ECLI:NL:RBMAA:2009:BI3136

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703849-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld door middel van een gefingeerde consignatie-overeenkomst

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht op 21 april 2009, stond de verdachte terecht voor het witwassen van een bedrag van € 50.000. De verdachte had een consignatie-overeenkomst getekend met [naam medeverdachte 3], waarbij hij kunstwerken zou verkopen. Echter, de verdachte had deze kunstwerken nooit in zijn bezit gehad en de verkoop was slechts een schijnconstructie om zwart geld een legale status te geven. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en [naam medeverdachte 3] documenten hadden opgesteld die moesten verhullen dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte het witwassen van het bedrag van € 50.000 wel bewezen. De verdachte was zich ervan bewust dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, mogelijk belastingontduiking. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703849-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 april 2009
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortedatum en plaats verdachte],
wonende te [adres verdachte].
Raadsman is mr. A.A.Th.X. Vonken, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 april 2009. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan het witwassen (dan wel schuldwitwassen) van geld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een bedrag van € 50.000 heeft witgewassen als opbrengst uit een valselijk opgemaakte consignatie-overeenkomst tot de verkoop van kunstwerken, die in werkelijkheid niet in bezit van verdachte waren en die evenmin werkelijk zijn verkocht door verdachtes mededader [naam medeverdachte 3]. Verdachte wist dat het geld afkomstig was uit enig misdrijf, mogelijk het overtreden van de Opiumwet. In ieder geval is volgens de officier van justitie een legale herkomst van het geld uitgesloten.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat er geen bewijs is voor een criminele herkomst van het geld. In het proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2006 hebben verbalisanten een verklaring van verdachte weergegeven waarin verdachte aangeeft dat hij beschikte over een geldbedrag van € 50.000 aan contant, zwart geld. Verdachte had dit geld niet aangegeven/verantwoord aan de belastingdienst en was bang voor controle door de belastingdienst als hij het geld zou gebruiken voor een verbouwing. Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad (een arrest van 7 oktober 2008, NJ 2009, 94) kan geld dat ten onrechte niet aan de fiscus is afgedragen (belasting) worden aangemerkt als afkomstig uit enig misdrijf in de zin van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Dit brengt met zich mee dat hooguit wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte een bedrag van € 25.000 heeft witgewassen; dit bedrag is een grove schatting van de niet betaalde belasting over het bedrag van € 50.000, uitgaande van een belastingpercentage van 50 procent.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte geld heeft witgewassen. De rechtbank zal hieronder de bewijsmiddelen bespreken. Eerst zal de rechtbank ingaan op de manier van verhullen en vervolgens zal de rechtbank de herkomst van het geld bespreken.
[naam medeverdachte 3] is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam Holding ].[ naam Holding] is op haar beurt bestuurder van naam Handels-Maatschappij] (verder te noemen: D.B.).
Bij een doorzoeking in een kantoorpand van [naam medeverdachte 3] is een op schrift gestelde en ondertekende consignatie-overeenkomst van 9 mei 2002 aangetroffen op naam van [D.B.}, vertegenwoordigd door [naam medeverdachte 3] en verdachte. De overeenkomst, met als plaatsnaam Kerkrade, vermeldt de opdracht aan [D.B.] tot de verkoop van een tweetal zeefdrukken van Andy Warhol voor een bedrag van € 25.000 per stuk.3 Ook is een afrekening met betrekking tot verdachte van 15 oktober 2002 aangetroffen en een factuur van 14 oktober 2002 voor de verkoop van twee zeefdrukken van Andy Warhol voor een bedrag van € 45.000, gericht aan de heer [naam getuige] in Bulgarije. De afrekening is ondertekend door verdachte, de factuur door [naam medeverdachte 3] en [naam getuige].
Verdachte heeft toegegeven de consignatie-overeenkomst te hebben getekend, omdat verdachte over contant geld beschikte dat hij wilde gebruiken voor een verbouwing van een bedrijfspand. Dit geld kon verdachte niet zo maar uitgeven, omdat hij bang was voor een controle door de belastingdienst. Om het geld toch legaal te kunnen uitgeven, benaderde verdachte begin oktober 2002 [naam medeverdachte 3], omdat verdachte wist dat [naam medeverdachte 3] mensen die zwart geld bezaten behulpzaam was geweest. Verdachte heeft de twee kunstwerken nooit in zijn bezit gehad en nooit aan [naam medeverdachte 3] overgedragen om te verkopen. Verdachte heeft vervolgens [naam medeverdachte 3] € 50.000 gegeven. Ongeveer een week later heeft [naam medeverdachte 3] volgens verdachte een bedrag van € 39.265,56 op de bankrekening van verdachte gestort. Het resterende bedrag hield [naam medeverdachte 3] volgens verdachte voor zichzelf als provisie.
Door middel van een rechtshulpverzoek heeft de politie de heer [naam getuige] als getuige gehoord. De verklaring van [naam getuige] houdt kort samengevat het volgende in.
[naam getuige] kent [naam medeverdachte 3] niet. De handtekening op de factuur is niet de zijne. [naam getuige] heeft ooit een pakketje van de Bulgaarse douane ontvangen dat twee kapotte posters bevatte. Volgens [naam getuige] heeft de douane vastgesteld dat er posters in het pakket zaten en dat de aangegeven waarde op de DHL-documenten van € 45.000 niet overeen kwam met de inhoud van het pakket. [naam getuige] heeft nooit € 45.000 aan wat dan ook uitgegeven.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat er door [naam medeverdachte 3] en verdachte documenten zijn opgemaakt, dan wel getekend, die moesten verhullen dat een geldbedrag van € 50.000 van verdachte zwart geld was. Er is gefingeerd dat verdachte via [naam medeverdachte 3] kunstwerken heeft verkocht aan [naam getuige] om zo met de eveneens gefingeerde opbrengst van “de verkoop” het zwarte geld een legale status te geven. De rechtbank merkt deze constructie aan als een witwasconstructie.
Voor de beoordeling van de vraag of de € 50.000 afkomstig was uit enig misdrijf heeft de rechtbank onderzocht welke aanknopingspunten het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden om deze conclusie te kunnen trekken.
De rechtbank leidt uit de verklaring van verdachte, zoals hiervoor weergegeven6, af dat verdachte opzettelijk, ten onrechte geen belasting heeft afgedragen over het bedrag van € 50.000 dat door hem en [naam medeverdachte 3] in de overeenkomst is opgenomen. Niet is vast te stellen op basis van deze verklaring of op basis van het dossier hoe hoog deze afdracht had moeten zijn. Wel acht de rechtbank, gelet op de verklaring van verdachte in samenhang met het gebruik maken van de hiervoor besproken witwasconstructie, bewezen dat er in elk geval sprake is van een misdrijf dat strafbaar is gesteld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Voor het overige heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van enig ander misdrijf waaruit het geld afkomstig kan zijn. Het strafblad van verdachte bevat hiervoor onvoldoende aanknopingspunten en bovendien heeft verdachte blijkens zijn verklaring bedrijven. Dit laatste gegeven maakt het voor de rechtbank aannemelijk dat verdachte ook legale inkomsten heeft genoten, waardoor niet is uitgesloten dat het bedrag van € 50.000 een legale herkomst heeft.
Met betrekking tot de tekst van de tenlastelegging overweegt de rechtbank nog dat het bedrag van € 50.000 niet afkomstig is (als opbrengst van of resultaat) uit de consignatie-overeenkomst, maar dat deze overeenkomst de methode is die gebruikt is om wit te wassen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
omstreeks de periode van 15 oktober 2002 tot en met 5 september 2006 in de gemeente Kerkrade tezamen en in vereniging met een ander van een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld, de herkomst heeft verhuld, terwijl hij, verdachte en zijn mededader, wisten
dat voornoemde hoeveelheid geld afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert het strafbare feit op:
medeplegen van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar voor het witwassen van een bedrag van € 50.000.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat het feit materieel is gepleegd in het jaar 2002 en dat verdachte in september 2006 voor het eerst en het laatst is verhoord. Door de verdediging is geen vertraging veroorzaakt in het proces.
Verder moet ten gunste van verdachte worden meegenomen dat het bedrag dat is witgewassen hooguit € 25.000 bedraagt en dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek. De raadsman heeft tot slot naar voren gebracht dat verdachte diverse bedrijven heeft, waarvoor hij werkzaam is. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht in elk geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar te volstaan met een taakstraf of boete.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van wat bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag, gelet op het bedrag dat verdachte kennelijk voor de belastingdienst heeft willen verbergen. Niet alleen wilde verdachte geld voor de belastingdienst verbergen, maar hij koos er daarnaast voor om het geld een legale status te geven door middel van de gefingeerde verkoop van kunstwerken met behulp van [naam medeverdachte 3].
Witwassen vormt een ernstige bedreiging voor de maatschappij, omdat de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast en het plegen van misdrijven erdoor wordt begunstigd. Dit brengt mee dat niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De door de officier van justitie gevorderde straf acht de rechtbank echter te hoog, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken en de omstandigheid dat de rechtbank uitgaat van een lager bedrag dat is witgewassen dan de officier van justitie. Ook houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop en het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict. Alles afwegend, zal de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden opleggen, waarvan twee maanden voorwaardelijk.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman, voorzitter, mr. C.G.A. Wouters en mr. R.A.M.M. Gijselaers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 april 2009.
Buiten staat
Mr. C.G.A. Wouters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging ten laste gelegd dat
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 15 oktober 2002 tot en met 5 september 2006, in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van een voorwerp, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (50.000,- Euro), welk(e) hoeveelhe(i)d(en) geld voortvloeide(n) als opbrengst uit/resultaat van een consignatie-overeenkomst door hem, verdachte, op 15 oktober 2002 gesloten
met [naam medeverdachte 3] in diens hoedanigheid van vertegenwoordiger van [D.B.], de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemd(e) hoeveelhe(i)d(en) geld, was/waren of wie voornoemd(e) hoeveelhe(i)d(en) geld, voorhanden had(den), terwijl hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) wist(en) dat voornoemd(e) hoeveelhe(i)d(en) geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 15 oktober 2002 tot en met 5 september 2006, in de gemeente Kerkrade, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van een voorwerp, te weten (een) hoeveelhe(i)d(en) geld (50.000,- Euro), welk(e) hoeveelhe(i)d(en) geld voortvloeide(n) als opbrengst uit/resultaat van een consignatie-overeenkomst door hem, verdachte, op 15 oktober 2002 gesloten met [naam medeverdachte 3] in diens hoedanigheid van vertegenwoordiger van [D.B.], de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemd(e) hoeveelhe(i)d(en) geld, was/waren of wie voornoemd(e) hoeveelhe(i)d(en) geld, voorhanden had(den), terwijl hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) redelijkerwijs moeste(n) vermoeden dat voornoemd(e) hoeveelhe(i)d(en) geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.