3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
Bewezen kan worden dat verdachte [naam slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd.
Uit het dossier blijkt dat het motief van de moord de verbroken relatie met [naam vriendin] is geweest. Zij had op het moment van de moord een relatie met het slachtoffer. Verdachte was, zoals blijkt uit de verklaring van [naam vriendin], door zijn neefje [naam neefje] op de hoogte gebracht van de relatie tussen [naam vriendin] en [naam slachtoffer]. Uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1], [naam getuige 2], [naam getuige 3] en [naam getuige 4] blijkt dat verdachte ruzie had met [naam slachtoffer] over [naam vriendin]. Na een bezoek aan de kermis is verdachte naar de straat gegaan waar [naam slachtoffer] woonde.
Verdachte maakt het zichzelf en de nabestaanden heel lastig met zijn alsmaar wisselende verklaringen. Bij de politie heeft hij heel stellig vastgehouden aan zijn verklaring dat hij na de kermis nog bij een tankstation was geweest. Ter terechtzitting zegt verdachte dat hij er niet is geweest. Bij de politie is verdachte verschillende keren vastgelopen in zijn verklaring over de route die hij zou hebben gereden vanaf de kermis naar de Janssensstraat. Ook over zijn relatie met [naam vriendin], of over wie hij op de kermis gesproken heeft, doet hij heel moeilijk.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat het door hem gebruikte mes ter plekke op een muurtje lag. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij het mes op het moment dat hij naar de Janssensstraat reed in zijn mouw had verstopt.
Verdachte heeft verklaard dat op het moment dat hij in de Janssensstraat reed, [naam slachtoffer] in zijn auto zat en naar hem toeterde. Geen enkele getuige heeft dit toeteren bevestigd. Daarna heeft de verdachte, volgens zijn eigen verklaring, [naam slachtoffer] gegroet door ‘Hoi’ te zeggen. [naam slachtoffer] is daarop de confrontatie met verdachte aangegaan.
[naam getuige 5] en [naam getuige 6] hebben verklaard dat verdachte en [naam slachtoffer] tegenover elkaar stonden, dat ze aan het schelden waren, dat [naam slachtoffer] niets deed, dat ze zagen dat verdachte een stekende beweging richting [naam slachtoffer] maakte, dat [naam slachtoffer] wegrende, dat verdachte achter [naam slachtoffer] aanrende, dat er dan nog een confrontatie tussen beiden plaatsvindt en dat [naam slachtoffer] vervolgens naar het huis van de familie [naam familie] rent.
Op de kermis heeft verdachte al gezegd dat hij [naam slachtoffer] ging neersteken. Verdachte heeft bewust gestoken. Het hele lemmet van het mes is in het lichaam van [naam slachtoffer] gestoken, als gevolg waarvan [naam slachtoffer] is overleden.
Het beroep van verdachte dat hij heeft gestoken uit noodweer gaat niet op. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij het mes bij zich had omdat hij bang was en dat hij uit angst heeft gestoken omdat het slachtoffer hem tegen een muurtje aanduwde en hem wilde slaan is het niet aannemelijk dat het slachtoffer dit heeft gedaan. De getuigen [naam getuige 5] en [naam getuige 6] zouden hier zeker over verklaard hebben. Gelet op de hoogte van het muurtje ter plekke zou verdachte, indien hij door [naam slachtoffer] tegen dat muurtje zou zijn geduwd, over het muurtje heen zijn gevallen. Verdachte en [naam slachtoffer] stonden tegenover elkaar. De ruimte tussen de auto en het muurtje bedroeg 1,35 m. Wanneer verdachte bang was voor [naam slachtoffer] had hij weg kunnen rennen. Indien hij door [naam slachtoffer] geduwd en/of geslagen zou zijn, had hij kunnen terugduwen of -slaan. Dit heeft hij niet gedaan.
Mocht de rechtbank willen uitgaan van het feit dat [naam slachtoffer] verdachte heeft willen slaan dan nog is het zo dat verdachte dit handelen heeft geprovoceerd. Verdachte is doelbewust op het slachtoffer afgegaan. Verdachte had kunnen weten dat het tot een uitbarsting in de vorm van een gevecht had kunnen komen, aldus de officier van justitie.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Het subsidiair telastgelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen en verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens noodweer dan wel noodweerexces.
De verhorende rechercheurs en verdachte konden duidelijk niet met elkaar overweg. De verbalisanten kwamen kennelijk alleen verder met verdachte als hij verklaarde wat zij wilden horen. Aan de verklaringen van verdachte bij de politie moet om deze reden dan ook weinig waarde worden gehecht. Meer waarde komt toe aan hetgeen verdachte tegen de telefonist heeft gezegd toen hij 112 belde en aan hetgeen verdachte over het tenlastgelegde heeft verklaard bij de psycholoog en psychiater. Ter zitting is verdachte bij deze verklaring gebleven.
Verdachte werd al geruime tijd bedreigd door [naam slachtoffer]. Verdachte heeft zijn vader verteld dat [naam slachtoffer] de auto van zijn vader stuk had gereden. [naam slachtoffer] had hem expliciet gevraagd dit niet tegen zijn vader te vertellen. Vanaf het moment dat zijn vader [naam slachtoffer] hiermee had geconfronteerd en een schadevergoeding van hem eiste, zijn de bedreigingen door [naam slachtoffer] richting verdachte begonnen. Het was verdachte bovendien bekend dat [naam slachtoffer] geen lieverdje was. Verdachte was zo bang voor [naam slachtoffer] dat hij het niet eens met zijn vader durfde te bespreken. De bedreigingen door [naam slachtoffer] namen de laatste paar dagen voor 5 augustus 2008 toe. De verklaring van verdachte dat hij door [naam slachtoffer] werd bedreigd, wordt ondersteund door de verklaringen van getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 4].
In verband met de bedreigingen heeft verdachte zich kort voor 5 augustus 2008 voorzien van een mes. Nadat verdachte die dag op de kermis was geweest, fietste hij naar huis toen hij plotseling een auto hoorde toeteren. Het was [naam slachtoffer] die verdachte toeriep: ‘Wat fiets je door mijn straat?’ Verdachte vroeg [naam slachtoffer] waarom deze niet normaal tegen hem deed. [naam slachtoffer] wilde niet praten. Verdachte rook dat hij gedronken had en merkte dat hij opvliegend was. [naam slachtoffer] duwde verdachte en sloeg hem in het gezicht. Verdachte werd bang, pakte zijn mes en hield het voor zich. [naam slachtoffer] kwam opnieuw op verdachte af en wilde verdachte slaan. Verdachte heeft [naam slachtoffer] vervolgens met het mes gestoken.
De ooggetuigen [naam getuige 5], [naam getuige 6] en [naam getuige 7] hebben een groot deel van wat zich tussen [naam slachtoffer] en verdachte heeft afgespeeld niet gezien. Uit hun verklaringen blijkt dat de ruzie al enige tijd aan de gang was voor zij hun waarnemingen deden.
Het betreft hier voorts drie wel heel jonge getuigen. Veel van wat de getuigen zeggen goed gezien te hebben, moet bovendien niet goed te zien zijn geweest. De getuigen hadden geen vrij zicht. Ze hebben dus niet kunnen zien of verdachte reden had zich te verdedigen tegen [naam slachtoffer]. Tot slot heeft de raadsman opgemerkt dat de ooggetuigen gezamenlijk op één adres zijn opgevangen voordat zij door de politie zijn gehoord, zodat niet duidelijk is of zij alle drie iets gezien hebben of dat één van hen iets gezien heeft en dit vervolgens met de anderen heeft gedeeld.
Op grond van de verklaring van verdachte moet worden geoordeeld dat verdachte heeft gehandeld ter verdediging en dat dit onder de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd dan wel verontschuldigbaar was. De verklaring van verdachte kan op grond van de stukken niet worden weerlegd, zodat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat verdachte [naam slachtoffer] op dinsdag 5 augustus 2008 omstreeks 18:45 uur in de Janssensstraat te Geleen op het trottoir voor diens woning met een (keuken)mes in de borst heeft gestoken . Uit het pathologisch rapport blijkt dat het steekkanaal 12,5 centimeter diep was met klieving van de rechterlong en het eerste deel van de grote lichaamsslagader en dat [naam slachtoffer] als gevolg van het door de messteek opgelopen letsel is overleden . Het lemmet van het mes was 12 cm lang .
Op grond van de verklaring van verdachte en de verklaring van getuige [naam getuige 8] staat voorts vast dat [naam slachtoffer] in zijn auto zat toen verdachte en [naam slachtoffer] elkaar troffen. De auto van [naam slachtoffer] stond voor diens woning half op de stoep geparkeerd met de voorkant in de richting van de Lindersstraat . Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij van de kermis kwam en dat hij het mes op de kermis al bij zich had. Ook getuige [naam getuige 2] heeft dit verklaard.
Verdachte heeft staand op het trottoir voor de woning van [naam slachtoffer] met [naam slachtoffer] gesproken door het open raam van het bestuurdersportier . [naam slachtoffer] is uitgestapt en beiden hebben tussen de geparkeerde auto van [naam slachtoffer] en de tuinafscheiding van diens woning gestaan. Daar heeft verdachte [naam slachtoffer] vervolgens gestoken .
Op grond van de verklaring van verdachte en de getuigen [naam getu[ige 5] en [naam getuige 6] staat vast dat [naam slachtoffer] hierna is weggerend. [naam slachtoffer] is uiteindelijk naar de voordeur van de woning van de familie [naam familie] gerend. De familie [naam familie] woont op de hoek van de Janssensstraat met de Lindersstraat, twee huizen naast de woning waar [naam slachtoffer] woonde. Verdachte is achter [naam slachtoffer] aangerend tot in de voortuin van de familie [naam familie]. Buurman [naam buurman] heeft verdachte gezegd dat hij weg moest gaan en het mes moest laten vallen. Verdachte heeft het mes in een plantenbak naast het tuinpad van de familie [naam familie] gegooid en is via de Lindersstraat weggerend naar de woning van zijn vader in de [naam straat] . Hier heeft verdachte 112 gebeld en zichzelf aangegeven.
Vast staat voorts dat [naam slachtoffer] het weekeinde voorafgaande aan het tenlastgelegde een relatie heeft gekregen met [naam vriendin] . [naam vriendin] is de ex van verdachte. Hun relatie is datzelfde weekeinde beëindigd .
Verdachte heeft verschillende verklaringen afgelegd omtrent aanleiding en toedracht van de steekpartij. Uiteindelijk heeft verdachte bij de gedragsdeskundigen en ter zitting verklaard dat het zo is gegaan als hiervoor weergegeven onder 3.2. Hij heeft aangegeven dat hij erg bang was en met afgewend gezicht heeft toegestoken toen [naam slachtoffer] opnieuw op hem afkwam .
Getuige [naam getuige 9] en diens kinderen [naam getuige 6] en [naam getuige 5] hebben verklaard dat verdachte en [naam slachtoffer] ruzie hebben staan maken op de stoep voor de woning van [naam slachtoffer]. Over de ruzie hebben zij het volgende verklaard.
Getuige [naam getuige 9] heeft verklaard dat hij in de woonkamer buiten op straat schreeuwen hoorde. Hij hoorde aan het schreeuwen dat het een ruzie betrof. Hij hoorde twee verschillende stemmen, waaronder die van zijn buurman [naam slachtoffer]. Op het moment dat hij [naam slachtoffer] hoorde roepen ‘Bel de politie, bel de politie’ is hij richting de voordeur gelopen. Hij zag [naam slachtoffer] toen al in zijn voortuin lopen. Hij heeft hem opgevangen in de deuropening. In zijn voortuin stond op dat moment een jongeman met een mes in zijn hand .
Getuige [naam getuige 6] heeft op 5 augustus 2008 bij de politie verklaard dat hij plotseling een hoop geschreeuw hoorde waarna hij naar de geopende voordeur is gelopen. Zijn zusje en zijn vriend stonden in de deuropening. Hij zag in de Janssensstraat een jongen en [naam slachtoffer] staan en zag dat de jongen een steekbeweging maakte in de richting van de borst van [naam slachtoffer]. Vervolgens zag hij dat [naam slachtoffer] op hen afliep. [naam slachtoffer] riep: ‘Bel de politie’. Hij zag dat [naam slachtoffer] in de richting van hun voordeur liep. Hij hoorde de jongen roepen: ‘Kom hier, dan steek ik je nog een keer.’ [naam slachtoffer] riep tegen de jongen: ‘Blijf uit mijn buurt.’
[naam getuige 6] is op 26 maart 2009 bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft daar aangegeven dat hij niet meer precies weet hoe de jongen gestoken heeft. Hij zag dat [naam slachtoffer] wegrende in de richting van het paadje aan de overkant van de weg. Hij dacht dat die jongen [naam slachtoffer] nog een keer wilde steken. [naam slachtoffer] rende toen hun richting op en die jongen kwam achter hem aan. [naam slachtoffer] riep dat ze de politie moesten bellen. Zijn vader heeft die jongen toen weggejaagd. Hij had de indruk dat de ruzie van twee kanten kwam. Geconfronteerd met zijn verklaring bij de politie dat hij de jongen hoorde roepen: ‘Kom hier dan steek ik je nog een keer’, geeft hij aan dat hij zich dit, nu hem dit zo wordt gevraagd, weer kan herinneren, maar dat hij niet meer weet wanneer dat precies gezegd werd.
De jongen kon, als hij dat wilde, gewoon weglopen. Hij heeft niet gezien dat [naam slachtoffer] en die jongen lichamelijk geweld hebben gebruikt, behalve dat er één keer gestoken werd. [naam slachtoffer] rende daarna meteen weg .
Getuige [naam getuige 5] heeft op 5 augustus 2008 bij de politie verklaard dat zij buiten een hoop geschreeuw hoorde. Ze zag een jongen en een meneer ruzie maken. Ze hoorde dat die meneer zei: ‘Wat heb ik fout gedaan. Doe normaal.’ Ze zag van achteren die jongen een steekbeweging maken naar de buik van die meneer. Ze hoorde de jongen zeggen: ‘Kom hier ik steek je kapot’. Die meneer rende weg om 2 auto’s heen. Hij riep: ‘Help, help, bel de politie.’ Hij rende naar de voordeur. Hij viel recht vooruit bij hen in de gang. Die meneer heet [naam slachtoffer].
Ze zag die jongen op de rug. Ze zag [naam slachtoffer] van de voorkant. Ze kon zijn gezicht en trui zien. Ze waren allebei aan het schreeuwen. Opeens deed die jongen zo, waarbij ze voordoet wat zij de jongen heeft zien doen. Verbalisant vraagt haar dan of hij het goed begrijpt dat verdachte een onderhandse steekbeweging maakte en met de andere hand tegen [naam slachtoffer] duwde terwijl hij die stekende beweging maakte. Ja zegt ze daarop. Die jongen duwde [naam slachtoffer] tegen zijn schouder. [naam slachtoffer] rende weg. Ze zag dat die jongen [naam slachtoffer] eerst achterna rende en opeens stopte.
De dag erna heeft zij bij de politie een gelijkluidende verklaring afgelegd. Op de vraag of ze heeft gezien of [naam slachtoffer] de jongen probeerde te slaan, heeft ze verklaard: ‘Nee, [naam slachtoffer] deed helemaal niets.’ Ze verklaarde voorts dat die jongen ‘Kom hier of ik steek je kapot’ riep, toen [naam slachtoffer] wegrende.
Getuige [naam getuige 5] is ook nog op 26 maart 2009 bij de rechter-commissaris gehoord.
De raadsman heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam getuige 6] en [naam getuige 5] in twijfel getrokken. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid en de bruikbaarheid voor het bewijs te twijfelen. De leeftijd van de getuigen, destijds respectievelijk 13 en 12 jaar, geeft geen aanleiding te oordelen dat zij geen betrouwbare weergave kunnen geven van wat zij hebben waargenomen.
De kinderen zijn voorts dezelfde dag nog gehoord door de politie, [naam getuige 6] om 21:00 uur en [naam getuige 5] om 20:15 uur. [naam getuige 5] is ook de dag erna gehoord. Deze verklaring is uitgebreider maar gelijkluidend aan haar verklaring van de avond daarvoor. Ook hun verklaringen bij de rechter-commissaris komen overeen met hun eerder afgelegde verklaringen. De bevindingen van het technisch onderzoek geven de rechtbank voorts geen aanleiding te vermoeden dat de getuigen niet hebben kunnen zien wat zij zeggen gezien te hebben. Er is onderzoek gedaan naar het zicht vanaf de voordeur van de familie [naam familie]. Verbalisanten hebben gerelateerd dat van daaruit nagenoeg de gehele Janssensstraat kan worden overzien, inclusief de plaats delict . De rechtbank merkt daarbij op dat op de foto’s duidelijk te zien is dat het vanaf de stoep oploopt richting de voordeur van de familie [naam familie]. Tot slot geeft ook de inhoud van de verklaringen van de [naam familie] de rechtbank geen aanleiding om te vermoeden dat zij niet verklaren uit eigen wetenschap of dat wat zij verklaren niet echt is gebeurd.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van de kinderen [naam] niet stroken met de door verdachte gestelde toedracht van het tenlastegelegde. Zij hebben [naam slachtoffer] fysiek niets zien doen in de richting van verdachte en beiden verklaren, hetgeen ook door de getuige [naam getuige9 wordt bevestigd, dat het een ruzie was en dat het derhalve niet zo was dat alleen [naam slachtoffer] tekeer ging tegen verdachte. [naam getuige 5] heeft verdachte gericht zien toesteken waarbij hij met de ene hand stak en de andere hand duwde tegen het lichaam van [naam slachtoffer]. De diepte van het steekkanaal afgezet tegen de lengte van het lemmet ondersteunt de verklaring van de getuigen. Geen van de getuigen beschrijft dat verdachte zijn hoofd afwendde.
De rechtbank is voorts, anders dan de raadsman, van oordeel dat de ruzie tussen verdachte en [naam slachtoffer] niet heel veel langer kan hebben geduurd dan door de getuigen waargenomen. Immers, blijkens de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [naam slachtoffer] heeft [naam slachtoffer] om 18:41 uur nog een telefoongesprek van 80 seconden gevoerd met zijn zus , terwijl om 18:46 uur de melding bij 112 is binnengekomen dat [naam slachtoffer] was neergestoken . Voorts hebben de getuigen [naam getuige 5] en [naam getuige 6] verklaard dat zij kort voor de ruzie tussen verdachte en [naam slachtoffer] vanuit de tuin van [naam slachtoffer] geschreeuw van [naam slachtoffer] hebben gehoord en geluid van vallend ijzer en blijkt uit hun verklaringen dat zij vrijwel direct zijn gaan kijken toen zij geschreeuw voor de woning hoorden . De rechtbank stelt tot slot vast dat geen van de ge¬hoorde personen die zich rond het tijdstip van de steekpartij in de Janssensstraat bevonden (dit betreft naast eerder genoemde getuigen, de getuigen [naam getuige 7], [naam getuige 10] en [naam getuige 8]), verklaard heeft getoeter te hebben gehoord. Gelet op het hiervoor overwogene moet worden geconcludeerd dat de verklaring van verdachte over de toedracht van het tenlastegelegde niet klopt en terzijde moet worden geschoven.
Ten aanzien van de achtergrond van de ruzie heeft verdachte gesteld dat hij heel bang voor [naam slachtoffer] was omdat deze hem al geruime tijd bedreigde. Voor deze stelling is geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier. De rechtbank vindt geen steun in de verklaringen van [naam getuige 2] en [naam getuige 4] dat [naam slachtoffer] verdachte zou hebben bedreigd. Dat [naam slachtoffer] verdachte heeft gebeld wordt niet bevestigd door het onderzoek naar de historische verkeersgegevens van het nummer van [naam slachtoffer]. Verdachte heeft zelf ook ontkend dat [naam slachtoffer] hem heeft bedreigd tijdens een telefoongesprek .
Ten aanzien van het motief van ruzie acht de rechtbank de uitlatingen van verdachte tegen¬over de verbalisanten die hem direct na het gebeuren hebben overgebracht naar het bureau van groot belang, namelijk dat het ging om een ex die had gekozen voor de man die hij had neergestoken . Dat het verdachte in relatie tot [naam slachtoffer] om [naam vriendin] te doen was, blijkt voorts uit de verklaringen van de getuigen [naam getuige 2], [naam getuige 3] en [naam getuige 4] . Zowel op 4 als op 5 augustus 2008 heeft verdachte op de kermis verteld dat hij ruzie had met [naam slachtoffer] en dat dat was om [naam vriendin].
[naam vriendin] heeft verklaard dat verdachte wist dat zij een relatie had met [naam slachtoffer] . Ook [naam getuige 2] heeft verklaard dat verdachte wist dat [naam vriendin] iets met [naam slachtoffer] had . [naam getuige 3] die verdachte 5 augustus 2008 op de kermis heeft gezien heeft verklaard dat verdachte op de kermis vertelde dat hij ruzie had met ene [naam slachtoffer] en als hij die [naam slachtoffer] zou tegenkomen, zou hij hem neerslaan. Die ruzie zou gaan om [naam vriendin] .
Verdachte heeft verklaard dat hij op weg was naar hun woning aan de Brounsstraat. Het ligt niet direct voor de hand om vanaf de kermis aan de Bloemenmarkt via de Janssenstraat naar de Brounsstraat te fietsen. Verdachte is daarom meermalen ondervraagd over de door hem gereden route. Verdachte heeft daar verschillende verklaringen over afgelegd.
Verdachte heeft ook niet goed kunnen uitleggen waarom hij besloot naar de Brounsstraat te gaan. De woning aan de Brounsstraat werd opgeknapt. Verdachte verbleef bij zijn stiefmoeder aan de[adres stiefmoeder]. Volgens eigen verklaring zou daar om 19:00 uur gezamenlijk gegeten worden .
Getuigen [naam getuige 2] en [naam getuige 3] hebben verklaard dat zij die dag samen met verdachte omstreeks 18:15 uur van de kermis vertrokken en dat verdachte een stuk met hen is meegelopen. Toen zij op de Portonnekuilstraat linksaf de Berkenlaan inliepen, is verdachte rechtdoor gefietst. Getuige [naam getuige 1] heeft verklaard dat verdachte hem inhaalde op de Portonnekuilstraat en dat hij heeft gezien dat verdachte rechtdoor de Napoleonbaan overstak. De Brounsstraat is vervolgens de eerste straat links en de Janssensstraat de tweede.
De rechtbank acht op grond van de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1], [naam getuige 2] en [naam getuige 3] bewezen dat verdachte vanaf de kermis rechtstreeks naar de Janssensstraat is gereden en acht de verklaring van verdachte dat hij op weg was naar de Brounsstraat niet ge¬loofwaardig.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen bewezen dat verdachte met medeneming van een mes vanaf de kermis naar de woning van [naam slachtoffer] aan de Janssensstraat is gegaan. Verdachte is boos op [naam slachtoffer] in verband met [naam vriendin]. Verdachte treft [naam slachtoffer] voor diens woning in zijn auto en gaat de confrontatie met hem aan.
Het dossier bevat geen aanknopingspunten om aan te nemen dat [naam slachtoffer] daarop richting ver¬dachte met fysiek geweld heeft gereageerd. Het schreeuwen van [naam slachtoffer] kan in dezen, alleen al gezien het feit dat ook verdachte zich op dit punt niet onbetuigd heeft gelaten, niet gelden als een wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden is. Vervolgens heeft verdachte [naam slachtoffer] met opzet in de borst gestoken. Dat voorafgaand aan het steken of op het moment van steken door verdachte, sprake was van een noodweersituatie is op grond van het dossier niet aannemelijk. Verdachte kan derhalve geen geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces doen.