoorziening betreft. Naar het oordeel van de rechtbank behoort deze niet voor te gaan op door de man te betalen kinderalimentatie.
In de lijn van de gelijke verdeling houdt de rechtbank vervolgens rekening met de helft van het forfait overige eigenaarslasten, aldus afgerond € 48,- per maand.
Rekening houdende met de in de bijstandsnorm verdisconteerde gemiddelde basishuur van € 202,-, zijn de totale voor rekening van de man komende woonlasten te stellen op € 288,- per maand.
Aan ziektekosten zal een bedrag van € 278,- per maand worden meegenomen, zijnde de nominale en aanvullende premie van in totaal € 122,- en het eigen risico van € 13,- (nu de man ter zitting voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij dit daadwerkelijk besteedt), nog te vermeerderen met de door de werkgever ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW ad € 186,-, te verminderen met het reeds in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW ad € 43,-.
Aangezien er thans feitelijk geen omgang plaatsvindt, houdt de rechtbank, overigens net als de man, geen rekening met door hem te maken omgangskosten.
Volgens de aanbevelingen uit het Tremarapport mogen advocaatkosten uitsluitend in verband met een te voeren echtscheidingsprocedure ten laste worden gebracht van de draagkracht. Nu de man niet heeft gemotiveerd waarom in het onderhavige geval afgeweken zou moeten worden van deze doorgaans gehanteerde regel, en de vrouw heeft betwist dat advocaatkosten mogen worden meegenomen, zal de rechtbank hier geen rekening mee houden als relevante op de draagkracht van de man drukkende last die boven de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie zou moeten gaan.
Vorenstaande levert een draagkrachtloos inkomen van € 1.465,- per maand op.
Draagkracht man
De man heeft daarmee een draagkrachtruimte van € 1.197,- per maand. Rekening houdend met het draagkrachtpercentage voor een alleenstaande van 60% heeft de man een draagkracht van € 718,- per maand.
De man is ook onderhoudsplichtig jegens de dochter van zijn huidige echtgenote. In het kader van de verdeling van de draagkracht van de man over de drie kinderen acht de rechtbank redelijk om de behoefte van de bij de man inwonende dochter eveneens te stellen op € 280,- per maand. Wel gaat de rechtbank er van uit dat de huidige echtgenote voor de helft in deze behoefte kan voorzien. Daarmee is het voor de bij de vrouw inwonende kinderen van de man beschikbare bedrag te stellen op € 578,- (€ 718,- minus € 140,-), zodat duidelijk is dat de man draagkracht heeft om in de behoefte van zijn kinderen te voorzien.
Maar eerst dient nog de financiële positie van de vrouw te worden bezien in hoeverre de vrouw in deze behoefte kan bijdragen.
Financiële positie vrouw
Inkomen vrouw
Op basis van de door de vrouw overgelegde salarisspecificaties van maart en april 2009 kan het gemiddeld bruto inkomen van de vrouw inclusief overwerk en persoonlijke toeslagen worden becijferd op € 1.605,97, hetgeen op jaarbasis een bedrag van € 19.272,- oplevert. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de door de vrouw ontvangen vakantietoeslag, welke volgens de salarisspecificatie van mei 2009 € 1.347,- bedraagt. Tevens wordt rekening gehouden met een door de vrouw te ontvangen eindejaarsuitkering van € 42,99 per maand (= € 516,- per jaar), zoals die eveneens blijkt uit voornoemde salarisspecificaties, en houdt de rechtbank rekening met de werkgeversbijdrage in de inkomensafhankelijke premie ZVW.
De rechtbank houdt vervolgens rekening met de in te houden premies Pensioenfonds ABP, FPU, IP+ en IPAP-3. De rechtbank neemt verder in aanmerking de fiscaal in aftrek te brengen hypotheekrente van € 6.552,- per jaar en een eigenwoningforfait van € 924,- per jaar (bij een WOZ-waarde van de woning van de vrouw van € 168.000,-). Nu de vrouw naast de algemene heffingskorting en arbeidskorting in aanmerking komt voor de (aanvullende) alleenstaande ouderkorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting, heeft zij daarmee een bedrag aan heffingskortingen van € 6.714,- per jaar, zodat de loonheffing daartegen kan worden weggestreept. De rechtbank becijfert het besteedbaar inkomen van de vrouw dan op € 1.761,- per maand.
Huwelijksgerelateerde behoefte vrouw
De vraag is of de vrouw met laatstgenoemd inkomen in haar huwelijksgerelateerde behoefte kan voorzien. Uitgaande van het netto gezinsinkomen in 2001 van fl. 5.000,- (= € 2.269,-), verminderd met de kosten van de kinderen van - zoals hierboven overwogen - € 476,-, kan de huwelijksgerelateerde behoefte bepaald worden op 60% van dit bedrag (€ 1.793,-), hetgeen € 1.076,- netto per maand oplevert. Geïndexeerd naar het jaar 2009 is dat € 1.264,- netto per maand. Het is evident dat de vrouw met haar huidige inkomen in deze huwelijksgerelateerde behoefte kan voorzien, zodat het verzoek van de man om de door hem te betalen partneralimentatie op nihil te stellen reeds om deze reden kan worden toegewezen. De stelling van de man dat iedere vorm van lotsverbondenheid is komen te vervallen, behoeft daarmee niet meer te worden besproken. Toch wil de rechtbank benadrukken dat hier slechts sprake van kan zijn in zeer uitzonderlijke gevallen, zoals in de door de man genoemde uitspraak van de rechtbank Leeuwarden.
Ter bepaling van de draagkracht van de vrouw zal de rechtbank hierna de voor rekening van de vrouw komende lasten bespreken.
Uitgaven vrouw
In het kader van de draagkrachtvergelijking zal de rechtbank de vrouw eveneens aanmerken als alleenstaande, zodat ook op haar de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 899,- per maand van toepassing is.
De rechtbank zal verder rekening houden met door de vrouw te betalen hypotheekrente ad € 546,- per maand. Daarnaast wordt rekening gehouden met het door de vrouw te betalen forfait overige eigenaarslasten ad € 95,- per maand. In aanmerking nemende de reeds in de bijstandsnorm verdisconteerde gemiddelde basishuur ad € 202,- per maand, zijn de totale voor rekening van de vrouw komende woonlasten te stellen op € 439,- per maand.
Inzake door de vrouw te betalen ziektekosten zal een bedrag ad € 159,- per maand worden meegenomen (zijnde de premie ad € 122,-, te vermeerderen met het eigen risico ad € 13,- en de door de werkgever ingehouden inkomensafhankelijke bijdrage ZVW ad € 113,-, te verminderen met het reeds in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel premie ZVW ad
€ 43,- en de door de vrouw te ontvangen zorgtoeslag van € 46,-).
Voorts houdt de rechtbank rekening met een door de vrouw te betalen bedrag van € 100,- per maand terzake aflossing en rente op een door de vrouw aangegane schuld bij Toyota Financial Services. Dat deze schuld is aangegaan na indiening van het verzoekschrift en het geen huwelijkse schuld betreft, zoals de man ter zitting heeft gesteld, maakt niet dat deze schuld daarom niet kan worden meegenomen als relevante last aan de zijde van de vrouw.
Vorenstaande levert een draagkrachtloos inkomen van € 1.597,- per maand op.
Draagkracht vrouw
De vrouw heeft daarmee een draagkrachtruimte van € 164,- per maand. Rekening houdend met het toepasselijke draagkrachtpercentage voor een alleenstaande van 60%, heeft de vrouw daarmee een draagkracht van € 98,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
Zowel de man als de vrouw dienen naar rato van ieders draagkracht bij te dragen in de behoefte van de kinderen. Voor de man betekent dit dat hij voor een bedrag van € 240,- per maand en per kind dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en de vrouw dientengevolge met een bedrag van € 40,- per maand per kind. Nu de man daarvoor ook de draagkracht heeft, zal de rechtbank hem derhalve veroordelen tot betaling van een bedrag van € 240,- per maand per kind.
Ingangsdata
De rechtbank acht - gelet op de datum van indiening van het verzoekschrift en verzending van een afschrift daarvan aan de man - termen aanwezig de ingangsdatum van na te melden wijziging van de kinderalimentatie vast te stellen op 1 november 2008. Voor de hierna te vermelden nihilstelling van de door de man te betalen partneralimentatie wordt 6 november 2008 aangehouden, nu de man heeft verzocht deze te laten ingaan op de datum van indiening van zijn zelfstandig verzoek.
3. Beslissing
De rechtbank:
Wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 28 maart 2002 voor zover de man daarbij werd veroordeeld tot betaling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kinderen:
- [naam minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats minderjarige 2] op [geboortedatum minderjarige 2], en
- [naam minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats minderjarige 1] op [geboortedatum minderjarige 1],
en bepaalt die bijdragen met ingang van 1 november 2008 nader op € 240,- per maand en per kind, de nog niet verschenen termijnen bij vooruitbetaling te voldoen.
Wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 28 maart 2002 voor zover de man daarbij werd veroordeeld tot betaling van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw en bepaalt die bijdrage met ingang van 6 november 2008 op nihil.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.M.I.A. Bregonje, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.
JPW
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden: binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.