ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ3132

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700527-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot mishandeling met voorbedachte rade door het toedienen van muizengif

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 29 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn vriendin een plan had beraamd om de moeder van zijn vriendin te vergiftigen. De verdachte en zijn vriendin hebben muizengif in de thee van de moeder gedaan, met de intentie haar te benadelen. De moeder ontdekte de muizenkorrels en schakelde de politie in. De rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid muizengif niet geschikt was om dodelijk letsel toe te brengen, maar dat er wel sprake was van opzettelijke benadeling van de gezondheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn vriendin met voorbedachten rade hebben gehandeld en dat er voldoende bewijs was voor de poging tot mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk, met de verplichting tot reclasseringsbegeleiding. De benadeelde partij, de moeder, werd in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet in het strafgeding behandeld kon worden.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700527-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 mei 2009
in de strafzaak tegen:
Naam verdachte,
geboren te Geboortegegevens verdachte,
wonende te adresgegevens verdachte.
Raadsman mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard (vervangende zijn kantoorgenote raadsvrouwe mr. F.A.G.M. Landerloo).
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 mei 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2008 te U., gemeente S., ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid muizengif, althans een hoeveelheid van een giftige stof in een kan heeft gedaan en/of (vervolgens) heet water in die kan heeft geschonken en/of (vervolgens) een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop heeft geschonken en/of (vervolgens) een theezakje in die kop heeft gebracht en/of (vervolgens) die
kop heeft geserveerd aan die Naam slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2008 te U., gemeente S., ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid muizengif, althans een hoeveelheid van een giftige stof in een kan heeft gedaan en/of (vervolgens) heet water in die kan heeft geschonken en/of (vervolgens) een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop heeft geschonken en/of (vervolgens) een theezakje in die kop heeft gebracht en/of (vervolgens) die kop heeft geserveerd aan die Naam slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2008 te U., gemeente S., ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer te mishandelen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid muizengif, althans een hoeveelheid van een giftige stof in een kan heeft gedaan en/of (vervolgens) heet water in die kan heeft geschonken en/of (vervolgens) een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop heeft geschonken en/of (vervolgens) een theezakje in die kop heeft gebracht en/of (vervolgens) die
kop heeft geserveerd aan die Naam slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verbetering kennelijke omissie
Tengevolge van een kennelijke omissie is in de dagvaarding in het subsidiair ten laste gelegde in regel 5 tussen ‘brengen’ en ‘met’ en in het meer subsidiair ten laste gelegde in regel 5 voor ‘met’ de zinsnede ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen’ weggevallen.
De rechtbank herstelt deze fout, aangezien dit, gelet op het primair ten laste gelegde en de omschrijving van het voorgenomen misdrijf in zowel het primair, subsidiair als meer subsidiair ten laste gelegde, mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging is geschaad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat het door verdachte gebruikte middel een zogeheten absoluut ondeugdelijk middel is om de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij een persoon te bewerkstelligen.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat verdachte heeft gepoogd samen met zijn vriendin Naam medeverdachte opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer te mishandelen door een hoeveelheid muizengif in een kan te doen, heet water in die kan te schenken, een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop te schenken, in die kop een theezakje te doen en deze kop te serveren aan genoemde Naam slachtoffer. De officier van justitie baseert zich daarbij op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, de door Naam slachtoffer gedane aangifte, de door medeverdachte Naam medeverdachte tegenover de politie afgelegde verklaring en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 26 maart 2009. De officier van justitie heeft aangevoerd dat, hoewel Naam medeverdachte de handelingen heeft verricht, verdachte als medepleger moet worden gezien, omdat hij tevoren het plan mee heeft beraamd en hij bovendien tijdens de handelingen bij, of in de nabijheid, van Naam medeverdachte aanwezig was en overleg met haar heeft gevoerd daarover.
De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat de hoeveelheid muizengif in deze situatie slechts een zogeheten relatief ondeugdelijk middel was, aangezien duidelijk is dat inname van dit muizengif pijn en/of letsel kan veroorzaken. Uit de door Naam slachtoffer afgelegde verklaring is af te leiden dat zij na het drinken van de thee diaree had en volgens algemene ervaringsregels is er bij diaree sprake van buikpijn.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het middel waarmee verdachte en zijn vriendin het misdrijf wilden plegen niet kon leiden tot de dood of zwaar lichamelijk letsel en dat het gebruikte muizengif daarom als een absoluut ondeugdelijk middel aangemerkt dient te worden. De verdediging heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde weliswaar bewezen verklaard kan worden, maar dat verdachte – gelet op de absolute ondeugdelijkheid van het middel – dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdediging heeft verder aangevoerd dat, nu het primair ten laste gelegde bewezen geacht kan worden, niet toegekomen kan worden aan het subsidiair of het meer subsidiair ten laste gelegde.
De verdediging heeft betreffende het door de officier van justitie aangevoerde ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde nog opgemerkt dat als diarree gepaard gaat met buikpijn geen sprake is van een poging tot mishandeling, maar van een voltooide mishandeling. Volgens de verdediging is uit de door het NFI opgemaakte rapporten echter niet op te maken dat door het drinken van het onderhavige middel diarree ontstaat. De verdediging heeft verder aangevoerd dat het meer subsidiair ten laste gelegde feit poging tot mishandeling niet strafbaar is.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De vaststaande feiten op grond van de bewijsmiddelen
Verdachte had al geruimte tijd een relatie met medeverdachte Naam medeverdachte. Naam medeverdachte vond het thuis bij haar moeder Naam slachtoffer al een tijd niet leuk. Ze moest maar achter haar moeder aanlopen, terwijl zij daar helemaal geen zin in had. Haar moeder had een nieuwe vriend in Antwerpen bij wie zij na de vakantie zou intrekken. In verband hiermee zou Naam medeverdachte na de vakantie naar een internaat in Maaseik moeten. Haar moeder was voorts niet te spreken over de relatie van Naam medeverdachte met verdachte.
Naam medeverdachte heeft een en ander met verdachte besproken. Verdachte vond de moeder van zijn vriendin ook een last en was het helemaal met de kritische houding van zijn vriendin ten opzichte van haar moeder eens.
Als oplossing voor de problemen is enige tijd voor 31 juli 2008 het doodmaken van de moeder van Naam medeverdachte ter sprake gekomen. Verdachte en Naam medeverdachte hebben hier meermalen over gesproken en ook gesproken over hoe zij dit zouden kunnen doen. Naam medeverdachte heeft verklaard dat haar vriend er steeds verder en verder in ging en dat hij de hele tijd mee aan het denken was. Er is onder andere gesproken over het doodsteken en doodschieten van Naam slachtoffer. Ook de mogelijkheid van vergiftigen is besproken.
Donderdag 31 juli 2008 kwam Naam medeverdachte terug van een weekje vakantie met haar moeder. Een paar dagen later zou ze samen met haar moeder naar Antwerpen gaan naar de vriend van haar moeder. Daar had ze helemaal geen zin in.
Naam medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat zij haar moeder daarom ziek wilde maken. Haar vriend wist daarvan. Verdachte heeft verklaard dat zijn vriendin haar moeder wilde vergiftigen en dat hij daar geen bezwaar tegen had.
Verdachte en Naam medeverdachte zijn nog diezelfde dag samen naar een dierenwinkel in B. gegaan met de bedoeling rattengif aan te schaffen. Verdachte heeft het woord gevoerd in de winkel en de verkoopster om rattengif gevraagd. Omdat dit niet te krijgen was, hebben zij een pak muizengif van het merk Finion gekocht van 200 gram. Een dergelijk pak bevat acht zakjes van 25 gram muizengif. Ze hebben de verpakking weggegooid en ieder een aantal zakjes in de zakken van hun kleding gestopt.
Die avond zijn verdachte en Naam medeverdachte naar de woning van Naam medeverdachte en haar moeder in U. gegaan. Naam medeverdachte heeft na aankomst haar moeder gevraagd of ze een kop thee wilde, waarop deze bevestigend heeft geantwoord. Haar moeder is vervolgens buiten op het terras gaan zitten. Naam medeverdachte is in de keuken thee gaan zetten.Verdachte heeft verklaard dat Naam medeverdachte daarbij drie zakjes van het gekochte muizengif heeft gebruikt. Dat heeft ze hem in de keuken verteld. Hij heeft ook gezien dat ze drie zakjes muizengif in de theekan heeft gegooid. Hij is daarna naar buiten gelopen en bij de moeder van Naam medeverdachte gaan zitten. Even later kwam Naam medeverdachte met de thee.
Naam medeverdachte heeft verklaard dat ze 2 of 3 zakjes muizengif in een theekan heeft gedaan en daar heet water bij heeft gedaan. Van dit aftreksel heeft ze een deel in een mok geschonken. Ze heeft daar nog heet water bijgedaan, een theezakje erin gedaan en dit toen aan haar moeder gegeven. Ze heeft er ook nog chocolade bijgegeven. Haar vriend wist dat zij de thee had gemaakt met gebruikmaking van de zakjes muizengif. Haar moeder heeft de mok niet helemaal leeggedronken.
Naam slachtoffer heeft verklaard dat zij de thee heeft gedronken en daarbij een stuk chocolade heeft gegeten. Toen de chocolade op was, vond zij de thee bitter smaken. Ze heeft zeker driekwart van de beker leeggedronken.
Naam slachtoffer heeft op 2 augustus 2008 de muizenkorrels in de theekan ontdekt en heeft toen de politie ingeschakeld. De volgende dag heeft zij aangifte gedaan. Ten tijde van haar vervolgaangifte op 4 augustus 2008 heeft zij verklaard dat zij vrijdagochtend diarree heeft gehad maar verder geen medische klachten heeft gehad. Onderzoek op 3 augustus 2008 in het ziekenhuis heeft geen bijzonderheden opgeleverd.
Uit de door het NFI uitgebrachte rapportages blijkt dat de werkzame stof in de gebruikte muizenkorrels difethialon is. Van difethialon is bekend dat het de bloedstolling remt en daardoor bloedingen kan veroorzaken. De letale dosis difethialon bij mensen is niet bekend, wel bij dieren. Bij (orale) toediening bij ratten van een dosis van 0,55 mg per kilogram lichaamsgewicht sterft 50% van het totale aantal ratten aan de gevolgen van de effecten van difethialon. Een bloedverdunnend effect treedt bij ratten op na een inname/toediening van 0,1 mg per kilogram lichaamsgewicht.
Het is niet mogelijk om bij benadering aan te geven wat de dodelijke dosis difethialon voor mensen zal zijn, omdat de fatale doses sterk in grootte verschillen tussen verschillende diersoorten, ook na correctie van de dosis voor het lichaamsgewicht. De effecten en doseringen bij ratten kunnen wel een indruk geven van de toxiteit van een stof.
Het gehalte difethialon in Finion Frap Muizenkorrels is 25 mg difethialon per kilogram korrels. Een doos Finion Frap Muizenkorrels van 200 gram bevat in totaal 5 mg difethialon.
Difethialon is slecht oplosbaar in water; in een liter water van 25 graden Celcius kan ongeveer 0,35 milligram difethialon worden opgelost. Het is de onderzoekers daarbij niet bekend welke invloed de temperatuur heeft op de oplosbaarheid van difethialon.
In het veiligheidsinformatieblad (gedateerd 4 november 2004) behorende bij het product Target Haverkorrels, een vergelijkbaar product als Frap Muizenkorrels eveneens op basis van difethialon, is onder 2 ‘Samenstelling en informatie over de bestanddelen’ aangegeven dat het gevaarlijke bestanddeel difethialon betreft. Dit bestanddeel is gekwalificeerd als zeer giftig. Bijbehorende gevaarszinnen, de zogenoemde R-zinnen, bij het gevaarlijke bestanddeel zijn:
1. zeer giftig bij opname door de mond en aanraking met de huid;
2. gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling.
Bij Naam slachtoffer is op 3 augustus 2008 bloed afgenomen. Dit bloedmonster is onderzocht door het NFI. Daarbij zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van difethialon in het monster.
Het residu dat is aangetroffen in de theekan is door het NFI onderzocht. Daarin is difethialon aangetoond.
De beoordeling
In deze zaak staat niet ter discussie wat er is gebeurd. Kort gezegd komt dit erop neer dat verdachte en zijn vriendin de moeder van zijn vriendin thee hebben aangeboden gemaakt van een aftreksel van Finion Frap muizenkorrels met het doel haar te vergiftigen. De vriendin van verdachte heeft de thee gemaakt maar verdachte wist ervan en was erbij. Bovendien had hij samen met zijn vriendin het plan besproken. Onder die omstandigheden heeft verdachte als medepleger te gelden.
De vraag die moet worden beantwoord is of wat er is gebeurd een strafbare poging in een van de ten laste gelegde varianten oplevert.
Evenals de officier van justitie en de verdediging beantwoordt de rechtbank deze vraag ten aanzien van de verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde varianten ontkennend.
Een hoeveelheid muizengif van maximaal 75 gram (de inhoud van 3 zakjes) komt niet geschikt voor als middel om een mens te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Gelet op de concentratie difethialon in Finion Frap Muizenkorrels moet ook worden vastgesteld dat, niettegenstaande de toxische specificaties van difethialon, objectief gezien geen sprake is geweest van enig gevaar voor overlijden of zwaar lichamelijk letsel. Het handelen van verdachte en zijn vriendin kan naar het oordeel van de rechtbank om die reden niet worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van de misdrijven genoemd in het primair en subsidiair ten laste gelegde. Dit betekent dat het handelen niet als uitvoeringshandeling van deze misdrijven kan worden gekwalificeerd, zodat verdachte van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of ook ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde variant tot vrijspraak moet worden geconcludeerd. Deze vraag beantwoordt de rechtbank negatief.
Vastgesteld moet worden dat het voor bewezenverklaring vereiste opzet bij verdachte en zijn medeverdachte aanwezig is geweest.
Ten aanzien van de vraag of de handelingen van verdachte een strafbare poging opleveren overweegt de rechtbank als volgt.
In haar rapport van 26 maart 2009 heeft het NFI gerapporteerd dat kinderen die een handvol tot een heel zakje muizenkorrels met als werkzame stof brodifacoum, een stof met een vergelijkbare chemische structuur en werking als difethialon, innamen als symptomen hadden: spontaan braken, buikpijn, bloed in de ontlasting (tijdelijk) en een verlengde stollingstijd. Buikpijn wordt ook bij volwassenen gemeld na inname van middelen die chemisch en qua werking sterk op difethialon lijken.
Difethialon is een vergif en muizenkorrels zijn niet voor menselijke consumptie geschikt. Difethialon is weliswaar slecht oplosbaar in water maar blijkens de deskundigenrapportages niet onoplosbaar. Een hoeveelheid van 0,35 mg per liter komt omgerekend neer op de hoeveelheid gif in 14 gram muizenkorrels.
Enig lichamelijk onwelbevinden bij inname van muizenkorrels ligt naar het oordeel van de rechtbank voorts in de lijn der verwachtingen.
Tot slot wordt overwogen dat mishandeling niet alleen het toebrengen van pijn en/of letsel omvat maar tevens de opzettelijke benadeling van de gezondheid.
Op grond van voormelde gegevens en overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat het opzettelijk toedienen van een hoeveelheid muizengif aan een mens naar de uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op mishandeling van betrokkene, ook bij toediening in de vorm van een aftreksel waar thee van is gezet. Het handelen van verdachte zoals ten laste gelegd kan dan ook als uitvoeringshandeling worden gekwalificeerd van mishandeling.
Voorts moet worden geoordeeld dat verdachte en zijn medeverdachte met voorbedachten rade hebben gehandeld. Zij hebben in onderling overleg besloten de moeder van de medeverdachte te vergiftigen en zij hebben ook nagedacht over de gevolgen daarvan en zich daarvan rekenschap gegeven.
Ten aanzien van het door de verdediging over de door het slachtoffer gerapporteerde diarree opgemerkte, overweegt de rechtbank dat het causaal verband tussen inname van de thee en de opgetreden diarree onvoldoende is komen vast te staan. Als dit wel het geval zou zijn geweest, zou inderdaad sprake zijn geweest van een voltooide mishandeling
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 31 juli 2008 te U., gemeente S., ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer te mishandelen, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid muizengif in een kan heeft gedaan en heet water in die kan heeft geschonken en vervolgens een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop heeft geschonken en vervolgens een theezakje in die kop heeft gebracht en vervolgens die kop heeft geserveerd aan die Naam slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.5 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het hierboven omschreven feit heeft begaan op de hiervoor onder 3.3 reeds genoemde feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
4 De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
(t.a.v. meer subsidiair:)
medeplegen van poging tot mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is gerapporteerd door naam psychiater, psychiater, en door Naam GZ-psycholoog, GZ-psycholoog. Bij verdachte is sprake van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS) en kenmerken van een aandachtstekortstoornis. Voorts is sprake van een dusdanige scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling dat gesproken moet worden van een (zich ontwikkelende) persoonlijkheidsstoornis met naast borderline en narcistische kenmerken, vooral antisociale kenmerken.
De scheefgroei in de persoonlijkheidsontwikkeling versterkt de problematiek op sociaal en interpersoonlijk gebied van verdachte als gevolg van de autistische stoornis. Zijn beleving van de realiteit strookt niet met de werkelijkheid. Verdachte heeft gebrekkige empatische vermogens en een gebrekkige gewetensfunctie. Verdachte heeft ten gevolge van zijn problematiek weinig eigenwaarde, een gering zelfgevoel en een instabiele identiteit ontwikkeld. De relatie met de zijn vriendin heeft zich mede hierdoor kunnen ontwikkelen in een pathologisch symbiotische.
De psychopathologie van verdachte is ernstig. Het ten laste gelegde feit kan mede vanuit de pathologie worden verklaard en de mate van doorwerking daarin is dusdanig dat de gedragsdeskundigen verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar achten voor het hem telastgelegde.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, met de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 102 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de richtlijnen van de reclassering en een behandeling dient te volgen als door de reclassering opgedragen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betreffende een eventuele strafoplegging niets aangevoerd. De verdediging heeft wel opgemerkt dat het voor verdachte belangrijk is dat hij de reeds door hem aangevangen behandeling in de C. afmaakt.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het nadeel van de verdachte er rekening mee gehouden:
- dat de handelwijze van verdachte en ook de later tegenover de politie en gedragskundigen door verdachte gedane uitspraken getuigen van een volstrekt gebrek aan respect voor en onverschilligheid ten aanzien van de gezondheid van het slachtoffer;
- dat verdachte bij het bewezenverklaarde een aanzienlijke rol heeft gehad; de rechtbank acht aannemelijk dat de 15-jarige Naam medeverdachte zonder de aanmoediging en hulp van verdachte niet tot het bewezenverklaarde feit zou zijn gekomen;
- de mate waarin het bewezenverklaarde voor het slachtoffer Naam slachtoffer persoonlijk leed teweeg heeft gebracht;
- de omstandigheid dat verdachte reeds eerder met justitie in aanraking is geweest; en
- de omstandigheid dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan terwijl hij in twee proeftijden liep.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte er rekening mee gehouden:
- dat verdachte geruime tijd de door de deskundigen noodzakelijk geachte behandeling heeft gevolgd, alsmede
- dat het voor verdachte, gezien de eerder omschreven persoonlijkheidsproblematiek, moeilijk is om het laakbare van zijn handelen in te zien.
Beide gedragsdeskundigen hebben hun grote zorg geuit over de persoonlijkheidsproble-matiek van verdachte. Verdachte heeft ruim zes maanden verbleven in de C. in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis. De C. heeft in haar rapportage van 5 mei 2009 aangegeven dat verdachte, ondanks zijn weerstand, baat heeft bij de begeleiding die hem geboden wordt. De C. heeft verdere behandeling in een residentiële setting geadviseerd. De jeugdreclassering heeft ter zitting geadviseerd verdachte op te leggen dat hij de gesloten klinische behandeling bij De C. afmaakt.
De moeder van verdachte heeft ter zitting opgemerkt dat zij een duidelijke verbetering in het gedrag van verdachte heeft gezien in de afgelopen tijd.
Gelet op de ingezette gedragsverandering bij de C. betreurt de rechtbank het dat verdachte de behandeling in de C. direct heeft afgebroken op het moment van opheffing van zijn voorlopige hechtenis. Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij wel bereid is zich vrijwillig te laten opnemen of behandelen maar dat hij weg wilde bij de C..
Gelet op het bewezenverklaarde ziet de rechtbank thans onvoldoende mogelijkheid om in het kader van de strafoplegging nog langdurig verdere klinische behandeling van verdachte bij de C. af te dwingen.
De rechtbank acht alles afwegende, naast oplegging van een onvoorwaardelijk strafdeel gelijk aan het voorarrest, oplegging van een substantieel voorwaardelijk strafdeel met verplichte reclasseringsbegeleiding passend en geboden. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in haar eis. Verdachte heeft duidelijk laten blijken dat hij erg op zijn vrijheid is gesteld, zodat een voorwaardelijke vrijheidsstraf een goede stok achter de deur is ter motivatie van verdachte om zich aan de aanwijzingen van de reclassering te houden. Deze aanwijzingen kunnen inhouden dat verdachte een dagbehandeling moet volgen.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij mevrouw Naam slachtoffer, wonende te adresgegevens slachtoffer, vordert ter zake van het ten laste gelegde een schadevergoeding ter zake van immateriële schade voor – als voorschot – een bedrag van € 1250,=.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering van benadeelde partij Naam slachtoffer gezien de bewezenverklaring niet van zodanig eenvoudige aard dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, reden waarom zij zal bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7 Het beslag
Ten aanzien van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zal de rechtbank de teruggave gelasten aan B., wonende te adresgegevens B., nu deze voorwerpen onder haar inbeslaggenomen zijn en zij tevens de eigenaar van deze voorwerpen is.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 47 en 301 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 102 dagen voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook als de voorschriften en aanwijzingen het ondergaan van een (ambulante) (dag-)behandeling inhouden;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij Naam slachtoffer, Adresgegevens slachtoffer, gemeente S., in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt genoemde benadeelde partij Naam slachtoffer in de kosten, door veroordeelde ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomene, te weten:
1. een plastic zakje inhoudende vergifkorrels, kleur paars, merk Finion,
opschrift 25 g. Finion, en
2. een kartonnen doos inhoudende muizenkorrels,met opschrift (merk) Finion Frap,
kleur rood,
aan de rechthebbende mevrouw B., wonende Adresgegevens B.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. M.B. Bax en mr. I. Becker-Hartenhof, rechters tevens kinderrechters-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 mei 2009.
Buiten staat
Mr. I. Becker-Hartenhof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.