ECLI:NL:RBMAA:2009:BJ0827

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700773-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor zware mishandeling van een 5-jarig kind met een gebroken been

Op 19 juni 2009 heeft de Rechtbank Maastricht een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het 5-jarige dochtertje van zijn toenmalige vriendin. De man heeft het kind op een gewelddadige manier geschopt en geslagen, wat resulteerde in een gebroken onderbeen. De rechtbank baseerde haar oordeel op verklaringen van het slachtoffer, die in een kinderverhoorstudio zijn afgelegd, en de getuigenissen van de moeder van het kind en andere betrokkenen. Ondanks de ontkenning van de verdachte, achtte de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer en haar moeder geloofwaardig, vooral gezien de medische bevindingen die duiden op kindermishandeling. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verklaringen van de moeder en het slachtoffer onbetrouwbaar waren, en concludeerde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de mishandeling. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om zowel materiële als immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank benadrukte de ernst van de mishandeling en de impact op het kind, dat psychisch en fysiek beschadigd was door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700773-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juni 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
Thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouw mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Sittard.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 juni 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer]zodanig heeft geschopt en geslagen dat zij een beenbreuk heeft opgelopen, dan wel heeft geprobeerd [slachtoffer]zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel [slachtoffer]heeft mishandeld.
3 De voorvragen
De bevoegdheid van de rechtbank
Blijkens het eerste lid, aanhef en onder 2, van artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht is de Nederlandse strafwet van toepassing indien een persoon met de Nederlandse nationaliteit zich in het buitenland schuldig maakt aan een feit, dat volgens de Nederlandse wetgeving als misdrijf wordt gekwalificeerd en waarop door de wet van het desbetreffende land straf is gesteld. Het feit waarvoor verdachte terechtstaat is in België gepleegd. Verdachte is Nederlander. Het betreft een feit waarop de Belgische wet straf heeft gesteld en dat in Nederland als misdrijf gekwalificeerd wordt. De Nederlandse strafwet is dus van toepassing en de rechtbank bevoegd.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer]wordt door haar moeder op 18 mei 2007 naar het ziekenhuis gebracht met een mogelijke beenbreuk. Moeder geeft aan dat ze van de trap is gevallen. In het ziekenhuis wordt door [kinderarts]geconstateerd dat zij een gebroken onderbeen heeft en verschillende verwondingen die duiden op kindermishandeling. De arts geeft in de geneeskundige verklaring aan dat er veelvuldig sprake is van onderhuidse bloeduitstortingen als gevolg van stomp geweld. Omdat de kinderarts twijfelt aan de verklaring omtrent de oorzaak van het letsel doet hij aangifte bij het Meldpunt Kindermishandeling.
[slachtoffer]is in een kinderverhoorstudio gehoord. Zij heeft daar een verklaring afgelegd die nauw aansluit bij de inhoud van de geneeskundige verklaring. Zo geeft zij aan dat verdachte haar aan haar oren had getrokken. Dit komt overeen met de blauwe plekken die zij volgens de geneeskundige verklaring achter haar oren vertoonde. Zij verklaart ook dat zij een ‘zacht been’ had en dat verdachte daar verantwoordelijk voor was. Verdachte had haar immers meermalen geschopt en geslagen. De verklaring over wat er gebeurd is komt overeen met de foto’s die genomen zijn in het ziekenhuis en die de verschillende blauwe plekken op het lichaam van het slachtoffer laten zien.
De moeder van [slachtoffer], [naam moeder slachtoffer] , heeft pas later verklaard over de gebeurtenissen die hebben geleid tot het gebroken been van haar dochter. Haar verklaring komt in grote lijnen overeen met de studioverklaring van haar dochter, zeker wat de essentiële gebeurtenissen betreft. De tijdstippen van de verschillende gebeurtenissen komen overeen met de verklaring van haar dochter. Zo geeft [moeder]aan dat haar dochter van ‘s avonds tot ‘s morgens in de hoek heeft moeten staan. [slachtoffer]verklaarde in de studio dat ze lang in de hoek heeft moeten staan en het donker en licht heeft zien worden.
Het verhaal wordt ondersteund door de verklaring van [aangever]namens het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Hij krijgt van de kinderarts de bevindingen door. Het verhaal wordt ook ondersteund door de verscheurde brief, die gevonden werd in de tas van het slachtoffer en die [moeder]aan verdachte heeft geschreven. Zij geeft daarin aan dat verdachte verantwoordelijk is voor het letsel van haar dochter, maar dat zij hem niet zal verraden. Ten slotte wordt het verhaal ook ondersteund door de verklaring van de [pleegmoeder], bij wie [slachtoffer]na de gebeurtenissen werd geplaatst. Zij verklaart dat [slachtoffer]aan haar vertelde dat verdachte haar geslagen en geschopt heeft. Pleegmoeder geeft ook aan dat [slachtoffer]na die periode vaker nachtmerries had. De verklaring van pleegmoeder komt overeen met de studioverklaring van [slachtoffer].
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
In de aangifte van Advies- en Meldpunt Kindermishandeling geeft melder aan dat hij van de [kinderarts], gehoord heeft dat het slachtoffer van de trap geduwd zou zijn. Deze aangifte mag echter niet als bewijs gebruikt worden, omdat [kinderarts]zelf niet gehoord is en het duwen van de trap nergens in het dossier terugkomt.
In het dossier is verder voldoende wettig bewijs voorhanden om tot een veroordeling te komen. Maar de overtuiging, die uit de bewijsmiddelen zou moeten volgen, ontbreekt en wel om de volgende redenen.
Uit de gevonden brief blijkt niet dat verdachte iets heeft gedaan. Het is een interpretatie van het Openbaar Ministerie dat uit die brief zou blijken dat verdachte [slachtoffer]heeft geslagen en geschopt .
Het verhoor van het slachtoffer in de verhoorstudio is onbetrouwbaar, omdat het gaat om een verklaring van een 5 jarig kind die 8 maanden na het feit is afgelegd. Het is maar de vraag of een kind als [slachtoffer], zonder verdere sociale contacten dan met haar moeder, haar moeder zou afvallen en beschuldigen.
Ook heeft verdachte sinds mei 2007 geen contact meer gehad met het slachtoffer. Moeder daarentegen wel, dus het zou kunnen zijn dat zij op haar dochter heeft ingepraat om zo te verklaren.
De verklaring van moeder, [moeder], is ten slotte ook ongeloofwaardig. Zij is immers een labiele moeder die zelf, volgens verklaringen van de politie en de huisarts, tot geweld jegens het slachtoffer in staat is. Zij hield haar eigen dochter uit school en onderhield geen sociale contacten. Zij doet pas aangifte nadat verdachte hun beider bedrijf en dus hun inkomsten, stop heeft gezet. Dit gebeurde anderhalf jaar na het feit. Verdachte en de moeder hebben al die tijd zelfs nog samengewoond. De verdediging is dan ook van mening dat [moeder]uit wraak een belastende, aangedikte verklaring heeft afgelegd.
De moeder geeft als verklaring voor het feit, dat zij pas na anderhalf jaar aangifte heeft gedaan dat zij bang was voor de verdachte. Dit blijkt echter niet uit het feit dat zij al die tijd hulp van hulpverlening en politie heeft afgehouden en heeft verzocht om met rust gelaten te worden.
Dit alles leidt ertoe dat de verdachte moet worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat [moeder], haar dochtertje [slachtoffer]en verdachte in april 2007 zijn gaan wonen aan het [adres]. [slachtoffer], die geboren is op [geboortegegevens], is op 18 mei 2007 door haar moeder naar het ziekenhuis gebracht met letsel. [slachtoffer]had een gebroken onderbeen en verschillende blauwe plekken over haar hele lichaam. Omdat de kinderarts de verklaring van moeder dat [slachtoffer]van de trap gevallen zou zijn niet vertrouwde, meldde hij dit aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Daarop volgend werd aangifte gedaan van kindermishandeling. [aangever]verwijst in zijn aangifte naar de melding van kinderarts [naam kinderarts]. Hoewel dit een verklaring van horen zeggen is, is die wel bruikbaar voor het bewijs. De regels van het Nederlandse strafprocesrecht verzetten zich daar niet tegen. [aangever]gaf aan dat [slachtoffer]een gecompliceerde beenbreuk had waarvoor zij operatief behandeld diende te worden. Uit het feit dat [slachtoffer]een week in het ziekenhuis heeft moeten verblijven en het feit dat ze operatief behandeld moest worden, leidt de rechtbank af dat zij inderdaad een gecompliceerde beenbreuk had opgelopen.
De vraag is, of verdachte de veroorzaker is van [slachtoffer]’s letsel. Hij ontkent haar te hebben mishandeld.
[slachtoffer]is op 22 januari 2008 in een kinderverhoorstudio gehoord. Zij heeft toen gezegd dat verdachte haar aan haar oren omhoog heeft getrokken en haar geslagen en geschopt heeft, waarna haar been gebroken was. Verder heeft ze verteld dat ze lang in de hoek moest staan: “Ik moest tot midden in de nacht blijven staan voor vier dagen”.
[moeder], de moeder van [slachtoffer], heeft verklaard dat verdachte haar dochter vaak voor straf uren in de hoek liet staan in hun woning in [plaatsnaam] te België. Zo ook van 16 mei 2007 tot en met 17 mei 2007. [slachtoffer]moest wederom vele uren in de hoek staan waarbij het dag werd en weer nacht. Nadat [slachtoffer]op 17 mei 2007 aan verdachte had verteld dat ze om te plassen uit de hoek was gekomen, pakte hij [slachtoffer]vast en begon hij haar onderuit te schoppen. Hij trok haar hard aan haar oren omhoog en ging verder met haar onderuit te schoppen. Even later zag zij [slachtoffer]op de grond liggen met haar beentje in een onnatuurlijke stand.
De rechtbank acht beide verklaringen geloofwaardig. [slachtoffer]is een kinderverhoorstudio gehoord, waar zij in eigen woorden, zonder medische termen, heeft verteld hoe het kwam dat haar been gebroken was. De verklaring van moeder is geloofwaardig omdat deze aansluit op de verklaring van [slachtoffer]. Zo verklaren beiden over het lang in de hoek staan en over het feit dat [slachtoffer]aan haar oren getrokken werd. Dit laatste wordt ondersteund door de blauwe plekken achter haar oren als beschreven in de geneeskundige verklaring.
Het verhaal van moeder en [slachtoffer]wordt ondersteund door de verklaring van de [pleegmoeder]. [slachtoffer]heeft aan haar verteld dat zij van verdachte in de hoek moest staan en dat het daarbij donker en licht werd. Voorts heeft [slachtoffer]aan haar pleegmoeder verteld hoe het kwam dat haar been ‘zacht’ werd door toedoen van verdachte. Gelet op het feit dat de pleegmoeder beschrijft hoe [slachtoffer]haar spontaan, zonder medische termen en in eigen woorden heeft verteld wat haar is overkomen, acht de rechtbank de verklaring van de pleegmoeder geloofwaardig. Dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer]’s letsel heeft veroorzaakt en niet haar moeder, zoals de verdediging als mogelijkheid heeft geopperd, leidt de rechtbank voorts af uit de verklaring van [slachtoffer]’s pleegmoeder dat [slachtoffer]aan haar vroeg, op de eerste ochtend dat zij daar was, of pleegmoeder een rijbewijs had zodat ze verdachte kon doodrijden. Daarbij is het ook van belang dat pleegmoeder heeft verklaard dat [slachtoffer]in de periode daarna vaker nachtmerries had over het gebeurde waarbij zij aangaf: ”Hij moet weg”.
Dit alles brengt de rechtbank tot de overtuiging dat verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd.
Het verweer van de verdediging dat de gevonden brief anders geïnterpreteerd moet worden, dan wel duidt op een list, passeert de rechtbank. De brief is door het personeel van het ziekenhuis toevallig gevonden. [slachtoffer]’s moeder had op dat moment geen enkel belang bij het valselijk beschuldigen van verdachte. Zij neemt hem juist in bescherming en wil geen ruzie. De verdediging heeft ook nog gewezen op een mogelijk wraakmotief bij [slachtoffer]’s moeder. De rechtbank passeert dit verweer. Zelfs al zou [slachtoffer]’s moeder inderdaad wraak willen nemen op verdachte, dan hoeft dat nog niet af te doen aan het waarheidsgehalte van haar verklaring.
De conclusie is dat de rechtbank het primaire ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in het tijdvak van 16 mei 2007 tot en met 18 mei 2007 te [plaatsnaam] (B) aan een persoon genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortegegevens], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gecompliceerde beenbreuk) heeft toegebracht door deze opzettelijk met kracht te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
T.a.v. primair:
zware mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat een behandeling van zijn verslaving inhoudt.
Verdachte heeft de samenleving ernstig geschokt met de wijze waarop hij een weerloos
5-jarig kind heeft mishandeld. Kinderen behoren tot de weerlozen in de samenleving en juist zij verdienen bescherming van hun lichamelijke integriteit. Verdachte heeft met zijn handelen en verklaringen blijk gegeven van een twijfelachtige moraal. Zo voelt verdachte zich totaal niet verantwoordelijk voor het welzijn van een kind. Die houding wordt verdachte zwaar aangerekend.
De officier van justitie houdt rekening het verdachtes strafblad en met de inhoud van het rapport van de psycholoog D.B. Evers, van 22 maart 2009.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouwe betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair
bestrijdt de raadsvrouwe dat verdachte verslaafd zou zijn aan cannabis waardoor hij dus geen behoefte heeft aan verslavingszorg. In het opleggen van een reclasseringstoezicht kan verdachte zich vinden en is dus gewenst. Met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk gevangenisstraf met reclasseringstoezicht kan als straf worden volstaan, aldus de raadsvrouwe.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft [slachtoffer], het dochtertje van zijn toenmalige partner, ernstig mishandeld. Hij heeft haar, nadat hij was thuisgekomen en zij hem had verteld dat ze ondanks zijn verbod toch uit de hoek was gekomen om te plassen, geschopt, geslagen en aan haar oren omhooggetrokken. [slachtoffer]was pas vijf jaar. Zij had van verdachte al lange tijd in de hoek moeten staan. Door de mishandeling liep [slachtoffer]een beenbreuk op, die operatief moest worden behandeld. Vervolgens heeft [slachtoffer]een week in het ziekenhuis moeten verblijven en is zij van daaruit naar een pleeggezin gegaan. [slachtoffer]heeft daar gedurende enige tijd last van nachtmerries en angsten gehad.
Verdachte, een volwassen man, heeft door zo te handelen een klein, weerloos kind in haar eigen woonomgeving mishandeld; bij uitstek de plaats waar een kind zich veilig moet kunnen voelen onder de bescherming van de volwassenen bij wie het woont. Niet alleen fysiek, maar ook psychisch is [slachtoffer]daardoor beschadigd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Bovendien rekent de rechtbank verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid voor zijn daden neemt door alles te ontkennen en te proberen de schuld af te schuiven.
Uit de psychologische rapportage blijkt dat verdachte kampt met een ernstige cannabisverslaving, hoewel hij die ook ontkent. Niet alleen de verslaving, maar ook het ontkennen daarvan, geven te vrezen voor herhaling van soortgelijke feiten. Het is dan ook van groot belang dat verdachte behandeld wordt voor zijn verslaving.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf, zoals door de officier van justitie is voorgesteld, passend is.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 7.789,06 waarvan € 6.039,06 ter zake van materiële schade en € 1.750,- ter zake van immateriële schade. De materiële schade bestaat uit de posten: Kosten ziekenhuis (€ 4.863,08), Incassokosten (€ 868,06) en Rente (€ 307,92).
De officier van justitie is van mening dat de immateriële schade voor toewijzing in aanmerking komt en vordert daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De posten 2 en 3 van de materiële schade moeten worden afgewezen, daar er geen causaal verband is met het gepleegde feit. De post ten aanzien van de ziekenhuiskosten moet niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien deze post te ingewikkeld is om voor toewijzing in aanmerking te komen, aldus de officier van justitie.
De raadsvrouwe is primair van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken en de rechtbank aldus niet tot behandeling van de benadeelde partij toekomt. Subsidiair is de raadsvrouwe van mening dat immateriële schade voor toewijzing in aanmerking komt, waarbij zij verzoekt om een termijnbetaling van maximaal 50 euro per maand. Ter zake de posten 2 en 3 van de materiële schade is er geen causaal verband met het ten laste gelegde feit waardoor deze posten moeten worden afgewezen. Ten aanzien van post 1 moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze niet eenvoudig van aard is, aldus de raadsvrouwe.
De rechtbank is van oordeel dat de posten 2 en 3 van de materiële schade moeten worden afgewezen wegens het ontbreken van causaal verband met het bewezenverklaarde feit. Ten aanzien van post 1 wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard omdat dit deel van de vordering niet eenvoudig van aard is.
De immateriële schade zal de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag gelet op de bedragen die zijn opgelegd in soortgelijke zaken. De rechtbank legt daarbij de schadevergoedingsmaatregel op.
8 De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat uit de factuur van het Atrium ziekenhuis d.d. 8 september 2008 blijkt dat het slachtoffer € 5.363,08 aan medische kosten heeft moeten maken als gevolg van het handelen van verdachte en het letsel dat het slachtoffer daarbij heeft opgelopen.
De rechtbank legt aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op ter hoogte van dat bedrag en de gevorderde immateriële schade van € 1.750,00.
De rechtbank bepaalt dat verdacht het totaalbedrag van € 7113,08 mag worden betaald in 24 maandelijkse termijnen van € 296,38
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24a, 24c, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook als dit behandeling inhoudt voor zijn cannabisverslaving;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], te betalen een bedrag van
€ 1750,- (duizend zevenhonderdvijftig euro), ter zake de post immateriële schade;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering voor wat betreft post 1;
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat betreft de posten 2 en 3 af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 7113,08 (zevenduizend honderddertien euro en acht cent) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 70 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel van € 1.750,00 de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [slachtoffer] vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat het opgelegde bedrag in 24 achtereenvolgende maandelijkse termijnen van
€ 296,38 mag worden voldaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. M.B. Bax, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 juni 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks het tijdvak van 16 mei 2007 tot en met 18 mei 2007, te [plaatsnaam] (B), in elk geval in België en/of in Nederland, aan een persoon genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortegegevens], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een (gecompliceerde) beenbreuk), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een of meermalen met kracht te slaan
en/of te stompen en/of te trappen en/of te schoppen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 mei 2007 tot en met 18 mei 2007 te [plaatsnaam] (B), in elk geval in België en/of in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer](geboren [geboortegegevens]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]een of meermalen met kracht heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 mei 2007 tot en met 18 mei 2007 in [plaatsnaam] (B), in elk geval in België en/of in Nederland opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer], geboren op [geboortegegevens]), een of meermalen met kracht heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gecompliceerde beenbreuk), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.