RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
zaakno: 287617 CV EXPL 08-2168
typ: YT
coll:
[eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] , wonende te [adres 1] ,
eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie, nader te noemen: [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] ,
gemachtigde: mr. J. de Wit,
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] , wonende te [adres 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie, nader te noemen: [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ,
gemachtigde: mr. V.E.J. Noelmans.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Naar aanleiding van het vonnis van 28 mei 2008 heeft op 26 juni 2008 een descente met een comparitie van partijen plaatsgevonden welke vervolgens op 12 november 2008 is voortgezet in aanwezigheid van een boom-deskundige. Van de gerechtelijke plaatsopnemingen zijn processen-verbaal opgemaakt. Aan het proces-verbaal van 12 november 2008 is het deskundigenrapport gehecht.
Partijen hebben daarna ieder nog een akte genomen waarna de zaak naar de rol is verwezen voor vonnis waar-van de uitspraak is gesteld op heden.
HET GESCHIL IN CONVENTIE EN VOORWAARDELIJKE RECONVENTIE:
[eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] heeft bij dagvaarding gesteld dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] haar buurman is en dat hun panden tegenover elkaar gelegen zijn aan respectievelijk de [adres 1] en [adres 2] te Landgraaf, met dien verstande dat de zijkant van het perceel van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] direct grenst aan de voorzijde van het perceel van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] .
Door de zich op het perceel van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] bevindende haag met een hoogte van 1,50 meter, de bamboe, de omvang van de grote conifeer en de aanwezigheid van de hoge fruitbomen wordt de woning van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] nagenoeg vol-ledig vanaf de straatzijde aan het zicht onttrokken hetgeen bij [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] een onveilig gevoel oplevert. Daarnaast ondervindt [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] door de aanwezige beplanting binnen de verboden zone reeds lange tijd ernstige onrechtma-tige hinder in de vorm van verlies van lichtinval. In dat kader heeft zij [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] meerdere malen mondeling ver-zocht om de bomen en de bamboe te verwijderen en de beplanting terug te snoeien tot een meter hoog. Nu [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] haar telefonisch heeft bevestigd dat hij daartoe niet wenst over te gaan terwijl hij op grond van het bepaalde in artikelen 5:37, 5:42 en 5:44 BW daartoe gehouden is, ziet [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] zich, gelet op de aard, de ernst en de duur van de hinder, genoodzaakt om [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] in rechte te betrekken.
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd stellende ondermeer dat geen sprake is van onrechtmatige hinder, dat de bamboe is verwijderd, dat de fruitbomen en de haag zich niet in de verboden zone bevinden en dat de vordering van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] ten aanzien van de conifeer is verjaard nu [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] nimmer enige stuitinghandeling heeft verricht. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] vordert in conventie dat [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] in haar vorderingen niet ontvankelijk wordt verklaard althans dat de vorderingen worden afgewezen. Daarnaast heeft [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] een voorwaardelijke reconventionele vor-dering ingediend voor het geval de kantonrechter de vorderingen van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] zou toewijzen.
Met inachtneming van de conclusie als verwoord in het proces-verbaal van descente en comparitie van partijen van 26 juni 2008, de overige inhoud van de processen-verbaal en de inhoud van de door beide partijen genomen akten oordeelt de kantonrechter dat er tussen partijen enkel nog geschil bestaat over de vraag of de conifeer onrechtmatig hinder veroorzaakt bij [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] en/of de conifeer dient te worden verwijderd of in hoogte terug dient te worden gesnoeid.
Bij de beoordeling van de vraag of hinder onrechtmatig is, dient volgens vaste jurisprudentie te worden gelet op de aard, de ernst, de duur en de omvang van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade, in samenhang bezien met de verdere omstandigheden van het geval.
De kantonrechter merkt hierbij op dat het goed mogelijk is dat [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] de aanwezigheid van de conifeer op het perceel naast het hare als hinderlijk ervaart. Dit, alsmede het onveilige gevoel dat bij [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] wordt veroorzaakt door onttrekking van de woning aan het zicht van de straat, zijn echter subjectieve belevingen die per persoon verschillen, waarbij de kantonrechter overigens best wil aannemen dat [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] het oprecht als hinderlijk en onveilig voelt, en waaraan de kantonrechter ook niets af wil doen. Inherent aan de huidige samenleving alsme-de, in dit geval, inherent aan het naast elkaar wonen in (vrijstaande) huizen met tuinen, terrassen en/of balkons, is echter dat enige hinder kan worden ondervonden van anderen en dat deze hinder tot op zekere hoogte moet worden geduld.
De conifeer van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] dient, gelet op het door partijen gestelde, op de hoogte en de omvang er van en op de inhoud van het deskundigenrapport als boom te worden aangemerkt. Dat een boom licht en zicht wegneemt is een normaal gevolg van de aanwezigheid van een boom ongeacht waar die boom zich bevindt. Dat maakt het houden van een boom nog niet onrechtmatig.
Het ligt op de weg van degene die zich op onrechtmatigheid van de door hem ervaren hinder beroept, om con-creet aan te voeren waaruit die hinder bestaat en waarom die zodanig ernstig is dat deze als maatschappelijk onbetamelijk en daarmee als onrechtmatig heeft te gelden (artikel 5:37 BW in verbinding met artikel 6:162 BW).
Wat betreft de aard, de ernst en de duur van de hinder heeft [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] volstaan met de zeer algemene stelling dat door de aanwezigheid van de conifeer de lichtinval in haar woning is verminderd en dat door de aanwezigheid van de grote hoeveelheid “groen”-waarmee onder meer de conifeer wordt bedoeld- haar woning aan het zicht van het straatbeeld wordt onttrokken.
Tegen het door [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] gestelde met betrekking tot het ontnemen van licht heeft [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] verweer gevoerd stel-lende dat niet de aanwezigheid van de conifeer doch de ligging van de woning van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] ten opzichte van zijn woning - [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] heeft in 1975 haar woning schuin achter zijn woning gebouwd- en de wijze waarop [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] haar huis heeft gebouwd -de woonkamer is op een diepte van 1,50 meter beneden straatniveau gebouwd, boven de woonkamer is inpandig een balkonconstructie gebouwd en de dakconstructie van de woning steekt tamelijk ver over de buitenmuren van de woning heen- voor een beperking van de lichtinval zorgt. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] stelt dat deze omstandigheden voor rekening van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] zelf komen.
Dit gemotiveerde verweer, in samenhang bezien met de erkenning van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] ter comparitie ter plaatse op 26 juni 2008 dat het overhangende balkon licht ontneemt doch niet álle licht, dat zij, indien de conifeer verwijderd zou zijn naar de zijmuur van het pand van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] kijkt, én haar stellingen dat de fruitbomen haar geen licht ont-nemen, de conifeer haar in de winter twee a drie uur per dag zon of licht ontneemt en versmalling van de coni-feer tot een geringer probleem bij haar zou leiden, leidt niet tot de conclusie dat [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] voldoende omstandig-heden heeft gesteld om aannemelijk te maken dat de lichtinval in haar woning ernstig is verminderd door de aanwezigheid van (thans nog) de conifeer. Nu, ondanks het opgemaakte deskundigenrapport, voorts niet aanne-melijk is gemaakt dat het aftoppen van de conifeer tot de dakgoot van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] ’ pand of in de breedte terugsnoeien met 10 á 20 centimeter tot opheffing van de gestelde ernstige hinder leidt, is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is van onrechtmatige hinder die [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] zou kunnen worden aangerekend.
Tegen het door [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] met betrekking tot het ontrekken van de woning aan het zicht gestelde heeft [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] eveneens verweer gevoerd stellende dat [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] dat aan zichzelf heeft te wijten nu de aard van de bouw en de ligging van de woning van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] ten opzichte van zijn woning en andere woningen in de straat sowieso leidt tot afscherming van de woning van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] van de openbare weg. Daarbij komt ook nog dat [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] aan haar zijde van de erfgrens diverse grote struiken heeft geplant welke op sommige plaatsen hoger zijn dan de haag van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] en dat [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] ter hoogte van haar voordeur een muurtje heeft laten plaatsen waarop zich een plantenbak bevindt met daarin planten ter hoogte van 1,40 meter waardoor de voordeur van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] vanaf de straatzijde niet meer zichtbaar is. [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] verwijst hierbij naar de door [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] overgelegde produkties 3 en 8.
Ook dit gemotiveerde verweer, in samenhang bezien met de eigen stelling van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] dat de fruitbomen geen andere noemenswaardige hinder voor haar veroorzaken, leidt tot de conclusie dat [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] ook te dien aanzien onvoldoende omstandigheden heeft gesteld om aannemelijk te maken dat het ontrekken van de woning aan het zicht van de straat (thans nog) door de aanwezigheid van de conifeer komt. In casu is evenmin sprake van on-rechtmatige hinder die [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] zou kunnen worden aangerekend.
Wat betreft de gevorderde verwijdering van de conifeer op grond van het bepaalde in art. 5:42 BW of het terug-snoeien van de conifeer op grond van het bepaalde in artikel 5:44 BW merkt de kantonrechter het navolgende op.
Tussen partijen staat vast dat de litigieuze conifeer, zoals eerder overwogen, als boom dient te worden aange-merkt welke vanaf 1979 binnen twee meter van de erfgrens van partijen op het perceel van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] staat. Op grond van het bepaalde in artikel 5:42 BW is het niet geoorloofd om binnen twee meter van de grenslijn van het naburige erf een boom te hebben behoudens indien de lokale verordening een andere afstand toestaat hetgeen hetgeen in casu niet is gesteld of anderszins is gebleken. Met inachtneming hiervan heeft [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] in beginsel de bevoegdheid opheffing te vorderen van de onrechtmatige toestand zoals die is ontstaan door de aanwezigheid van de conifeer.
De vordering tot opheffing van de onrechtmatige toestand en daarmee tot verwijdering van de conifeer verjaart echter, krachtens het bepaalde in artikel 3:314 BW in samenhang bezien met het bepaalde in artikel 3:306 BW, na verloop van twintig jaren. Ingevolge de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (NJ 1993,152) vangt deze termijn vanaf het moment van planting van de conifeer, in casu vanaf 1979, aan. Op welke dag in het jaar 1979 de conifeer is geplant is, gelet op het navolgende, hier niet meer relevant.
[eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] is ingevolge het bepaalde in het proces-verbaal van descente en comparitie van partijen in de gelegen-heid gesteld om bescheiden over te leggen die verband houden met de al of niet verjaring van de rechtsvordering tot verwijdering van de conifeer. Bij akte heeft
[eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] acht brieven overgelegd waaruit volgens [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] duidelijk blijkt dat het gaat om beplanting die een schaduwwerkend effect op de tuin en woning van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] heeft en dat het logisch is om daaruit op te maken dat niet alleen de voortuin doch ook de zijtuin, direct grenzend aan de voortuin van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] , wordt bedoeld. [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] voert voorts nog aan dat in 1997 specifiek wordt gesproken over “conifeer” en dat er verschillende malen wordt gesproken over “bomen” en begroeiing van meer dan 4 meter hoog waarbij het nadrukkelijk niet over de fruitboompjes gaat.
Met [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] is de kantonrechter van oordeel dat uit de produkties 2, 3, 5, en 6 niet blijkt van enige corresponden-tie aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gericht en dat uit de overige, wel aan [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gerichte correspondentie als bedoeld in produkties 1, 4 en 7 niet ondubbelzinnig valt af te leiden dat
[eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] zich haar recht tot nakoming voorbehoudt of dat [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] is gesommeerd tot verwijdering of terugsnoeien van de litigieuze conifeer. Daarnaast is de kantonrechter het met [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] eens dat de door [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] overgelegde productie 5 onmiskenbaar een reactie is op het schrijven van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] aan [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] van 7 juli 1997 en dat de daarin vermelde coniferen de coniferen van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] zelf zijn. De kantonrechter merkt nog op dat de door [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] aange-haalde jurisprudentie “NJ 1997, 214” verbeterd gelezen zal worden in “NJ 1997, 244” nu hier kennelijk sprake is van een typefout.
Anders dan [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] wil doen voorkomen heeft zij op geen enkele wijze doen blijken van het verrichten van enige stuitingshandeling in de zin van het bepaalde in artikel 3:317 BW waardoor haar recht tot verwijdering van de conifeer is verjaard. Nu dat bewijs enkel middels een schriftelijk stuk kan worden bewerkstelligd, zal de kantonrechter het door [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] aangeboden bewijs middels het doen horen van getuigen, passeren nu dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
Met inachtneming van het vorenoverwogene is de rechtsgrond van onrechtmatige hinder aan de vorderingen komen te ontvallen en is de primair gevorderde verwijdering van de conifeer verjaard. De primaire vorderingen zullen derhalve worden afgewezen. Wat de subsidiaire vorderingen betreft merkt de kantonrechter ten slotte op dat hij deze eveneens zal afwijzen nu deze enerzijds zien op de gestelde onrechtmatige hinder -waarvan geen sprake is- en anderzijds geen veroordeling van gedaagde op grond van het bepaalde in 5:44 BW mogelijk is nu voormeld artikel een van de zeldzame wetsartikelen betreft waarin is voorzien in eigenrichting.
[eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conven-tie.
In voorwaardelijke reconventie:
[gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] heeft voor het geval van toewijzing van de primaire dan wel subsidiaire vorderingen van [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] zijn reconventionele vordering ingesteld. Nu die voorwaarde niet is vervuld, behoeft op de reconventionele vorde-ring niet te worden beslist. De proceskosten worden gecompenseerd.
Veroordeelt [eiseres in conventie, gedaagde in voorwaardelijke reconventie] in de kosten van deze procedure tot aan dit vonnis aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie] gerezen en be-groot op € 375,00 terzake salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
In voorwaardelijke reconventie:
Verstaat dat op de vordering niet behoeft te worden beslist.
Compenseert de kosten van deze procedure in dier voege dat iedere partij de hare draagt.
Aldus gewezen door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting in te-genwoordigheid van Y.A.M. Tilmans, griffier.