RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Procedurenummer: AWB 08/637
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.
Datum bestreden besluit: 25 maart 2008
Kenmerk: WBJA/BOBB/08 8537
Namens eiser heeft G.J.G. Coenen, juridisch beleidscoördinator bij de gemeente Valkenburg aan de Geul, beroep ingesteld tegen het in de aanhef van deze uitspraak vermelde besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank gezonden en heeft tevens een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 maart 2009, waar voor eiser -met bericht van verhindering- niemand is verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door P. Voogd en H.P.M. Schenkels, beiden werkzaam bij verweerder.
Bij besluit van 12 december 2007 heeft verweerder de in artikel 69, eerste lid, onder b, van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB) bedoelde uitkering ten laste van ’s Rijks kas voor de kosten van algemene bijstand voor het kalenderjaar 2007 (het inkomensdeel WWB 2007) voor eiser aangepast en definitief vastgesteld op € 2.824.828. Dit bedrag is lager dan het door verweerder bij besluit van 22 november 2006 vastgestelde (voorlopige) budget inkomensdeel WWB 2007.
Bij besluit van 21 december 2007 heeft verweerder eiser de gemeentelijke uitkering 2008 verleend voor het inkomensdeel en het werkdeel van het WWB-budget en het gebudgetteerde deel van de uitkeringslasten in verband met de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.
Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder het tegen deze besluiten gerichte bezwaar ongegrond verklaard. Kortweg komt verweerders standpunt erop neer dat de gemeente Valkenburg aan de Geul voor de berekening van de budgetgrondslag moet worden aangemerkt als kleine gemeente;gelet op het inwonertal kan hiervan niet worden afgeweken. Het gehanteerde systeem is een budgetsysteem en geen kostendeclaratiesysteem. Realisatiecijfers spelen in de historische verdeelsystematiek wel steeds mee, zij het met enige vertraging. Niet is gebleken dat bij de vaststelling van de uitkering inkomensdeel WWB 2007 of 2008 onjuiste gegevens zijn gebruikt. De bij of krachtens de WWB gestelde regels bieden geen (beleids)ruimte om de uitkering afwijkend van die regels vast te stellen.
In beroep heeft eiser betoogd dat de gemeente Valkenburg aan de Geul niet had moeten worden aangemerkt als kleine gemeente voor de berekening van de budgetten. Uitgegaan had moeten worden van het berekeningsmodel voor middelgrote gemeenten. Blijkens een actuele analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de gemeente in vergelijking met even grote gemeenten dubbele aantallen bijstandsgerechtigden, werklozen en arbeidsongeschikten. Dit is met name te wijten aan het “granieten” WWB-bestand van 235 personen en 20 personen die in het kader van de generaal pardonregeling een verblijfstatus hebben gekregen en zich in de gemeente hebben gevestigd. De gemeente kampt met structurele tekorten. Sinds het jaar 2003 schommelen de uitgaven voor het inkomensdeel WWB rond € 3.000.000.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de artikelen 69 tot en met 75 van de WWB en het op artikel 69, derde lid, van de WWB gebaseerde Besluit WWB (Stcrt. 2003, 387) blijkt onder meer dat de verlening van de uitkeringen van het inkomensdeel plaats vindt na voorafgaande vaststelling van het macrobudget inkomensdeel. Het macrobudget voor het budgetjaar (t) wordt geraamd in september van het daaraan voorafgaande jaar (t-1). Deze raming is onder meer gebaseerd op gegevens over de feitelijke ontwikkeling van het bijstandsvolume op dat moment, economische vooruitzichten voor het budgetjaar en de verwachte effecten van gewijzigd beleid. Aan de hand van deze raming wordt in jaar t-1 mededeling gedaan van het voorlopige uitkeringenbudget inkomensdeel WWB voor het budgetjaar (de rechtbank verwijst naar artikel 69 van de WWB en de artikelen 4 en verder van het Besluit WWB). In het onderhavige geval heeft verweerder daarvan voor het jaar 2007 mededeling gedaan bij besluit van 22 november 2006 en voor het jaar 2008 bij besluit van 21 december 2007. In het budgetjaar wordt de raming aan de hand van de ontwikkelingen in dat jaar geactualiseerd op basis van definitieve realisatiecijfers over het basisjaar vóór de raming (t-1), nieuwe inzichten in de conjunctuur en gevolgen van rijksbeleid (de rechtbank verwijst naar artikel 71, eerste lid, van de WWB). Daarbij spelen de feitelijke uitkeringskosten in dat jaar geen rol. Vervolgens wordt het macrobudget verdeeld over de gemeenten aan de hand van drie mogelijke verdeelmodellen, waarbij in eisers geval het model voor kleine gemeenten van toepassing is, zoals voorzien in artikel 5 van het Besluit WWB. Uit deze verdeelsystematiek vloeit voort dat tussen het definitief toegekende budget van het inkomensdeel en de werkelijke uitgaven verschil kan ontstaan. Bij een budgettekort van meer dan 10% kan een gemeente op grond van artikel 74 van de WWB een verzoek om aanvullende uitkering indienen. Voor het budget in 2004 heeft eiser dat overigens met succes gedaan.
Niet is in geschil dat bij de berekening van de budgetten is uitgegaan van de juiste benodigde gegevens. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder bij de berekening van de budgetgrondslag, gelet op artikel 5 van het Besluit WWB, terecht de gemeente Valkenburg aan de Geul heeft aangemerkt als kleine gemeente. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat het verweerder niet vrij staat in afwijking van het Besluit WWB de gemeente aan te merken als middelgrote gemeente.
De bijzondere omstandigheden die eiser heeft aangevoerd kunnen naar het oordeel van de rechtbank ook niet leiden tot de door eiser voorgestane ophoging van de budgetten voor 2007 en 2008. Gelet op de systematiek, waarbij de werkelijke uitgaven in het jaar voorafgaande aan het budgetjaar bij de berekening van het budget worden betrokken, zullen de door eiser aangevoerde bijzondere omstandigheden met vertraging van invloed zijn op de later te verlenen budgetten. Blijkens de wetsgeschiedenis (de rechtbank verwijst naar de wetsgeschiedenis TK 2002-2003, 28 870, nr. 93) is de wetgever zich bewust geweest van de mogelijk nadelige gevolgen van de verdeelsystematiek en in het bijzonder de aanpassing van het inkomensdeel van de WWB. De wetgever heeft dat tot op zekere hoogte aanvaardbaar geacht en in artikel 74 van de WWB, waaraan hiervóór al door de rechtbank is gerefereerd, een voorziening getroffen voor gemeenten waarvan de werkelijke uitgaven minimaal 10% hoger uitvallen dan het verstrekte inkomensdeel.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot de slotsom dat het beroep van eiser ongegrond is.
Op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt beslist.
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door M. Hillen, voorzitter en P.J.M. Bruijnzeels en T.E.A. Willemsen, leden, in tegenwoordigheid van G. de Keijzer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009
w.g. G. de Keijzer w.g. M. Hillen
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.