ECLI:NL:RBMAA:2009:BI3155

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
316553 CV EXPL 08-5150
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van abonnementsgelden en buitengerechtelijke kosten na ontbinding van een overeenkomst voor televisiesignalen

In deze zaak vordert Lindorff Purchase B.V., voorheen handelend onder de naam Transfair Purchase B.V., betaling van een bedrag van € 502,33 van de gedaagde partij, die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor de levering van televisiesignalen met Canal+ N.V. (thans Airfield N.V.), waarbij de gedaagde in gebreke is gebleven met de betaling van abonnementsgelden. De overeenkomst was aangegaan voor een periode van twaalf maanden en werd telkens met twaalf maanden verlengd, tenzij tijdig opgezegd. Lindorff stelt dat de gedaagde de overeenkomst niet tijdig heeft opgezegd en dat Canal+ de levering van de televisiesignalen heeft gestaakt, waarna de gedaagde ook de achterstallige abonnementsgelden en de resterende abonnementsgelden tot het einde van de contractperiode in rekening zijn gebracht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de overeenkomst met Canal+ niet betwist, noch de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. Het verweer van de gedaagde dat hij de overeenkomst telefonisch heeft opgezegd, is door Lindorff gemotiveerd weersproken en niet nader onderbouwd door de gedaagde. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde gehouden is de facturen te voldoen voor de periode waarin de televisiesignalen zijn geleverd. Echter, Lindorff heeft onvoldoende bewijs geleverd voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten, waardoor dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.

De kantonrechter kan op dit moment geen oordeel geven over het deel van de vordering dat betrekking heeft op de abonnementsgelden na de ontbinding van de overeenkomst, omdat Lindorff deze schade onvoldoende heeft geconcretiseerd. Lindorff krijgt de gelegenheid om de vordering in hoofdsom verder te onderbouwen met verificatoire bescheiden. De zaak wordt verwezen naar de rol van 27 mei 2009 voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
zaaknr: 316553 CV EXPL 08-5150
typ: RK
Vonnis van 29 april 2009
in de zaak van
LINDORFF PURCHASE B.V., voorheen handelend onder de naam TRANSFAIR PURCHASE B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: Lindorff,
gemachtigden: F.G.C. Vaessen en J.A.P.M. Kerckhoffs, deurwaarders te Sittard
tegen
[gedaagde],
wonend te [adres],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
in persoon procederend.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Door partijen zijn achtereenvolgens de navolgende processtukken gewisseld dan wel proceshandelingen verricht:
-exploot van dagvaarding d.d.13 november 2008 met twee producties in fotokopievorm;
-[gedaagde] heeft mondeling geantwoord: “Ik heb telefonisch opgezegd een week voor de maand dat ik moest opzeggen. Ik hoefde dat niet schriftelijk op te zeggen. Dat volstond.”;
-conclusie van repliek met twee producties in fotokopievorm.
[gedaagde] heeft op de daarvoor aangewezen roldatum niet voor dupliek geconcludeerd (mondeling of schriftelijk) en heeft evenmin om uitstel verzocht of anderszins van zich doen horen.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
MOTIVERING
Bij voormeld exploot van dagvaarding vordert Lindorff de veroordeling van [gedaagde], bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 502,33, vermeerderd met de wettelijke rente over € 350,56 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening en met verwijzing van gedaagde in de proceskosten.
De vordering is als volgt opgebouwd:
€ 350,56 hoofdsom (onbetaald gelaten abonnementsgeld)
€ 62,52 tot aan de dag van dagvaarding vervallen wettelijke rente
€ 89,25 vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Lindorff stelt ter onderbouwing van haar vordering dat [gedaagde] met Canal+ N.V. (thans genaamd Airfield N.V.), verder te noemen: Canal+, op 14 oktober 2003 een abonnement is aangegaan voor levering van televisiesignalen (het betreft het ‘Film 1 Sport 1 pakket’) en de bijbehorende service, inclusief het recht op het gebruik van een door Canal+ ter beschikking gestelde decoder. De overeenkomst is aangegaan voor de duur van twaalf maanden, welke duur - behoudens geldige en tijdige opzegging - telkens met een periode van twaalf maanden werd verlengd. [gedaagde] is met de nakoming van de contractuele betalingsverplichtingen in gebreke gebleven waardoor hij op grond van de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden wettelijke rente verschuldigd is geworden vanaf 8 december 2004 (datum verzuim). Canal+ heeft, conform genoemde algemene voorwaarden, op enig moment de ‘doorgifte van het signaal’ gestaakt en naast de achterstallige abonnementsgelden tevens de nog resterende abonnementsgelden tot het einde van de contractperiode, te weten 31 oktober 2005, bij [gedaagde] in rekening gebracht.
Canal+ heeft haar vordering op 23 mei 2007 aan Lindorff verkocht en gecedeerd, van welke overdracht [gedaagde] schriftelijk in kennis is gesteld.
[gedaagde] betwist niet de onderhavige overeenkomst met Canal+ te hebben gesloten. Ook weerspreekt hij niet dat de door Lindorff bedoelde algemene voorwaarden op die overeenkomst van toepassing zijn, noch dat hij de geleverde zaken in de vorm van televisiesignalen heeft ontvangen (tot aan het moment dat Canal+ die levering heeft gestaakt). Zelfs betwist [gedaagde] niet dat hij schriftelijk in kennis is gesteld van voornoemde cessie van de onderhavige vordering.
Het mondelinge verweer van [gedaagde], inhoudende dat hij de overeenkomst telefonisch zou hebben opgezegd, is door Lindorff bij repliek gemotiveerd weersproken en wordt door [gedaagde] op geen enkele wijze nader onderbouwd, zodat dit verweer niet kan slagen.
Nu vast is komen te staan dat [gedaagde] en Canal+ de onderhavige overeenkomst hebben gesloten en Canal+ zich aan de (aanvankelijke) leveringsverplichting heeft gehouden, is [gedaagde] gehouden de facturen die betrekking hebben op de periode dat de televisiesignalen aan hem zijn geleverd, te voldoen. Dat deel van de vordering, waarvan de omvang (vooralsnog) niet duidelijk is, komt dan ook in beginsel voor toewijzing in aanmerking, evenals de daarover vervallen wettelijke rente vanaf de verzuimdatum 8 december 2004.
Lindorff heeft omtrent de aan de procedure voorafgegane incasso(pogingen) echter onvoldoende (gespecificeerd en gedocumenteerd) gesteld om daaruit te kunnen concluderen dat werkzaamheden zijn verricht en kosten zijn gemaakt die de normale voorbereiding van een gerechtelijke procedure te buiten gaan.
Daarmee is niet komen vast te staan dat de door Lindorff bedoelde werkzaamheden en kosten verder strekten dan de verrichtingen en kosten waarvoor de artikelen 237 tot en met 240 Rv. een voorziening geven. Het onderdeel van de vordering dat ziet op vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal dan ook worden afgewezen.
Wat betreft de gevorderde hoofdsom resteert dan ter beoordeling nog het deel dat betrekking heeft op abonnementsgelden over de periode vanaf het moment dat Canal+ de levering van de televisiesignalen heeft gestaakt (en tot buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst is overgegaan) tot aan het einde van de contractperiode. De kantonrechter kan op dit moment hierover nog geen oordeel geven nu Canal+ dit weliswaar als schadevergoeding voor gederfde winst bij [gedaagde] in rekening heeft gebracht, doch heeft nagelaten die schade te concretiseren. Lindorff dient dit alsnog te doen, onder overlegging van verificatoire bescheiden ter zake. Wellicht kan Lindorff daarbij tevens duidelijkheid scheppen over de vraag welk onderdeel van haar vordering betrekking heeft op de periode na buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst en daarbij tevens de samenstellende bestanddelen van een (nadere) toelichting voorzien.
[gedaagde] zal vervolgens bij antwoordakte kunnen reageren.
BESLISSING
Wijst de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten af.
Stelt Lindorff in de gelegenheid zich bij akte uit te laten over de samenstelling van haar vordering in hoofdsom.
Verwijst de zaak daartoe naar de rol van woensdag 27 mei 2009.
Bepaalt dat [gedaagde] daarna de gelegenheid zal worden geboden bij antwoordakte op de nadere stellingname van Lindorff te reageren.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van de griffier.