4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 in de primaire variant wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie is van mening dat uit de aangifte van de vertrouwensarts [naam vertrouwensarts] namens het Bureau Jeugdzorg, het verslag van bevindingen van de forensisch geneeskundige [naam forensisch geneeskundige], de rapporten van artsen [naam ats], kinderarts-intensivist, d.d. 9 februari 2009 en [naam kinderneuroloog], kinderneuroloog, d.d. 20 april 2009 en 5 mei 2009 en het rapport van kin¬derradioloog [naam kinderradioloog] d.d. 17 februari 2009 blijkt dat het letsel van [naam slachtoffer] levensbedreigend was. Voorts voert de officier van justitie aan dat uit het rapport van [forensisch geneeskundige] d.d. 22 juni 2009, alsmede uit het voorlopige rapport van Sensis d.d. 10 juni 2009 volgt dat het blijvend letsel betreft.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij [naam slachtoffer] geschud heeft. Als ondersteunend bewijs wijst de officier van justitie op de de verklaring van [naam benadeelde partij] en de ver¬klaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2].
Er is sprake van het Shaken Baby Syndrome en de officier van justitie is van mening dat verdachte het benodigde (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer, nu hij wist, althans met zekerheid kon weten dat een baby kwetsbaar is en dat het hoofdje altijd ondersteund moet worden en hij tevens besefte dat zijn handelen fout was.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte is van mening dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van zijn zoon. In de visie van de raadsman had verdachte niet de bedoeling om zijn zoon letsel toe te brengen, laat staan zijn dood te bewerkstelligen. Het was een moment van frustratie over de kinderen, de relatie met zijn partner was niet in balans en verdachte leed aan slaapgebrek. Het is verdachte teveel geworden. Hij heeft in de visie van de raadsman geen moment de gelegenheid gehad om zich te realiseren wat hij aan het doen was. Ook voert de raadsman aan dat het geen feit van algemene bekendheid is dat het schudden van een baby de dood tot gevolg kan hebben.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 24 januari 2009 met zijn dochter [naam dochter verdachte] en zijn zoon [naam slachtoffer] beneden in zijn woning was. [naam dochter verdachte] had het geluid van de televisie hard aangezet. [naam slachtoffer] was aan het huilen. Verdachte heeft verklaard dat hij hier gek van werd, zich machteloos voelde en de situatie niet aan kon. Toen heeft hij [naam slachtoffer], terwijl hij hem onder de oksels vasthield, geschud. Hij zag hierbij dat het hoofdje van voren naar achteren bewoog en richting de borst. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij volledig bij zijn verstand was toen hij dit deed en dat hij wist dat dit gevaar zou opleveren. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij wist dat je bij het oppakken van een baby het hoofdje moet ondersteunen.
Verdachte heeft eveneens verklaard dat later die ochtend, na 10.30 uur, de partner van zijn moeder zag dat [naam slachtoffer] een blauwe tong had. Verdachte heeft toen contact opgenomen met het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij on¬der¬tussen wel de relatie had gelegd tussen wat hij gedaan had en hetgeen er daarna gebeur¬de. Uit angst voor zijn partner heeft hij niets gezegd omtrent hetgeen zich die ochtend had voorgedaan. Ook hoopte hij dat de gevolgen wel zouden meevallen.