ECLI:NL:RBMAA:2009:BI3716

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703255-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot mishandeling met voorbedachte rade door minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 29 mei 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met haar vriend een plan had beraamd om haar moeder te vergiftigen met muizengif. De verdachte, die op 31 juli 2008 in Urmond handelde, had met haar vriend besproken om muizengif in de thee van haar moeder te doen. De moeder ontdekte de muizenkorrels en schakelde de politie in. De rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid muizengif niet geschikt was om de dood of zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken, maar dat de gezondheid van de moeder opzettelijk was benadeeld. Het beroep op psychische overmacht werd verworpen, omdat de verdachte zelf ook haar moeder ziek wilde maken. De rechtbank hield rekening met de invloed van de meerderjarige medeverdachte op de verdachte bij de strafoplegging. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding door de jeugdreclassering en het afronden van het behandeltraject.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703255-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 mei 2009
in de strafzaak tegen de minderjarige:
Naam verdachte,
geboren te Geboortegegevens verdachte,
wonende te adresgegevens verdachte,
thans verblijvende in de Mondriaan Zorggroep, Divisie Kinderen en Jeugdigen, afdeling Sirius, te Heerlen.
Raadslieden mr. J.E.A.H. Verstraelen en mr. J.J.C. Delahaye, beiden advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 mei 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tijdens de zitting van 18 mei 2009 zijn tevens de ouders van verdachte gehoord, alsmede een jeugdreclasseerder van Bureau Jeugdzorg.
2 De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 31 juli 2008 te Urmond, gemeente Stein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer, zijnde de moeder van verdachte, van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid muizengif, althans een hoeveelheid van een giftige stof in een kan heeft gedaan en/of (vervolgens) heet water in die kan heeft geschonken en/of (vervolgens) een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop heeft geschonken en/of (vervolgens) een theezakje in die kop heeft gebracht en/of (vervolgens) die kop heeft geserveerd aan die Naam slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 31 juli 2008 te Urmond, gemeente Stein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer, zijnde de moeder van verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid muizengif, althans een hoeveelheid van een giftige stof in een kan heeft gedaan en/of (vervolgens) heet water in die kan heeft geschonken en/of
(vervolgens) een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop heeft geschonken en/of (vervolgens) een theezakje in die kop heeft gebracht en/of (vervolgens) die kop heeft geserveerd aan die Naam slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden, dat:
zij op of omstreeks 31 juli 2008 te Urmond, gemeente Stein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer, zijnde de moeder van verdachte, te mishandelen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid muizengif,
althans een hoeveelheid van een giftige stof in een kan heeft gedaan en/of (vervolgens) heet water in die kan heeft geschonken en/of (vervolgens) een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop heeft geschonken en/of (vervolgens) een theezakje in die kop heeft gebracht en/of (vervolgens) die kop heeft geserveerd aan die Naam slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verbetering kennelijke omissie
Tengevolge van een kennelijke omissie is in de dagvaarding in het subsidiair ten laste gelegde in regel 5 tussen ‘brengen’ en ‘met’ en in het meer subsidiair ten laste gelegde in regel 5 voor ‘met’ de zinsnede ‘tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen’ weggevallen.
De rechtbank herstelt deze fout, aangezien dit, gelet op het primair ten laste gelegde en de omschrijving van het voorgenomen misdrijf in zowel het primair, subsidiair als meer subsidiair ten laste gelegde, mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging is geschaad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat het door verdachte gebruikte middel een zogeheten absoluut ondeugdelijk middel is om de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij een persoon te bewerkstelligen.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat verdachte heeft gepoogd samen met haar vriend Naam medeverdachte opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer te mishandelen, door een hoeveelheid muizengif in een kan te doen, heet water in die kan te schenken, een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop te schenken, in die kop een theezakje te doen en deze kop te serveren aan genoemde Naam slachtoffer. De officier van justitie baseert zich daarbij op de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring, de door Naam slachtoffer gedane aangifte, de door medeverdachte Naam medeverdachte tegenover de politie afgelegde verklaring en het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 26 maart 2009.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, hoewel verdachte de handelingen heeft verricht, Naam medeverdachte medepleger was omdat hij tevoren het plan mee heeft beraamd en hij bovendien tijdens deze handelingen bij, of in de nabijheid, van verdachte aanwezig was en overleg met haar heeft gevoerd daarover. Bovendien blijkt uit de door verdachte afgelegde verklaringen duidelijk dat zij het feit samen met Naam medeverdachte heeft begaan.
De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat de hoeveelheid muizengif in deze situatie slechts een relatief ondeugdelijk middel was, aangezien duidelijk is dat inname van dit muizengif pijn en/of letsel kan veroorzaken. De bedoeling van verdachte was uiteindelijk om Naam slachtoffer ziek te maken. Uit de door aangeefster Naam slachtoffer afgelegde verklaring is af te leiden dat zij na het drinken van de thee diaree had en volgens algemene ervaringsregels is er bij diaree sprake van buikpijn.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is, op grond van de zich in het dossier bevindende onderzoeksresultaten van het NFI en de productinformatie van het gebruikte muizengif, van mening dat verdachte niet kan worden veroordeeld ter zake van het primair, subsidiair én meer subsidiair ten laste gelegde, gelet op het effect van het gebruikte middel. Betoogd is dat gelet op het feit dat de gedraging van verdachte geen wezenlijke en ernstige bedreiging oplevert voor het beschermde rechtsgoed, er sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging en er van strafbaarheid daarom geen sprake is. De verdediging heeft primair geconcludeerd tot ontslag van rechtsvervolging en subsidiair tot vrijspraak.
De verdediging heeft betreffende het meer subsidiair ten laste gelegde nog aangevoerd dat, mocht aangenomen worden dat het gebruikte middel wel voldoende is om te mishandelen, er géén sprake is geweest van poging tot mishandeling, daar in dat geval alle handelingen die nodig zijn om een mishandeling aan te nemen ook hebben plaatsgevonden, zodat sprake is geweest van een voltooide mishandeling, welk feit niet ten laste gelegd is. Echter ook al zou mishandeling ten laste gelegd zijn, dan zou verdachte daarvan moeten worden vrijgesproken omdat die mishandeling voor het slachtoffer geen enkel gevolg heeft gehad, aldus de verdediging.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De vaststaande feiten op grond van de bewijsmiddelen
Verdachte vond het thuis bij haar moeder al een tijd niet leuk. Ze moest maar achter haar moeder aanlopen terwijl zij daar helemaal geen zin in had, aldus verdachte. Haar moeder had een nieuwe vriend in Antwerpen bij wie zij na de vakantie zou intrekken. In verband hiermee zou verdachte na de vakantie naar een internaat in Maaseik moeten. Haar moeder was voorts niet te spreken over haar relatie met de medeverdachte.
Verdachte heeft een en ander met haar vriend besproken. Haar vriend vond haar moeder ook een last en was het helemaal met de kritische houding van verdachte ten opzichte van haar moeder eens.
Als oplossing voor de problemen is enige tijd voor 31 juli 2008 het doodmaken van de moeder van verdachte ter sprake gekomen. Verdachte en haar vriend hebben hier meermalen over gesproken en ook gesproken over hoe zij dit zouden kunnen doen. Verdachte heeft verklaard dat haar vriend er steeds verder en verder in ging en dat hij de hele tijd mee aan het denken was. Daarbij is onder andere gesproken over het doodsteken en doodschieten van moeder. Ook de mogelijkheid van vergiftigen is besproken.
Donderdag 31 juli 2008 kwam verdachte terug van een weekje vakantie met haar moeder. Een paar dagen later zou ze samen met haar moeder naar Antwerpen gaan naar de vriend van haar moeder. Daar had ze helemaal geen zin in.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij haar moeder daarom ziek wilde maken. Haar vriend wist daarvan. Medeverdachte Naam medeverdachte heeft verklaard dat zijn vriendin haar moeder wilde vergiftigen en dat hij daar geen bezwaar tegen had.
Verdachte en medeverdachte zijn nog diezelfde dag samen naar een dierenwinkel in Born gegaan met de bedoeling rattengif aan te schaffen. Haar vriend heeft het woord gevoerd in de winkel en de verkoopster om rattengif gevraagd. Omdat dit niet te krijgen was, hebben zij een pak muizengif van het merk Finion gekocht van 200 gram. Een dergelijke pak bevat acht zakjes van 25 gram muizengif. Ze hebben de verpakking weggegooid en ieder een aantal zakjes in de zakken van hun kleding gestopt.
Die avond zijn verdachte en haar vriend naar de woning van verdachte en haar moeder in Urmond gegaan. Verdachte heeft na aankomst haar moeder gevraagd of ze een kop thee wilde, waarop deze bevestigend heeft geantwoord. Haar moeder is vervolgens buiten op het terras gaan zitten. Verdachte is in de keuken thee gaan zetten. Medeverdachte Naam medeverdachte heeft verklaard dat verdachte daarbij drie zakjes van het gekochte muizengif heeft gebruikt. Dat heeft ze hem in de keuken verteld. Hij heeft ook gezien dat ze drie zakjes muizengif in de theekan heeft gegooid. Hij is daarna naar buiten gelopen en bij de moeder van verdachte gaan zitten. Even later kwam verdachte met de thee. Verdachte heeft verklaard dat ze 2 of 3 zakjes muizengif in een theekan heeft gedaan en daar heet water bij heeft gedaan. Van dit aftreksel heeft ze een deel in een mok geschonken. Ze heeft daar nog heet water bijgedaan, een theezakje erin gedaan en dit toen aan haar moeder gegeven. Ze heeft er ook nog chocolade bijgegeven. Haar vriend wist dat zij de thee had gemaakt met gebruikmaking van de zakjes muizengif. Haar moeder heeft de mok niet helemaal leeggedronken.
Haar moeder heeft verklaard dat zij de thee heeft gedronken en daarbij een stuk chocolade heeft gegeten. Toen de chocolade op was, vond zij de thee bitter smaken. Ze heeft zeker driekwart van de beker leeggedronken.
De moeder van verdachte heeft op 2 augustus 2008 de muizenkorrels in de theekan ontdekt en heeft toen de politie ingeschakeld. De volgende dag heeft zij aangifte gedaan. Ten tijde van haar vervolgaangifte op 4 augustus 2008 heeft zij verklaard dat zij vrijdagochtend diarree heeft gehad maar verder geen medische klachten heeft gehad. Onderzoek op 3 augustus 2008 in het ziekenhuis heeft geen bijzonderheden opgeleverd.
Uit de door het NFI uitgebrachte rapportages blijkt dat de werkzame stof in de gebruikte muizenkorrels difethialon is. Van difethialon is bekend dat het de bloedstolling remt en daardoor bloedingen kan veroorzaken. De letale dosis difethialon bij mensen is niet bekend, wel bij dieren. Bij (orale) toediening bij ratten van een dosis van 0,55 mg per kilogram lichaamsgewicht sterft 50% van het totale aantal ratten aan de gevolgen van de effecten van difethialon. Een bloedverdunnend effect treedt bij ratten op na een inname/toediening van 0,1 mg per kilogram lichaamsgewicht.
Het is niet mogelijk om bij benadering aan te geven wat de dodelijke dosis difethialon voor mensen zal zijn, omdat de fatale doses sterk in grootte verschillen tussen verschillende diersoorten, ook na correctie van de dosis voor het lichaamsgewicht. De effecten en doseringen bij ratten kunnen wel een indruk geven van de toxiteit van een stof.
Het gehalte difethialon in Finion Frap Muizenkorrels is 25 mg difethialon per kilogram korrels. Een doos Finion Frap Muizenkorrels van 200 gram bevat in totaal 5 mg difethialon.
Difethialon is slecht oplosbaar in water; in een liter water van 25 graden Celcius kan ongeveer 0,35 milligram difethialon worden opgelost. Het is de onderzoekers daarbij niet bekend welke invloed de temperatuur heeft op de oplosbaarheid van difethialon.
In het veiligheidsinformatieblad behorende bij het product Frap Muizenkorrels is onder 2 ‘Samenstelling en informatie over de bestanddelen’ aangegeven dat het gevaarlijke bestanddeel difethialone betreft. Bijbehorende gevaarszinnen, de zogenoemde R-zinnen, bij het gevaarlijke bestanddeel zijn:
1. Zeer vergiftig bij inademing, opname door de mond en aanraking met de huid;
2. Vergiftig: gevaar voor ernstige schade aan de gezondheid bij langdurige blootstelling bij inademing, aanraking met de huid en opname door de mond.
3. Zeer vergiftig voor in het water levende organismen; kan in het aquatisch milieu op lange termijn schadelijke effecten veroorzaken.
Bij het slachtoffer is op 3 augustus 2008 bloed afgenomen. Dit bloedmonster is onderzocht door het NFI. Daarbij zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van difethialon in het monster.
Het residu dat is aangetroffen in de theekan is door het NFI onderzocht. Daarin is difethialon aangetoond.
De beoordeling
In deze zaak staat niet ter discussie wat er is gebeurd. Kort gezegd komt dit erop neer dat verdachte en haar vriend de moeder van verdachte thee hebben aangeboden gemaakt van een aftreksel van Finion Frap muizenkorrels met het doel haar te vergiftigen.
De vraag die moet worden beantwoord is of wat er is gebeurd een strafbare poging in een van de ten laste gelegde varianten oplevert.
Evenals de officier van justitie en de verdediging beantwoordt de rechtbank deze vraag ten aanzien van de verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde varianten ontkennend.
Een hoeveelheid muizengif van maximaal 75 gram (de inhoud van 3 zakjes) komt niet geschikt voor als middel om een mens te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Gelet op de concentratie difethialon in Finion Frap Muizenkorrels moet ook worden vastgesteld dat, niettegenstaande de toxische specificaties van difethialon, objectief gezien geen sprake is geweest van enig gevaar voor overlijden of zwaar lichamelijk letsel. Het handelen van verdachte en haar vriend kan naar het oordeel van de rechtbank om die reden niet worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van de misdrijven genoemd in het primair en subsidiair ten laste gelegde. Dit betekent dat het handelen niet als uitvoeringshandeling van deze misdrijven kan worden gekwalificeerd zodat verdachte van het haar primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of ook ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde variant tot vrijspraak moet worden geconcludeerd. Deze vraag beantwoordt de rechtbank negatief.
Vastgesteld moet worden dat het voor bewezenverklaring vereiste opzet bij verdachte en haar medeverdachte aanwezig is geweest.
Ten aanzien van de vraag of de handelingen van verdachte een strafbare poging opleveren overweegt de rechtbank als volgt.
In haar rapport van 26 maart 2009 heeft het NFI gerapporteerd dat kinderen die een handvol tot een heel zakje muizenkorrels met als werkzame stof brodifacoum, een stof met een vergelijkbare chemische structuur en werking als difethialon, innamen als symptomen hadden: spontaan braken, buikpijn, bloed in de ontlasting (tijdelijk) en een verlengde stollingstijd. Buikpijn wordt ook bij volwassenen gemeld na inname van middelen die chemisch en qua werking sterk op difethialon lijken.
Difethialon is een vergif en muizenkorrels zijn niet voor menselijke consumptie geschikt. Difethialon is weliswaar slecht oplosbaar in water maar blijkens de deskundigenrapportages niet onoplosbaar. Een hoeveelheid van 0,35 mg per liter komt omgerekend neer op de hoeveelheid gif in 14 gram muizenkorrels.
Enig lichamelijk onwelbevinden bij inname van muizenkorrels ligt naar het oordeel van de rechtbank voorts in de lijn der verwachtingen.
Tot slot wordt overwogen dat mishandeling niet alleen het toebrengen van pijn en/of letsel omvat maar tevens de opzettelijke benadeling van de gezondheid.
Op grond van voormelde gegevens en overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat het opzettelijk toedienen van een hoeveelheid muizengif aan een mens naar de uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op mishandeling van betrokkene, ook bij toediening in de vorm van een aftreksel waar thee van is gezet. Het handelen van verdachte zoals ten laste gelegd kan dan ook als uitvoeringshandeling worden gekwalificeerd van mishandeling.
Voorts moet worden geoordeeld dat verdachte en haar medeverdachte met voorbedachten rade hebben gehandeld. Zij hebben in onderling overleg besloten de moeder van verdachte te vergiftigen en zij hebben ook nagedacht over de gevolgen daarvan en zich daarvan rekenschap gegeven.
Ten aanzien van de door het slachtoffer gerapporteerde diarree, overweegt de rechtbank dat het causaal verband tussen inname van de thee en de opgetreden diarree onvoldoende is komen vast te staan. Als dit wel het geval zou zijn geweest, zou overigens sprake zijn geweest van een voltooide mishandeling.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 31 juli 2008 te Urmond, gemeente Stein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en met voorbedachten rade Naam slachtoffer, zijnde de moeder van verdachte, te mishandelen, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg een hoeveelheid muizengif in een kan heeft gedaan en heet water in die kan heeft geschonken en vervolgens een gedeelte van de inhoud van die kan in een kop heeft geschonken en vervolgens een theezakje in die kop heeft gebracht en vervolgens die kop heeft geserveerd aan die Naam slachtoffer, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.5 De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het hierboven omschreven feit heeft begaan op de hiervoor onder 3.3 reeds genoemde feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.
4 De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
(t.a.v. meer subsidiair):
medeplegen van poging tot mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is gerapporteerd door G.B., kinder- en jeugdpsychiater, en door P.B., GZ-psychologe. Bij verdachte is sprake van een depressieve stoornis met psychotische kenmerken. Ook de sociaal-emotionele ontwikkeling is vertraagd, mede als gevolg van de stoornis. Een en ander maakt dat de agressieregulatie nog onvoldoende is ontwikkeld. Er is zowel sprake van acting in, als van acting out van agressie.
Beide deskundigen achten verdachte gezien voormelde stoornis en problematiek verminderd toerekeningsvatbaar voor het ten laste gelegde.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, met de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt deze mitsdien tot de hare.
De verdediging heeft een beroep gedaan op psychische overmacht. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte, mede gelet op de psychische toestand waarin zij verkeerde ten tijde van het ten laste gelegde feit, heeft gehandeld uit psychische overmacht en derhalve moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Uit het dossier blijkt dat de medeverdachte een manipulerende, intimiderende, liegende, fabulerende en uiterst bedreigende persoon betreft en dat verdachte onder enorme druk stond van de medeverdachte. Verdachte heeft geen weerstand kunnen bieden tegen haar vriend. De medeverdachte wilde van haar moeder af en op dat punt is verdachte gehersenspoeld. De medeverdachte heeft gedreigd zelfmoord te plegen als verdachte haar moeder niet zou vermoorden, aldus de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat dit betoog van de verdediging niet kan worden aanvaard, reeds om de reden dat verdachte meermalen heeft verklaard dat zij ook zelf haar moeder ‘ziek wilde maken’, zoals zij dat benoemt in haar verklaringen, omdat zij pissig was op haar moeder. Onder deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat verdachte enkel tot het misdrijf is gekomen onder invloed van druk van buitenaf, in dit geval haar vriend. Bovendien kan en mag ook redelijkerwijs van verdachte worden gevergd dat zij weerstand biedt aan door haar vriend op haar uitgeoefende (psychische) druk om haar moeder schade te doen. De rechtbank verwerpt daarom het door de verdediging gedane beroep op psychische overmacht.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 5 maanden en 11 dagen, met aftrek van voorarrest, alsmede een jeugddetentie van
1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te gedragen naar de richtlijnen van de jeugdreclassering, ook als dat betekent medewerking verlenen aan de behandeling bij de Mondriaan Zorggroep of een aanverwante instelling.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, betreffende de eventuele strafoplegging, aangegeven dat verdachte bereid is hulpverlening te aanvaarden.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met:
- de omstandigheid dat verdachte het feit heeft gepleegd ten opzichte van haar moeder;
- de mate waarin het bewezenverklaarde voor moeder persoonlijk leed teweeg heeft gebracht.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van de verdachte er rekening mee gehouden:
- dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld of met justitie in aanraking is geweest;
- dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit nog maar 15 jaar was;
- dat haar meerderjarige medeverdachte bij het bewezenverklaarde een aanzienlijke rol heeft gehad en de rechtbank aannemelijk acht dat verdachte mede onder invloed van hem tot het bewezenverklaarde is gekomen;
- dat sprake was van een zeer zorgelijk toestandsbeeld bij verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit, maar dat verdachte vanaf het moment van haar aanhouding medewerking heeft verleend aan onderzoek naar haar persoon en ook medewerking heeft verleend aan de door de deskundigen noodzakelijk geachte klinische behandeling en zich daar naar kunnen inzet, alsmede
- dat verdachte inmiddels het laakbare van haar handelen heeft ingezien.
De rechtbank acht, alles afwegende, een jeugddetentie voor de duur van drie maanden een passende strafrechtelijke reactie, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Teneinde het gevaar op delictherhaling te minimaliseren is het van belang dat verdachte het ingezette behandeltraject op goede wijze afrondt. De rechtbank acht verdere begeleiding door de jeugdreclassering bij het ingezette behandelingstraject gezien de aard van het delict en de ernst van de problematiek noodzakelijk. De jeugdreclassering kan voorts, in geval de thans ingezette positieve lijn onverhoopt niet zou doorzetten, de Raad voor de Kinderbescherming verzoeken een beschermingsonderzoek te doen teneinde na te laten gaan of dan een jeugdbeschermingsmaatregel geïndiceerd is.
6 Het beslag
Ter terechtzitting van 18 mei 2009 heeft de officier van justitie de beslaglijst ingetrokken, reden waarom de rechtbank niet meer hoeft te beslissen omtrent het beslag.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 301 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, waarvan
1 maand voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze jeugddetentie niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat veroordeelde tijdens de proeftijd de hierna genoemde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen overeenkomstig de door of namens de Jeugdreclassering van het Bureau Jeugdzorg in het Arrondissement Maastricht te stellen richtlijnen, zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd noodzakelijk oordeelt, ook als die richtlijnen inhouden het verlenen van medewerking aan het ondergaan van een (ambulante) behandeling bij de Mondriaan Zorggroep of een soortgelijke instelling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde jeugddetentie.
Voorlopige hechtenis
- Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis, welk bevel reeds is geschorst, met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. M.B. Bax en
mr. I. Becker-Hartenhof, rechters tevens kinderrechters-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 29 mei 2009.
Buiten staat
Mr. I. Becker-Hartenhof is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.