ECLI:NL:RBMAA:2009:BI3654
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het ouderdomspensioen in een middelloon- versus eindloonregeling
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Maastricht, ging het om de vaststelling van het ouderdomspensioen van eiser, die in een geschil verwikkeld was met het Pensioenfonds. De kantonrechter, mr. A.J. Henzen, deed uitspraak op 29 april 2009. Eiser had een vordering ingesteld tegen de stichting Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder en Lederwarenindustrie, waarbij hij betoogde dat de berekening van zijn pensioen niet correct was. Eiser stelde dat het niet uitmaakte of er werd uitgegaan van een middelloon- of eindloonregeling, maar de kantonrechter oordeelde dat de door eiser overgelegde berekening niet klopte. De kantonrechter merkte op dat eiser steeds hetzelfde eindsalaris als uitgangspunt nam, wat kenmerkend is voor een eindloonregeling.
Tijdens de comparitie op 27 maart 2009 werd duidelijk dat er veel verwarring bestond over de gehanteerde cijfers. De kantonrechter concludeerde dat de berekening van het Pensioenfonds, die was overgelegd bij akte, als juist moest worden beschouwd. Eiser had recht op een jaarlijks ouderdomspensioen van € 21.064,56, met terugwerkende kracht tot 1 november 2006. Dit bedrag zou worden vermeerderd met de wettelijke rente over het verschil ten opzichte van het uitgekeerde pensioen en met de indexatie vanaf de ingangsdatum.
De kantonrechter veroordeelde het Pensioenfonds in de proceskosten, die aan de zijde van eiser waren gemaakt, en bepaalde dat de proceskosten voor het overige zouden worden gecompenseerd. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Deze uitspraak is een belangrijke bevestiging van de noodzaak om nauwkeurig om te gaan met pensioenberekeningen en de verschillende regelingen die van toepassing kunnen zijn.