ECLI:NL:RBMAA:2009:BI1394

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
17 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703009-05
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van documenten en oplichting in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die in Duitsland was vervolgd voor verschillende strafbare feiten. De verdachte was ervan overtuigd dat hij niet meer in Nederland vervolgd zou worden, mede door twee Duitse brieven van 18 november 2007 en 16 april 2008. De rechtbank heeft echter overwogen dat het politieonderzoek in Nederland was gestart op 30 oktober 2007, en dat er geen overdracht van processtukken naar Duitsland had plaatsgevonden. Hierdoor konden de Duitse mededelingen niet leiden tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.

De verdachte werd beschuldigd van oplichting, het in bezit hebben van een vervalst reisdocument, valsheid in geschrift en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende momenten in 2004 en 2005 in Duitsland handelingen heeft verricht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen. Dit omvatte het aannemen van een valse naam en het tonen van vervalste documenten om een auto te huren en in bezit te krijgen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen van de aanklacht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met een voorwaardelijke straf en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De uitspraak benadrukt de ernst van vervalsing en oplichting, en de gevolgen daarvan voor de rechtsorde.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/703009-05
Datum uitspraak: 17 februari 2009
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 september 2008 en 17 februari 2009 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],
wonende te [adres verdachte],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst, Op de Geer 1 te Sittard.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 29 december 2004, althans in of omstreeks de periode van 20 tot en met 31 december 2004, te Keulen, in elk geval in de Bondsrepubliek Duitsland, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, ((een) medewerker(s) van) (auto)bedrijf [naam bedrijf], in elk geval een ander of anderen heeft bewogen tot de afgifte van een
auto (BMW, zwart, 525 diesel, kenteken [nummer kenteken]), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde [naam slachtoffer] en/of een paspoort op naam van [naam slachtoffer] getoond aan de verhuurder van die auto (als zijnde zijn, verdachtes, paspoort) en/of een leasecontract voor die auto afgesloten op naam van [naam slachtoffer] en ondertekend met de naam [naam slachtoffer] en/of een vals of vervalst loonbriefje getoond en/of overgelegd, waardoor (die medewerker(s) van) dat (auto)bedrijf [naam bedrijf], althans die ander(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op of omstreeks 6 januari 2005 in de gemeente Heerlen in het bezit was van een reisdocument, te weten een Europese identiteitskaart van het Koninkrijk der Nederlanden, op naam van [K.], waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het reisdocument vervalst was, bestaande de vervalsing hieruit dat:
- de in het document aanwezige pasfoto niet op de voorgeschreven wijze bleek te zijn gestanst; de karteling alsmede de cijfers en letters waren handmatig gesneden;
- over het originele op personaliazijde van de identiteitskaart bevestigd laminaat een folie was aangebracht die deels kon worden verwijderd en waarbij de origineel aangebrachte foto was vervangen door een andere foto;
- de valselijk aangebracht folie niet voorzien was van de voorgeschreven retroreflectieve beveiliginskenmerken;
3.
hij op of omstreeks 22 december 2004, althans in of omstreeks de periode van 20 tot en met 31 december 2004, te Keulen, althans in de Bondsrepubliek Duitsland, een zogenaamde "Verbindliche Bestellung" (eines gebrauchten Kraftfahrzeuges) van [naam bedrijf] (geschrift in kopie op p. 78 van het proces-verbaal opgenomen) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op naam van [naam slachtoffer]
dat geschrift (waarin een BMW auto werd besteld) ingevuld en/of ondertekend met [naam slachtoffer], als zijnde hij, verdachte, die [naam slachtoffer], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij op of omstreeks 4 januari 2005 te Düsseldorf, althans in de Bondsrepubliek Duitsland, opzettelijk een auto (Mercedes, ML 270, CDI, zwart, kenteken [nummer kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten doordat hij die auto voor iemand anders had afgehaald, onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 4 januari 2005 te Keulen, althans in de Bondsrepubliek Duitsland met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een) medewerker(s) van autobedrijf [naam bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (Mercedes, ML270, CDI, zwart [nummer kenteken), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of
listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid zich voorgedaan als [naam slachtoffer] en/of onder de naam [naam slachtoffer] een huurcontract heeft afgesloten en/of daarbij een rijbewijs op naam van [naam slachtoffer] heeft getoond als zijnde zijn, verdachte, rijbewijs, waardoor (die medewerker(s) van) dat autobedrijf werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op of omstreeks 6 januari 2005 in de gemeente Heerlen, in elk geval in Nederland, een paspoort op naam van [naam slachtoffer] en/of een rijbewijs op naam van [naam slachtoffer] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat paspoort en/of dat rijbewijs wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
Verdachte heeft aangegeven dat hij tijdens de processen in Duitsland had begrepen dat hij voor de BMW en de Mercedes (feiten 1, 3 en 4) verder niet meer zou worden vervolgd. De verdediging heeft ter adstructie van deze stelling een tweetal brieven overgelegd, te weten een brief van de Staatsanwaltschaft Aachen van 28 november 2007 en een brief van de Staatsanwaltschaft Düsseldorf van 16 april 2008.
De rechtbank heeft naar aanleiding hiervan ambtshalve de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging onderzocht. De rechtbank overweegt het volgende.
Het politieonderzoek naar de ten laste gelegde feiten heeft in Nederland plaatsgevonden met het inbrengen van stukken uit Duitsland. Het onderzoek ter terechtzitting heeft een aanvang genomen op 30 oktober 2007.
Uit de inhoud van de processtukken is gebleken dat er geen overdracht naar Duitsland heeft plaatsgehad van de verdachte ten laste gelegde feiten en dat deze feiten niet zijn meegenomen in de procedure die geleid heeft tot de veroordeling van verdachte in Duitsland, zodat onder die omstandigheden de door de Duitse autoriteiten nadien gedane mededelingen niet kunnen leiden tot de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging.
De vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat de verdachte de in de tenlastelegging bedoelde auto op enig moment anders dan door misdrijf onder zich heeft gehad.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 tot en met 31 december 2004, te Keulen (Bondsrepubliek Duitsland), met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid een medewerker van (auto)bedrijf [naam bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van een
auto (BMW, zwart, 525 diesel, kenteken [nummer kenteken]), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde [naam slachtoffer] en een paspoort op naam van [naam slachtoffer] getoond aan de verhuurder van die auto (als zijnde zijn, verdachtes, paspoort) en een leasecontract voor die auto afgesloten op naam van [naam slachtoffer] en ondertekend met de naam [naam slachtoffer] en een vervalst loonbriefje getoond en overgelegd, waardoor die medewerker van dat (auto)bedrijf [naam bedrijf], werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op 6 januari 2005 in de gemeente Heerlen in het bezit was van een reisdocument, te weten een Europese identiteitskaart van het Koninkrijk der Nederlanden, op naam van [K.], waarvan hij wist dat het reisdocument vervalst was, bestaande de vervalsing hieruit dat:
- de in het document aanwezige pasfoto niet op de voorgeschreven wijze bleek te zijn gestanst; de karteling alsmede de cijfers en letters waren handmatig gesneden;
- over het originele op personaliazijde van de identiteitskaart bevestigd laminaat een folie was aangebracht die deels kon worden verwijderd en waarbij de origineel aangebrachte foto was vervangen door een andere foto;
- de valselijk aangebracht folie niet voorzien was van de voorgeschreven retroreflectieve beveiliginskenmerken;
3.
hij op 22 december 2004 te Keulen (Bondsrepubliek Duitsland), een zogenaamde "Verbindliche Bestellung" (eines gebrauchten Kraftfahrzeuges) van [naam bedrijf] (geschrift in kopie op p. 78 van het proces-verbaal opgenomen) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid op naam van [naam slachtoffer]dat geschrift (waarin een BMW auto werd besteld) ingevuld en ondertekend met [naam slachtoffer], als zijnde hij, verdachte, die [naam slachtoffer], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4 subsidiair.
hij op of omstreeks 4 januari 2005 in de Bondsrepubliek Duitsland met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, een medewerker van autobedrijf [naam bedrijf] heeft bewogen tot de afgifte van een auto (Mercedes, ML 270, CDI, zwart, kenteken [nummer kenteken]), hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als [naam slachtoffer] en onder de naam [naam slachtoffer] een huurcontract heeft afgesloten en daarbij een rijbewijs op naam van [naam slachtoffer] heeft getoond als zijnde zijn, verdachte, rijbewijs, waardoor die medewerker van dat autobedrijf werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij op 6 januari 2005 in de gemeente Heerlen, een paspoort op naam van [naam slachtoffer] en een rijbewijs op naam van [naam slachtoffer] voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat paspoort en dat rijbewijs wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 3, 4 subsidiair en 5 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
feit 1:
oplichting;
feit 2:
in het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vervalst is;
feit 3:
valsheid in geschrift;
feit 4 subsidiair:
oplichting;
feit 5:
opzetheling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf als door de officier van justitie is gevorderd.
Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straf het volgende.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat het bij de bewezen verklaarde feiten gaat om relatief oude feiten. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak, met name de tijd die verstreken is na de terechtzitting van 12 september 2008 tot aan de terechtzitting van 17 februari 2009 en de omstandigheid dat het tijdsverloop tot gevolg heeft gehad dat verdachte in een voor hem ongunstiger detentieregime heeft moeten verblijven.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte:
- bij arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, d.d. 5 augustus 2005 (parketnummer -),
- bij vonnis van de politierechter te Maastricht, d.d. 22 januari 2007 (parketnummer -),
- bij vonnis van de kantonrechter te Heerlen, d.d. 10 september 2007 (parketnummer -),
- bij vonnis van de kantonrechter te Heerlen, d.d. 22 oktober 2007 (parketnummer -),
is veroordeeld tot straf en nu opnieuw is schuldig verklaard aan strafbare feiten die vóór genoemde data zijn gepleegd.
De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, welke voorwerpen aan verdachte toebehoren, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen betreft met betrekking tot welke het onder 1 en 4 subsidiair bewezen verklaarde is begaan.
De rechtbank heeft bij deze beslissing rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De toepasselijke wettelijke bepalingen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 63, 225, 231, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 3, 4 subsidiair en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;
- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van ZES maanden;
- beveelt dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten:
• nr. 2: diverse rekeningen/loonstrookjes;
• nr. 3: een huurovereenkomst Mercedes;
- gelast de teruggave aan de Burgemeester van de gemeente Maastricht van het inbeslaggenomene, te weten:
nr. 1: een paspoort, [nummer paspoort];
- gelast de teruggave aan de Burgemeester van de gemeente Apeldoorn van het inbeslaggenomene, te weten:
nr. 5: een vals rijbewijs, kleur rose, ten name van [naam slachtoffer].
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. C. Wapenaar, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en
mr. A.M.A. Eijck, rechters, in tegenwoordigheid van L.A.J.W. Schoutese, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank op 17 februari 2009.