RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/700006-09
Datum uitspraak: 20 mei 2009
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 mei 2009 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 november 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (halskettingen, hangers, armbanden en een broche), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [Naam slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een vuurwapens, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht (gehouden) op voornoemde [Naam slachtoffer1] en/of tegen voornoemde [Naam slachtoffer1] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld" en/of "Liggen, liggen";
2.
hij, verdachte, op of omstreeks 18 december 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Naam slachtoffer2] en/of [Naam slachtoffer3] heeft gedwongen tot de afgifte van (papier)geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [Naam slachtoffer2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of (zijn) mededader(s) een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of twee (vuur)wapens, in elk geval twee op (vuur)wapens gelijkende voorwerpen heeft/hebben gericht (gehouden) op voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of op voornoemde [Naam slachtoffer3] en/of tegen voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3]n heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld" en/of "Ik schiet je kapot" en/of "Ik schiet je neer" en/of "Ik steek je neer" en/of "Ik schiet" en/of "Als je de sleutel niet
vindt, schiet ik je neer" en/of voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3] heeft/hebben gedwongen neer te knielen en/of voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3] heeft/hebben vastgebonden bij de polsen/armen;
3.
hij op of omstreeks 18 december 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portefeuille met verschillende pasjes en/of muntgeld en/of een G.S.M. en/of sigaretten en/of een fles Grand Marnier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Naam slachtoffer2] en/of aan [Naam slachtoffer3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of (zijn) mededader(s) een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of twee (vuur)wapens, in elk geval twee op (vuur)wapens
gelijkende voorwerpen heeft/hebben gericht (gehouden) op voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of op voornoemde [Naam slachtoffer3] en/of tegen voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3]n heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld, geld" en/of "Ik schiet je kapot" en/of "Ik schiet je neer" en/of "Ik steek je neer" en/of "Ik schiet" en/of "Als je de sleutel niet vindt, schiet ik je neer" en/of voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3] heeft/hebben gedwongen neer te knielen en/of voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3] heeft/hebben vastgebonden bij de polsen/armen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 19 november 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden (halskettingen, één hanger, armbanden en één broche), toebehorende aan [Naam slachtoffer1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [Naam slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en zijn mededaders een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben gericht gehouden op voornoemde [Naam slachtoffer1] en tegen voornoemde [Naam slachtoffer1] hebben gezegd: "Geld, geld" en "Liggen, liggen";
2.
hij, verdachte, omstreeks 18 december 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [Naam slachtoffer2] en [Naam slachtoffer3] hebben gedwongen tot de afgifte van geld, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders een mes en twee wapens hebben gericht op voornoemde [Naam slachtoffer2] en op voornoemde [Naam slachtoffer3] en tegen voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3] hebben geroepen: "Geld, geld" en "Ik schiet je kapot" of "Ik schiet je neer" en "Ik steek je neer" en "Ik schiet" en "Als je de sleutel niet vindt, schiet ik je neer" en voornoemde [Naam slachtoffer3] hebben gedwongen neer te knielen en voornoemde [Naam slachtoffer2] en voornoemde [Naam slachtoffer3] hebben vastgebonden bij de polsen;
3.
hij omstreeks 18 december 2008 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portefeuille met verschillende pasjes en muntgeld en een G.S.M. toebehorende aan [Naam slachtoffer2] of aan [Naam slachtoffer3], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [Naam slachtoffer2] en voornoemde [Naam slachtoffer3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders een mes en twee wapens hebben gericht op voornoemde [Naam slachtoffer2] en op voornoemde [Naam slachtoffer3] en tegen voornoemde [Naam slachtoffer2] en/of voornoemde [Naam slachtoffer3] hebben geroepen: "Geld, geld" en "Ik schiet je kapot" of "Ik schiet je neer" en "Ik steek je neer" en "Ik schiet" en "Als je de sleutel niet vindt, schiet ik je neer" en voornoemde [Naam slachtoffer3] hebben gedwongen neer te knielen en voornoemde [Naam slachtoffer2] en voornoemde [Naam slachtoffer3] hebben vastgebonden bij de polsen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.
Ten aanzien van feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van feit 2 en 3:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, in één voortgezette handeling gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden.
De raadsman heeft betoogd dat de strafeis te hoog is gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn aandeel in de strafbare feiten, nu verdachte bij de overvallen enkel bij de deur heeft gestaan. De raadsman heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal 24 maanden bepleit met oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank heeft in het bijzonder rekening gehouden met het navolgende.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachten in korte tijd, namelijk één maand, twee overvallen gepleegd. [Naam slachtoffer1] werd in haar woning overvallen, waarbij zij werd bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Terwijl het slachtoffer onder schot werd gehouden, werden op haar kamer op de eerste verdieping sieraden weggenomen. Deze handelswijze van verdachte geeft blijk van een gebrek aan respect voor de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Bovendien is het slachtoffer op een plek waar een ieder zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, namelijk de eigen woning, in een zeer bedreigende situatie terecht gekomen.
Eén maand later hebben verdachte en zijn medeverdachten Café [Naam cafe] overvallen, waarbij twee slachtoffers met een mes en twee wapens werden bedreigd en bovendien zware bedreigingen werden geuit. Ook werden de slachtoffers gekneveld.
De verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de (psychische) impact die de feiten op de slachtoffers hebben gehad en de gevoelens van angst die de slachtoffers hebben ervaren op het moment dat zij op een gewelddadige wijze werden benaderd. Dergelijke feiten wakkeren de gevoelens van onveiligheid, die reeds in de samenleving bestaan, aan. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Voor zover de raadsman heeft betoogd dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de rol van verdachte bij beide overvallen overweegt de rechtbank het volgende. Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken van enige leidersrol van een van de verdachten bij de overvallen. Iedereen heeft zijn aandeel gehad, waarbij de rollen van de verschillende verdachten uitwisselbaar waren.
De vorderingen van de benadeelde partijen
Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [Naam slachtoffer1], [Naam slachtoffer3] en [Naam slachtoffer2] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.
De rechtbank begrijpt uit het formulier van benadeelde partij [Naam slachtoffer1] dat enkel immateriële schade ten bedrage van € 1750,- wordt gevorderd. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer1] door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag aan immateriële schade van € 1750,- en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. Het bedrag van € 1750,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal voorts de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Nu uit het onderzoek ter terechtzitting voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer3] door de hiervoor onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag aan immateriële
(€ 1750,-) en materiële schade (€ 199,20 aan kosten aanschaf mobiele telefoon) van in totaal € 1949,20 en nu aan de verdachte ter zake van die feiten een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen. Het bedrag van € 1949,20 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal voorts de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de benadeelde partij [Naam slachtoffer2] in zijn vordering, voor zover deze vordering betrekking heeft op een vergoeding ter zake materiële schade, niet-ontvankelijk te worden verklaard en kan die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De rechtbank overweegt in dit verband dat de vordering niet van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent, nu de vordering deels betrekking heeft op de geleden schade door de VOF [Naam cafe], die zich niet als benadeelde partij in het strafgeding heeft gevoegd, en deels niet eenvoudig is vast te stellen dat er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de strafbare feiten en de gevorderde schade.
Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij, te weten een bedrag aan immateriële schade van € 1500,-, wel van zodanig eenvoudige aard gebleken dat deze zich voor behandeling in dit strafgeding leent. Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer2] door de hiervoor onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht, zal het bedrag van
€ 1500,- aan immateriële schade worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal voorts de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 56, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot 12 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer1], [Adresgegevens slachtoffer1], van een bedrag van € 1750,-
(zegge: éénduizendzevenhonderdenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 november 2008 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [Naam slachtoffer1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam slachtoffer1] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer1] vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer3], [Adresgegevens slachtoffer3], van een bedrag van € 1949,20
(zegge: éénduizendnegenhonderdennegenenveertig euro en twintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2008 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij [Naam slachtoffer3] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam slachtoffer3] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 29 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer3] vervalt en omgekeerd.
- veroordeelt de verdachte hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer2], [Adresgegevens slachtoffer2], te betalen een bedrag van € 1500,- (zegge:éénduizendvijfhonderd euro) aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 december 2008 tot aan de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat de benadeelde partij [Naam slachtoffer2] voor het overige in zijn vordering ten aanzien van materiële schade niet-ontvankelijk is en dat hij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [Naam slachtoffer2] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam slachtoffer2] voornoemd bedrag te betalen, bij niet betaling te vervangen door 25 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [Naam slachtoffer2] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. B.G.L. van der Aa, voorzitter, mr. A.J. Hazen en
mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 20 mei 2009.