ECLI:NL:RBMAA:2009:BI0813

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703009-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot 3 jaar gevangenisstraf wegens stelselmatige oplichting en faillissementsfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 10 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van stelselmatige oplichting en faillissementsfraude. De verdachte, die als feitelijk leidinggevende van de United Deltafonds Group optrad, heeft verschillende personen misleid door hen te laten geloven dat hun geld zou worden geïnvesteerd in rendabele projecten. In werkelijkheid werden de ontvangen gelden gebruikt om de kosten van zijn ondernemingen te dekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door een samenweefsel van verdichtsels de slachtoffers heeft bewogen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen, waaronder €100.000,- van [B.] en [M.], €50.000,- van [Z.], en bedragen van andere slachtoffers zoals [R.], [V.] en [C.]. De verdachte heeft ook gefaald in zijn verplichtingen als bestuurder van een failliete rechtspersoon, wat heeft geleid tot benadeling van schuldeisers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van het voorarrest, en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien zij hun vorderingen alleen bij de curator kunnen indienen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703009-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 april 2009
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte],
geboren te [Geboortegegevens verdachte],
Gedetineerd in de PI Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsman is mr. H.J. Veen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 27 maart 2009, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feiten 1 tot en met 5: verschillende personen heeft opgelicht;
Feiten 6 en 7: faillissementsfraude heeft gepleegd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de feit 1 is zij van mening dat verdachte door gegoochel met termen en titels en het ensceneren van een ontmoeting in Londen bij de potentiële investeerders [B.] en [M.] de indruk heeft gewekt dat hij interessante projecten voor hen heeft. Zij hebben geldbedragen aan verdachte betaald in het vertrouwen dat verdachte deskundig is en de hem toevertrouwde geldbedragen ook in de investeringsprojecten zal stoppen, maar dit vertrouwen wordt beschaamd.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte slim gebruik gemaakt van het zogenaamde Pioneerproject en de grote tijdsdruk waaronder dit project stond. Hij heeft [Z.] bewogen geld aan hem te betalen als investering in dit project. Het ingelegde geld is echter niet naar dit project gegaan maar door verdachte ten eigen bate aangewend.
De oplichting in feit 3 bestaat uit het ten onrechte vragen van een borg onder het voorwendsel dat dit bedrag nodig zou zijn om voor het slachtoffer een hypotheek te verkrijgen. Het geldbedrag is niet gebruikt voor het verkrijgen van een hypotheek maar door verdachte ten eigen bate aangewend.
Ten aanzien van de feiten 4 en 5 is de officier van justitie van mening dat verdachte haarfijn heeft aangevoeld dat hij bij deze slachtoffers met veel complexe informatie een mistgordijn kon optrekken. Hij heeft de slachtoffers in de veronderstelling gebracht dat hij hun geld zou beleggen. [V.] heeft aan verdachte geld afgegeven, al is niet helemaal duidelijk hoeveel. In de zaak van [C.] kan bewezen worden verklaard dat hij een bedrag van € 168500,- bij verdachte heeft ingelegd.
Wel dient verdachte te worden vrijgesproken van de periode dat hij handelde via Interfonds. Van deze periode is te weinig bekend om te kunnen zeggen dat van bedrog sprake is geweest.
Ten aanzien van feit 6 is de officier van justitie van mening dat na het uitspreken van het faillissement van Stichting United Deltafonds Administratiekantoor nog transacties hebben plaatsgevonden, waardoor de schuldeisers en de curator zijn benadeeld. Verdachte was degene die deze handelingen uitvoerde, dan wel degene aan wie ze moeten worden toegerekend. Daarmee is verdachte pleger van dit feit. Er dient vrijspraak te volgen van de onttrekking van de computers en de camera´s, nu hiervoor onvoldoende bewijs voorhanden is.
Ten aanzien van feit 7 brengt de officier van justitie naar voren dat verdachte in zijn persoonlijk faillissement inkomsten voor de curator heeft verzwegen en een geldbedrag uit de boedel heeft onttrokken waardoor de schuldeisers zijn benadeeld.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit. Zakelijk weergegeven komt zijn betoog neer op de stelling dat, wat er ook moge zijn van de handelingen van verdachte, niet aangetoond kan worden dat verdachte heeft beoogd zichzelf te bevoordelen. De ontvangen gelden zijn ook niet aan verdachte besteed.
Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman gesteld dat het bewezen kan worden, met de kanttekening dat verdachte niet de enige is die moet worden aangekeken. Medebestuurder [AC.] heeft bijvoorbeeld uit eigen belang gehandeld bij het overboeken van € 25.000,- naar [VdH.].
Ten aanzien van feit 7 kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat het bedrag dat aan de boedel onttrokken is € 79.243,- bedraagt. Voor het overige kan het feit wel worden bewezen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Aangevers1 [B.], directeur van Avida International BV, en [M.] hebben verklaard dat [B.] verdachte in april 2006 heeft leren kennen als directeur/eigenaar van het bedrijf United Deltafonds Group, gevestigd op Maastricht Airport. Verdachte heeft aangegeven interessante investeringsmogelijkheden te hebben.
[B.] en [M.] zijn investeringsovereenkomsten aangegaan met United Deltafonds Group. [B.]/Avida International hebben een overeenkomst gesloten voor een bedrag van € 25.000,-. [M.] heeft ook een overeenkomst gesloten voor een bedrag van € 25.000,- en later heeft hij nog eens € 50.000,-- betaald. De overeenkomsten zijn getekend op 5 mei 2006 te Maastricht.
[B.] en [M.] hebben verklaard dat de overeenkomsten noch door United Deltafonds Group noch door verdachte zijn nagekomen. Verdachte heeft nooit enig bedrag teruggestort.
[B.] heeft aanvullend2 verklaard:
- dat [B.] met [M.] had afgesproken dat [M.] €25.000,- van [B.] zou krijgen, zodat ze beide 50.000,- zouden hebben geïnvesteerd;
- dat de naam United Deltafonds Group staat vermeld in de mails die door verdachte aan hem zijn verzonden alsmede in een publicatie op het internet;
- dat verdachte hem heeft verteld dat United Deltafonds Group nevenvestigingen heeft op Schiphol, in Londen en in Boedapest;
- dat hij in de veronderstelling leefde zaken te hebben gedaan met United Deltafonds Group;
- dat verdachte had verteld het geld maar vijf dagen nodig te hebben en dat de mensen die het geld nodig hadden bereid waren een rente van 7% te betalen;
- dat mondeling was afgesproken dat de vijf dagen zouden ingaan op het moment dat het geld zou zijn gestort;
- dat [B.] niet wist dat het rekeningnummer dat in de overeenkomst stond vermeld behoorde bij Stichting United Deltafonds Administratiekantoor in plaats van de partij waarmee hij de overeenkomst dacht aan te gaan;
- dat [B.] samen met [M.] op een gegeven moment naar Londen is gereisd, alwaar zij de volgende dag in het Londens kantoor van United Deltafonds Group een aantal ondernemers zouden ontmoeten in wiens bedrijven zij zouden kunnen investeren;
- dat er de volgende ochtend volgens verdachte te veel files waren om naar het kantoor te rijden en er in het hotel vergaderd is;
- dat zowel [B.] als [M.] een goed gevoel hadden bij de ondernemers die zij tijdens de vergadering in het hotel hadden ontmoet. Zij hadden de indruk dat dit hard werkende mensen waren die een bedrijf wilden opzetten en waarin zij wel wilden investeren.
[M.] heeft aanvullend3 verklaard:
- dat was overeengekomen om voor slechts vijf dagen geld te lenen, omdat het ging om een eerste emissie van aandelen van een afvalverwerkingsbedrijf, die goedkoop werd aangebracht en waarvan de koers na een paar dagen zou stijgen, waarna de belegging met een aardige winst zou worden verkocht;
- dat verdachte hem verteld had dat hij ook nog een administratiekantoor had in Beek dat slecht liep en dat hij wilde reorganiseren. Dat verontruste [M.] niet want er zouden toch geen zaken gedaan worden met dit administratiekantoor;
- dat hij bij zijn weten een overeenkomst heeft gesloten met United Deltafonds Group en niet met United Deltafonds Participatiemaatschappij en dat hij ook niet wist dat United Deltafonds Participatiemaatschappij een stichting was;
Bij de stukken bevindt zich een overeenkomst4 op het briefpapier van United Deltafonds Group tussen Avida International en United Deltafonds Participatiemaatschappij van 5 mei 2006, waarin staat dat Avida International voor de duur van vijf werkdagen €25.000,- leent aan United Deltafonds Participatiemaatschappij tegen een rentepercentage van 7%. Verdachte staat vermeld als wettelijk vertegenwoordiger. In de voettekst staat dat United Deltafonds Group vestigingen zou hebben in Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Hongarije.
Bij de stukken bevindt zich eveneens een overeenkomst5 op het briefpapier van United Deltafonds Group tussen [M.] en United Deltafonds Participatiemaatschappij van 5 mei 2006 met dezelfde strekking als de hiervoor genoemde overeenkomst.
Het rekeningnummer dat in de beide overeenkomsten staat vermeld en waar het geld naar overgemaakt moet worden is echter het rekeningnummer van United Deltafonds Administratiekantoor, dus een partij die niet in de overeenkomst wordt genoemd.
Onderzoek6 heeft uitgewezen dat [B.] op 19 mei 2006 €25.000,- heeft gestort op deze rekening. Op dat moment bedroeg het saldo €95,51. Diezelfde dag werden 6 betalingen gedaan van deze rekening tot een bedrag van €17.833,40 en werd €7200,- contant opgenomen.
[M.] heeft op 5 mei 2006 €50.000,- gestort op deze rekening. Het saldo bedroeg toen €10,11. Hiervan is tussen 5 en 8 mei €49.911,85 gebruikt voor betalingen en een contante opname. [M.] heeft op 19 mei 2006 €25.000,- gestort onder vermelding van “funding clean energy”. Ook dit bedrag is doorgestort maar niet naar “Clean Energy”.
Door onderzoek naar de tegenrekeningen van deze betalingen kon worden vastgesteld dat geen van de gepleegde overboekingen betrekking had op een investering in een van de aan [B.] en/of [M.] voorgespiegelde projecten, of eventuele andere investeringsprojecten.
Op 1 mei 2006 heeft het UWV het faillissement aangevraagd van United Deltafonds Administratiekantoor7. United Deltafonds Administratiekantoor is op 2 mei 2006 opgeroepen om te verschijnen voor de faillissementsbehandeling op 17 mei 20068. In het proces-verbaal van de zitting van 17 mei 2006 staat dat verdachte persoonlijk aanwezig was9. De zaak is tijdens deze zitting aangehouden tot 31 mei 2006. United Deltafonds Administratiekantoor is op 31 mei 2006 failliet verklaard10.
Op grond van genoemde bewijsmiddelen constateert de rechtbank het volgende.
De slachtoffers is door verdachte voorgespiegeld dat hun geld zou worden geïnvesteerd in veelbelovende investeringsprojecten.
De slachtoffers dachten dat zij zaken deden met United Deltafonds Group, de overeenkomsten vermelden echter United Deltafonds Participatiemaatschappij als contractspartij. Het rekeningnummer waarop gestort moest worden is weer van een andere partij, namelijk United Deltafonds Administratiekantoor. Dit bedrijf maakte geen enkel onderdeel uit van de afspraken tussen verdachte en de slachtoffers. Op de dag van ondertekening van de investeringsovereenkomsten is het faillissement van deze rechtspersoon al aangevraagd. Verdachte stelde de slachtoffers daarvan niet op de hoogte. Zelfs als hij op 17 mei bij de faillissementszitting is geweest blijft hij zwijgen en laat hij [M.] en [B.] op 19 mei ieder € 25.000,-- naar de rekening van United Deltafonds Administratiekantoor overmaken.
De betaalde gelden zijn niet geïnvesteerd in projecten maar zijn gebruikt voor allerlei betalingen die niets met investeringen van doen hebben.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels [B.] en [M.] heeft bewogen tot afgifte van in totaal €100.000,-.
Feit 2
Aangever11 [Z.] heeft verklaard dat hij medio mei 2006 van een bekende hoorde van een goede investeringsmogelijkheid. Het betrof een investering in de heropstart van een groot fabrieksterrein van Pioneer in België. [Z.] ontving per email informatie over het investeringsproject12. Nadat [Z.] aangaf hierin geïnteresseerd te zijn, werd hij in contact gebracht met verdachte. Verdachte was aangetrokken om de financiering van het project te regelen. Verdachte werd zijn contactpersoon voor de betaling van het te investeren bedrag. Op 1 juni 2006 omstreeks 13:41 uur kreeg [Z.] een email13 van verdachte waarin stond hoe de technische en financiële zaken van de investering zouden worden geregeld. Tevens stond hierin dat het bedrag van zijn investering, zijnde €50.000,-, uiterlijk op 2 juni 2006 vóór 16:00 uur moest zijn gestort op rekening SNS 86.48.13.546 ten name van United Deltafonds Administratiekantoor. Diezelfde dag, omstreeks 22:23 uur, ontving [Z.] wederom een email14 van verdachte. Hierin schreef verdachte dat als [Z.] wilde deelnemen aan de investering het geldbedrag moest zijn overgemaakt op 2 juni 2006 vóór 12:00 uur. [Z.] heeft verklaard dat hij na deze email diezelfde dag nog €50.000,- heeft overgemaakt door middel van een spoedoverboeking.
Onderzoek15 van de bankafschriften van United Deltafonds Administratiekantoor heeft uitgewezen dat [Z.] op 2 juni 2006 €50.000,- heeft gestort. Op dat moment bedroeg het saldo €32,01. Diezelfde dag werd er €25.000,- contant opgenomen en €25.000,- gestort naar rekeningnummer 93.56.62.316. Dit rekeningnummer is niet verbonden aan het Pioneerproject.
Zoals hiervoor bij de bespreking van feit 1 al is genoemd is United Deltafonds Administratiekantoor op 2 mei 2005 opgeroepen om te verschijnen voor de faillissementsbehandeling op 17 mei 2006. Verdachte was in persoon aanwezig op die zitting. De zaak is toen aangehouden maar op 31 mei 2006 is United Deltafonds Administratiekantoor alsnog failliet verklaard16.
Op grond van genoemde bewijsmiddelen constateert de rechtbank het volgende.
Het slachtoffer is door verdachte voorgespiegeld dat hij zijn geld snel moest overmaken zodat hij nog aan het veelbelovende Pioneerproject kon meedoen. Toen hij het slachtoffer aanmaande het geld over te maken naar een rekening van United Deltafonds Administratiekantoor was die rechtspersoon al gefailleerd. Daarvan heeft verdachte het slachtoffer niet op de hoogte gebracht.
De betaalde gelden zijn niet geïnvesteerd in het project maar zijn gebruikt voor allerlei betalingen die niets met investeringen van doen hebben.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels [Z.] heeft bewogen tot afgifte van €50.000,-.
Feit 3
In haar aangifte17 verklaart [R.] zij in januari 2006 naar verdachte is gegaan ter verkrijging van een hypotheek. Verdachte geeft aan dat een borgstelling nodig is voor het krijgen van die hypotheek. Als de hypotheek rond is zou zij de borgstelling terugkrijgen.
Aangeefster stort een bedrag van € 15.911,- op een rekening, welke rekening volgens verdachte een derdengeldrekening is. Volgens verdachte zou deze borgstelling bij nader inzien te hoog zijn, € 6.800,- zou genoeg zijn. Ook dit bedrag stort aangeefster op de vermeende derdengeldrekening, waarna zij de eerste borg van € 15.911,- terug zou krijgen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte dan aangeeft dat er toch nog problemen zijn en dat er nog een borg bij moet komen. Zij maakt op 14 februari 2006 € 6.500,- over naar de rekening waarop ook de eerdere betalingen zijn verricht.
Geen van deze bedragen is ooit teruggestort. Verdachte heeft haar niet geholpen aan een hypotheek.
Verdachte18 heeft verklaard dat het niet gebruikelijk is om geld te geven om geld te krijgen. Dat [R.] een borg moest storten lag daaraan dat hij veel werk voor haar moest verzetten. Als de hypotheek niet doorging wilde hij niet met lege handen achterblijven. Verder heeft hij verklaard dat hij [R.] het gestorte geld had willen terugbetalen van het geld van nieuwe investeerders en dat hij niet weet waarom dat niet gebeurd is.
Uit onderzoek19 is gebleken dat [R.] op 06 januari 2006 € 15.911,- stort op de rekening van United Deltafonds Administratiekantoor, dat zij op 8 februari 2006 € 6.800,- stort op diezelfde rekening en op 15 februari 2006 nog eens € 6.500,-. Tevens is gebleken dat deze bedragen vrijwel meteen werden overgeboekt of opgenomen.
In documenten die verdachte naar [R.] heeft gestuurd bevestigt verdachte de borgstellingen van € 15.911,-20 en € 6.500,-21 en zegt hij toe dat deze bedragen zullen worden geretourneerd. Tevens vermelden deze documenten: “…de som is gereserveerd op een geblokkeerde …..”.
Getuige [VG.]22 heeft verklaard dat het in de markt niet gebruikelijk is om een dergelijke borg te laten betalen en dat United Deltafonds Administratiekantoor en United Deltafonds Participatiemaatschappij geen derdenrekening hadden.
Op grond van genoemde bewijsmiddelen constateert de rechtbank het volgende.
Het slachtoffer is door verdachte voorgespiegeld dat het geld zou worden gebruikt voor het verkrijgen van een hypotheek. Het is echter ongebruikelijk dat geld wordt gevraagd om een hypothecaire lening te regelen. Het geld is daar ook niet voor gebruikt, maar voor het doen van allerlei betalingen.
Tevens is de indruk gewekt dat het geld zou worden gestort op een geblokkeerde rekening. Het slachtoffer kan daardoor gemakkelijk de indruk gekregen hebben dat haar geld veilig was. Van een geblokkeerde rekening was echter geen sprake.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels [R.] heeft bewogen tot afgifte van €29.211,-.
Feit 4
In zijn aangifte23 heeft [V.], wonende te Neerkant, verklaard dat hij op 10 november 2003 geld heeft ingelegd bij verdachte in het zogenaamde Interfonds. Het bedroeg in ieder geval € 113.000,-. Verdachte had benadrukt dat er 12% rendement kon worden behaald, waardoor de inleg zou groeien tot een bedrag van € 138.311,89.
In 2004 liet verdachte weten een nieuwe participatiemaatschappij te hebben opgericht. Hij vroeg aangever zijn geld van Interfonds naar deze participatiemaatschappij over te boeken. Verdachte zou de inmiddels gegroeide inleg van oorspronkelijk € 113.000,-- in vier termijnen naar aangever overboeken die dan dezelfde dag het geld moest doorboeken naar een rekening van “United Deltafonds”. Verdachte heeft vervolgens in de periode van 8 maart 2005 tot en met 11 maart 2005 vier maal een geldbedrag overboekt op de rekening van aangever. Dit betrof een totaal bedrag van € 135.000,-. Aangever heeft deze bedragen ook steeds doorgeboekt naar een rekening van “United Deltafonds”.
Aangever heeft tevens verklaard dat de afspraak met verdachte was dat hij in 2005 twee keer een rentebedrag uitbetaald zou krijgen. [V.] heeft dit nooit ontvangen.
Verdachte24 heeft verklaard dat er geen € 135.000,- op de rekening van “United Deltafonds” stond. Van het door [V.] ingelegde geld zijn allerlei facturen betaald. [V.] is blij gemaakt met een dooie mus door te doen alsof ze het geld terugkregen terwijl dit helemaal niet zo was.
Op grond van genoemde bewijsmiddelen constateert de rechtbank het volgende.
Het slachtoffer is door verdachte voorgespiegeld dat zijn geld zou worden geïnvesteerd in het Interfonds en later dat het zou zijn geïnvesteerd in een ander investeringsfonds. Er zijn echter slechts rekeningen betaald met het geldbedrag. Tevens heeft verdachte vier keer een geldbedrag rondgepompt waardoor bij het slachtoffer de indruk ontstond dat hij over een geldbedrag van € 135.000,-- beschikte.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels [V.] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag.
Feit 5
In zijn aangifte25 heeft [C.] verklaard dat hij op advies van verdachte op 29 juli 2003 een bedrag van in totaal € 55.000,- heeft overgeschreven op een rekening van Interbank Incasso Management. In 2005 is in opdracht van aangever door een notaris € 68.500,- als participatie overgeboekt naar “United Deltafonds”. Verder heeft aangever verklaard dat verdachte een rentepercentage van tenminste 5,5% garandeerde dat op kon lopen tot 10 of 11%.
In de periode van 8 tot en met 11 maart 2005 is door verdachte vier maal een geldbedrag overgeboekt naar aangever tot een totaalbedrag van € 135.000,-. Aangever had met verdachte de afspraak gemaakt dat hij op de dag van ontvangst van het geld dit zou doorstorten op de rekening van “United Deltafonds”. In de loop van de tijd bleek dat rentebetalingen en terugbetaling van de inleg uitbleven.
Aangever heeft tevens verklaard dat verdachte hem heeft bewogen tot de afgifte van gelden, gelet op het vertrouwen dat aangever in verdachte had en zijn mooie verhalen.
Verdachte26 heeft verklaard dat het door [C.] ingelegde geld is opgegaan aan kosten van United Deltafonds Group. Tevens heeft hij verklaard dat hij de indruk heeft gewekt dat er wel nog geld was, terwijl dat niet zo was en dat hij deze mensen voor het lapje heeft gehouden. Ook stond het bedrag van € 135.000,- niet op de rekening van United Deltafonds Group en heeft hij geld rondgepompt om zo de suggestie van het bestaan van een geldsom van € 135.000,-- te wekken. Hij heeft dit gedaan omdat die mensen het idee moesten krijgen dat ze hun geld terug hadden gekregen terwijl dat geld er niet was.
Op grond van dezelfde overwegingen als hierboven onder feit 4 zijn genoemd is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels [C.] heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag.
Algemene overweging met betrekking tot het oogmerk van bevoordeling
Met betrekking tot het verweer dat verdachte niet bevoordeeld is, en daarom niet voldaan is aan een bestanddeel van de tenlastelegging onder 1 tot en met 5, overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat – voorzover hier van belang - er feitelijk twee rechtspersonen zijn, te weten United Deltafonds Administratiekantoor en United Deltafonds Participatiemaatschappij. Gezamenlijk treden deze bedrijven naar buiten onder de naam United Deltafonds Group.
Verdachte is de man achter de oprichting van deze rechtspersonen. Hij bepaalde geheel naar eigen inzicht de gang van zaken daarbinnen. Er was niets of niemand die hem bij zijn besluitvorming iets in de weg kon leggen (de rechtbank verwijst naar de noten 32 t/m 37 bij feit 6). Desgewenst zou verdachte deze rechtspersonen dus ook hebben kunnen vervreemden of op een andere wijze te gelden hebben kunnen maken. De rechtspersonen vertegenwoordigden daarom voor verdachte een vermogensbestanddeel.
Verdachte stelt alle gelden gebruikt te hebben om de kosten van de rechtspersonen te dekken. Zelfs als dat waar zou zijn heeft hij op die manier vermogen toegevoegd aan die rechtspersonen waardoor hij de waarde ervan heeft doen toenemen. Reeds daardoor is hij zelf bevoordeeld.
Feit 6
United Deltafonds Administratiekantoor is op 31 mei 2006 failliet verklaard27.
De curator heeft op 29 maart 2007 aangifte28 gedaan. Verdachte heeft op of omstreeks 1 juni 2006 ter gelegenheid van het faillissement of op het moment waarop hij wist dat het faillissement niet kon worden voorkomen, zijn schuldeisers benadeeld en een schuldeiser bevoordeeld. Verdachte heeft na de datum van het faillissement €50.000,- laten overschrijven naar de bankrekening van United Deltafonds Administratiekantoor waarna een gedeelte van dit bedrag contant is opgenomen en een gedeelte is overgemaakt naar schuldeiser [VdH.]29.
Tevens heeft de curator verklaard dat hij van verdachte op 14 juni 2006 heeft gevorderd de volledige administratie, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers te overhandigen. Aan deze vordering is niet voldaan. De curator heeft verklaard dat enkel via [VdH.] een aantal AH-tassen met bonnetjes, losse facturen en correspondentie is ontvangen30.
In een aanvullende verklaring31 is aangevoerd dat de ingeleverde AH-tassen gelet op de inhoud niet gezien kunnen worden als een administratie, omdat uit de inhoud geen staat kan worden opgemaakt van de rechten en de verplichtingen van de failliet.
Verdachte is de man achter de stichtingen. Hij is degene die met een kantoorgenoot van de curator naar het vestigingsadres is gegaan, degene met wie de correspondentie is gevoerd en ook uit andere documenten blijkt dat de post van bijvoorbeeld banken en van de verhuurder van de kantoorruimte voor de stichtingen steeds aan verdachte was gericht.
Getuige [S.]32, werkzaam voor de hypothekentak bij United Deltafonds Administratiekantoor, heeft verklaard dat verdachte duidelijk de baas was. Hij gaf opdrachten aan iedereen die verder aanwezig was.
Getuige [H.]33, administratief medewerkster bij United Deltafonds Group, heeft verklaard dat verdachte de baas was, hij had de dagelijkse leiding binnen de stichting.
Getuige [V.]34, volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel bestuurder van United Deltafonds Participatiemaatschappij en United Deltafonds Administratiekantoor, heeft verklaard dat het initiatief om de beide stichtingen op te richten van verdachte kwam. Verdachte had de touwtjes in handen en bepaalde wat er ging gebeuren. De zeggenschap berustte bij verdachte, hij regelde en besliste alles.
Getuige [W.]35, volgens de gegevens van de Kamer van Koophandel bestuurder van United Deltafonds Participatiemaatschappij en United Deltafonds Administratiekantoor, heeft verklaard dat verdachte in formele zin geen relatie had met beide rechtspersonen maar hij feitelijk gezien de drijvende kracht achter de stichtingen was en alle beheershandelingen verrichtte.
Verdachte36 heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf medio/eind 2005 degene was die de feitelijke leiding had bij United Deltafonds Administratiekantoor.
Getuige [AC.]37 heeft verklaard dat hij op 2 juni 2006 in opdracht van verdachte naar de SNS-bank is gegaan en daar contant €25.000,- heeft opgenomen namens “United Deltafonds”. Tevens heeft hij bij de bank geregeld dat er €25.000,- werd overgeboekt naar de rekening van “de Hebberij” van [VdH.]. [AC.] heeft verklaard dat hij hiertoe namens verdachte opdracht heeft gegeven en dat hij niet wist waarom dit bedrag moest worden overgemaakt.
Onderzoek38 van de bankafschriften van United Deltafonds Administratiekantoor heeft uitgewezen dat [Z.] op 2 juni 2006 €50.000,- heeft gestort. Op dat moment bedroeg het saldo €32,01. Diezelfde dag werd er €25.000,- contant opgenomen en €25.000,- gestort naar rekeningnummer 93.56.62.31639. Dit is het rekeningnummer van “de Hebberij” van [VdH.].
De rechtbank komt gelet op het bovenstaande tot navolgend oordeel:
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het verwijt dat verdachte computers en/of digitale camera’s aan de boedel zou hebben onttrokken.
Wel acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als feitelijk leidinggever ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers €50.000,- aan de boedel heeft onttrokken door deze buiten het beheer van de curator te stellen. De rechtbank hecht geen geloof aan verdachtes verweer dat [AC.] dit bedrag ad €50.000,- op eigen initiatief heeft opgenomen en deels overgeboekt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte volgens diverse getuigen degene was die het bij United Deltafonds Administratiekantoor voor het zeggen had en dat het verdachte zelf is geweest die [Z.] (zie feit 2) heeft overgehaald op 2 juni 2006 vóór 12:00 uur €50.000,- te betalen. Hij was dus op de hoogte was van het feit dat dit geld die dag op die rekening stond. Ook ziet de rechtbank niet in welk belang [AC.] had bij een betaling aan [VdH.], een schuldeiser van verdachte.
Tevens is de rechtbank gelet op het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, als feitelijk leidinggevende, niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting tot het voeren van een deugdelijke boekhouding zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
Feit 7
Verdachte is op 21 maart 2007 failliet verklaard40. In het gespreksverslag41 van de curator van 2 mei 2007 staat onder meer:
- dat verdachte bij de curator heeft aangegeven geen inkomen te hebben, in ieder geval geen betaalde baan;
- dat hij geen enkele bankrekening aanhoudt, noch in Nederland, noch in het buitenland;
De vader42 van verdachte heeft verklaard dat het huis in Oss, waarin hij sinds juli 2007 woont, is gehuurd door verdachte, maar dat de huurovereenkomst op zijn naam staat.
De getuige heeft verklaard dat de huur €1000,- per maand bedraagt en dat hij dit bedrag elke maand contant krijgt van verdachte. Verder krijgt hij van verdachte contant ongeveer €500,- per maand voor allerlei vaste lasten. De getuige heeft verklaard dat hij met het geld dat hij contant ontvangt naar het GWK-kantoor gaat om de rekeningen te betalen. Bij de stukken bevinden zich een overzicht43 van de contante uitgaven door getuige [X.] en een overzicht44 van de bedragen die zijn overgemaakt naar bankrekeningnummers door getuige [X.].
Verdachte45 heeft bij de politie verklaard dat hij voorziet in het noodzakelijke levensonderhoud, €1500,- per maand, van zijn vader sinds deze in Oss woont. Tevens heeft verdachte verklaard over diverse andere uitgaven die hij maandelijks dan wel incidenteel heeft gedaan sinds 31 mei 2006.
Gelet op het vorenstaande staat vast dat verdachte aanzienlijke uitgaven heeft gedaan. Uiteraard dienen daar ook inkomsten, of bezittingen, tegenover te staan. Het is evident dat verdachte daarvan geen melding heeft gedaan aan de curator, die van een en ander niet op de hoogte was.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ter bedrieglijke korting van de rechten van zijn schuldeisers een geldbedrag aan de boedel heeft onttrokken door dit bedrag buiten het bereik en beheer van de curator te stellen en niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichting zoals bedoeld in artikel 15, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 19 mei 2006 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [B.] en
[M.] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 100.000 euro, hierin bestaande dat hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk in strijd met de waarheid
- de United Deltafonds Group naar potentiële inleggers toe heeft gepresenteerd als een bonafide onderneming en
- heeft verklaard dat het geldbedrag in ondernemingen en/of projecten werd geïnvesteerd en
- [B.] en [M.] voornoemd heeft voorgespiegeld dat hoge rendementen behaald konden worden en
- heeft toegezegd dat de investeringen binnen 5 dagen met rendement (7%) werden terugbetaald en
- heeft verzwegen dat het faillissement van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor in voormelde periode reeds was aangevraagd
waardoor bovengenoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in de periode van 15 mei 2006 tot en met 2 juni 2006 in Nederland met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels [Z.] heeft bewogen tot de afgifte van 50.000 euro, hierin bestaande dat hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk in strijd met de waarheid
- de schijn heeft gewekt dat het geldbedrag in het zogenaamde Pioneerproject werd geïnvesteerd en/of
- heeft verzwegen dat het faillissement van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor in voormelde periode reeds was aangevraagd en/of uitgesproken en
- heeft meegedeeld dat deelname aan het project alleen verzekerd was indien het betreffende geldbedrag vóór 2 juni 2006 op de rekening van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor was gestort en daarbij heeft verzwegen dat de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor op 31 mei 2006 failliet was verklaard
waardoor bovengenoemde persoon werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 16 februari 2006 te Maastricht met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels,
[R.] heeft bewogen tot de afgifte van in totaal 29.211 euro, hierin bestaande dat hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk in strijd met de waarheid
- heeft verklaard dat bij de aanvraag van een hypothecaire geldlening een borgstelling verstrekt moest worden en
- heeft toegezegd dat de eerste geldstorting van 15.911 euro werd teruggestort en
- heeft verzocht de geldbedragen over te maken naar een derdenrekening van de United Deltafonds Group, terwijl dit geen derdenrekening bleek te zijn
waardoor bovengenoemde persoon werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
4.
hij in de periode van 1 november 2003 tot en met 11 maart 2005 te Maastricht en/of Neerkant met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [V.] en/of [LV.] heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, hierin bestaande dat hij, verdachte met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk in strijd met de waarheid
- [V.] en/of [LV.] voornoemd heeft voorgespiegeld dat hoge rendementen behaald konden worden en
- heeft toegezegd het bedrag dat door voornoemde personen in Interfonds was belegd weer terug te storten en
- vervolgens heeft gevraagd de verkregen geldbedragen weer terug te storten en in te leggen in de United Deltafonds Group en
- heeft toegezegd dat er in het jaar 2005 tweemaal een rentebedrag zou worden uitgekeerd
waardoor bovengenoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij in de periode van 1 juli 2003 tot en met 2 februari 2006 te Maastricht en/of Neerkant met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [C.] en/of E. [V.] heeft bewogen tot de afgifte van enig geldbedrag, hierin bestaande dat hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- opzettelijk in strijd met de waarheid
- [C.] en/of [V.] voornoemd heeft voorgespiegeld dat hoge rendementen behaald konden worden en
- in voormelde periode een geldbedrag van 135.000 euro heeft gestort op de bankrekening van [C.] voornoemd en
- vervolgens heeft gevraagd de verkregen geldbedragen dezelfde dag weer terug te storten op de rekening van de Stichting United Deltafonds en in te leggen in de United Deltafonds Group
waardoor bovengenoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
de bestuurder van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor in de periode van
1 mei 2006 tot en met 23 september 2008 in Nederland,terwijl de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor bij vonnis van de Rechtbank te Maastricht, d.d. 31 mei 2006, in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde Stichting United Deltafonds Administratiekantoor,
1) enig goed aan de boedel heeft onttrokken en
3) ter gelegenheid van het faillissement van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor schuldeisers heeft bevoordeeld en
4) niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld
immers heeft de bestuurder van Stichting United Deltafonds Administratiekantoor
1) een geldbedrag van 50.000 euro, behorende tot de boedel van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor onttrokken door dit geldbedrag buiten het beheer van de curator te stellen en
3) ter gelegenheid van het faillissement van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor een geldbedrag van 25.000 euro gestort op de rekening van een van de schuldeisers, te weten [VdH.] en
4) aan de curator geen jaarcijfers en winst- en verliesrekening en kasboek en debiteuren- en crediteurenlijsten, althans geen volledige administratie, overlegd van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor
aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven;
7.
hij in de periode van 21 maart 2007 tot en met 23 september 2008 in Nederland, terwijl hij, bij vonnis van de Rechtbank te Maastricht d.d. 21 maart 2007 in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke korting van de rechten van zijn schuldeisers
1) enig goed aan de boedel heeft onttrokken en
2) niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld
immers heeft hij, verdachte,
1) een geldbedrag behorende tot de boedel onttrokken door dit geldbedrag buiten het bereik en beheer van de curator te stellen en
2) aan de curator onjuiste inlichtingen verstrekt, namelijk geen inkomsten opgegeven, althans geen volledige administratie overgelegd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2:
oplichting;
feit 3:
oplichting;
feit 4:
oplichting;
feit 5:
oplichting;
feit 6:
als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon enig goed aan de boedel onttrekken, ter gelegenheid van het faillissement een van de schuldeisers op enige wijze bevoordelen en niet voldoen aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het opvoeren van een administratie en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken,
bescheiden en gegevensdragers;
feit 7:
bedrieglijke bankbreuk.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is geschonden. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
In augustus 2008 is reeds door de verdediging geïnformeerd naar de stand van zaken van het onderzoek jegens verdachte en is tevens verzocht om toezending van op deze zaak betrekking hebbende stukken. In september 2008 is de verdediging op de hoogte gesteld van de aanhouding van verdachte. De vraag om informatie impliceert een plicht van het Openbaar Ministerie om de verdediging op de hoogte te stellen van de stand van zaken en deze plicht is dus geschonden.
Tevens heeft het Openbaar Ministerie deze zaak lang laten liggen. De curator heeft immers al in 2007 aangifte gedaan, terwijl het onderzoek pas in april 2008 is gestart.
Ook is de verdediging niet geïnformeerd over de verhoren van verdachte die hebben plaatsgehad.
Het enerzijds laten liggen van de aangiften en het anderzijds niet informeren van de verdediging levert een combinatie van factoren op waardoor er een vormverzuim in de voorbereidende fase is ontstaan. Hierdoor is de verdediging in haar belangen geschaad. Met dit vormverzuim dient bij het bepalen van de strafmaat in ernstige mate rekening gehouden te worden en wel zodanig dat de voorlopige hechtenis bij het uitspreken van het vonnis zal worden opgeheven.
De raadsman is verder van mening dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de proceshouding van de verdachte. De rechtbank dient in aanmerking te nemen dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek en verklaringen heeft afgelegd waarin hij zijn verantwoordelijkheid erkent.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het verweer van de raadsman, dat artikel 6 van het EVRM is geschonden, wordt door de rechtbank verworpen. Zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat er geen sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, nu pas de aanhouding van verdachte op 24 september 2008 gezien kan worden als een omstandigheid waaruit verdachte kan afleiden dat er vervolging jegens hem wordt ingesteld. Pas op dat moment is de redelijke termijn gaan lopen zodat het openbaar ministerie ruimschoots binnen de termijn van twee jaar is gebleven.
De tijdsspanne tussen de aangifte en het opstarten van het onderzoek en de duur daarvan is naar het oordeel van de rechtbank het gevolg van de ingewikkeldheid van dit onderzoek.
Dat de raadsman niet is geïnformeerd over de verdenking jegens verdachte en over de verhoren die hebben plaatsgevonden vormt naar het oordeel van de rechtbank geen vormverzuim, nu er geen rechtsregels bestaan die deze informatieplicht voorschrijven.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat het volgende in het bijzonder in aanmerking genomen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij gedurende een lange periode een groot aantal personen ernstig heeft gedupeerd door hen op een slinkse wijze geld afhandig te maken. Deze personen werd voorgehouden dat hun geld werd geïnvesteerd in lonende projecten of dat het nodig was om een hypotheek te regelen. In werkelijkheid werden deze gelden gebruikt om de kosten van de ondernemingen van verdachte te dekken. Gelet op hetgeen diverse getuigen hebben verklaard gaat de rechtbank er van uit dat deze kosten in belangrijke mate veroorzaakt werden door de luxe stijl van zakendoen van verdachte.
Onder de benadeelden bevinden zich meerdere personen op leeftijd die hun enige vermogen aan verdachte hebben toevertrouwd. De rechtbank acht het niet waarschijnlijk dat deze personen de door hun geleden schade nog vergoed zullen krijgen of dat zij in de gelegenheid zullen zijn dit verlies nog op een andere wijze goed te maken. De hen voorgespiegelde aangename oude dag wordt zo een bijzonder karige oude dag.
Gelet op de manier van zaken doen door verdachte en de hoeveelheid slachtoffers die hij heeft gemaakt is de rechtbank van oordeel dat het hier geen incidenten betreffen of “botte pech”, maar dat deze gang van zaken voor verdachte een weloverwogen en stelselmatige manier van leven is. Daarom valt te vrezen dat verdachte in de toekomst steeds weer opnieuw mensen zal oplichten. Die vrees wordt nog versterkt door de houding van verdachte ter terechtzitting. De rechtbank heeft geen berouw of zelfs maar enige vorm van empathie ten opzichte van de slachtoffers bij verdachte kunnen vaststellen. Verdachte lijkt op geen enkele manier te beseffen wat hij heeft veroorzaakt en welk leed hij sommige van zijn slachtoffers heeft toegevoegd. Het feit dat verdachte ook heeft aangegeven straks weer in de financiële dienstverlening verder te willen doet eveneens het ergste vrezen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het recidiverisico en het ontbreken van inzicht over de gevolgen van zijn daden, oplegging van een aanzienlijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte het verkeerde van zijn handelen te doen inzien. De rechtbank zal dan ook een gevangenisstraf van 3 jaar opleggen, met aftrek van het voorarrest. Gelet hierop en de nog resterende strafduur is opheffing van de voorlopige hechtenis, zoals de raadsman heeft gevraagd, niet aan de orde.
6 De benadeelde partijen
De benadeelde partijen [M.] en Avida International BV vorderen ieder een schadevergoeding van respectievelijk € 88.295,28 en € 51.200,- terzake van feit 1.
De benadeelde partij [Z.] vordert een schadevergoeding van € 50.000,- terzake van feit 2.
De benadeelde partij [R.] vordert een schadevergoeding van € 29.211,- terzake van feit 3.
De benadeelde partij [V.] vordert een schadevergoeding van € 136.097,15 terzake van feit 4.
De benadeelde partij [C.] vordert een schadevergoeding van € 174.707,83 terzake van feit 5.
De officier van justitie vordert met betrekking tot de ingediende vorderingen als volgt.
De vordering van [M.] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 75000,-.
De vordering van Avida International BV is niet-ontvankelijk, nu dit bedrijf geen direct belanghebbende is bij het ten laste gelegde feit.
De vordering van [Z.] dient te worden toegewezen, evenals de vordering van [R.].
De vordering van [V.] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 109000,- nu het toegezegde rendement en de reeds gedane terugbetaling van € 6000,- van de totale vorderingen moeten worden afgetrokken.
De vordering van [C.] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 118500,-.
Tevens vordert de officier van justitie dat de vorderingen van [M.] en [C.] worden verhoogd met de wettelijke rente en vordert zij oplegging van de maatregel tot schadevergoeding. Met betrekking tot de vorderingen van [Z.], [R.] en [V.] vordert de officier van justitie oplegging van de maatregel tot schadevergoeding, verhoogd met de wettelijke rente.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat indien het tot een bewezenverklaring komt de rechtbank rekening dient te houden met het faillissement van verdachte. In faillissement dienen vorderingen te worden ingediend bij de curator, die deze dan al dan niet kan erkennen. Zou de rechtbank deze vorderingen in de strafzaak toewijzen, dan wordt er inbreuk gemaakt op de regeling van de Faillissementswet.
Toewijzing van de vorderingen is bovendien zinloos, nu inning van het geld onmogelijk is. De benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
Uit de tekst van en wetsgeschiedenis bij artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering blijkt dat de wetgever beoogd heeft de positie van slachtoffers van strafbare feiten te verbeteren door slachtoffers op een eenvoudige, goedkope en snelle manier de gelegenheid te bieden hun civiele vordering te innen. Bij de beoordeling van de gegrondheid van de vordering is uitgangspunt dat de strafrechter het civiele aansprakelijkheidsrecht toepast, met inachtneming van enkele strafvorderlijke bijzonderheden die met name tot doel hebben de strafzaak niet te zeer op te houden met debatten over ingewikkelde civielrechtelijke (bewijs)aangelegenheden.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld dienen te worden naar civiel recht. Dat strekt zich ook uit naar eventuele vragen omtrent de ontvankelijkheid van de vordering. In het civiele recht zijn de vorderingen in een procedure niet-ontvankelijk door het persoonlijke faillissement van verdachte en moeten de benadeelden zich wenden tot de curator om hun vordering ter verificatie aan te melden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat alle benadeelde partijen in hun vorderingen in dit strafproces niet-ontvankelijk zijn. Zij kunnen hun vorderingen slechts bij de curator indienen ter verificatie.
Van een andere aard is echter de verplichting tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer (artikel 36f Wetboek van Strafrecht). Deze schadevergoedingsmaatregel is een zelfstandige strafrechtelijke sanctie. Ze kan zelfs worden opgelegd als de benadeelde geen schadevordering heeft ingediend. Dit wezenlijk andere karakter maakt naar het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel de regels van het strafrecht prevaleren boven de regels van het civiele recht, in het bijzonder de Faillissementswet, bij de beantwoording van vragen van rechtsvorderlijke aard.
Nu verdachte ter zake van de hiervoor onder 1 tot en met 5 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen [M.], Avida International BV, [Z.], [R.], [V.] en [C.], aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
7 Het beslag
De officier van justitie is van mening dat de in beslag genomen voorwerpen dienen te worden teruggeven aan de curator van verdachte, mr. Kamps. Gelet op het faillissement is hij de rechthebbende op alles dat verdachte bezit.
De raadsman heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, gelet op het persoonlijke faillissement van verdachte, dienen te worden teruggeven aan de curator die in dit faillissement is benoemd.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 63, 326, 341 en 343 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- beveelt de teruggave aan de curator die in het faillissement van [Naam verdachte] is benoemd van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen:
1 3 flessen CHIVAS REGAL whiskey
2 1 fles cognac
3 1 fles rum
4 1 GSM Nokia in doos
5 1 Computer ACER laptop mini
6 diverse documenten en facturen
7 1 GSM LG in doos
8 1 printer HP draagbaar
9 1 spel NINTENDO DS in verpakking
10 1 bon Cartier tnv P [X.] 09-09-1980
11 1 cokemesje
12 2 gele ordners
13 1 televisietoestel PHILIPS
14 diverse documenten
15 1 horloge BREITLING
16 1 ring TRI COLOR inscriptie Cartier
17 1 plastic zak met inh.kent.platen-doc.-deel I;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partijen [M.], Avida International BV, [Z.], [R.], [V.] en [C.] niet ontvankelijk in hun vorderingen;
- veroordeelt de benadeelde partijen [M.], Avida International BV, [Z.], [R.], [V.] en [C.] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
[M.] € 75.000,- 365 dagen hechtenis,
Avida International BV € 50.000,- 285 dagen hechtenis,
[Z.] € 50.000,- 285 dagen hechtenis,
[R.] € 29.211,- 181 dagen hechtenis,
[V.] € 113.000,- 365 dagen hechtenis,
[C.] € 123.500,- 365 dagen hechtenis,
- met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen, voorzitter, mr. S.V. Pelsser en
mr. R.M.P.G. Niessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Mahovic, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 april 2009.
Buiten staat
Mr. R.M.P.G. Niessen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
-----------------------------------------------------------------------------
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 19 mei 2006 te Maastricht, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [B.] en/of [M.] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 100.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, hierin bestaande dat hij, verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een overeenkomst met bovengenoemde personen heeft gesloten, waarin de naam United Deltafonds Group en/of United Deltafonds Participatiemaatschappij als comparant wordt vermeld en/of
- heeft nagelaten te vermelden dat die onderneming(en) bij de Kamer van Koophandel geregistreerd stond(en) onder de naam Stichting United Deltafonds Participatiemaatschappij en Stichting United Deltafonds Administratiekantoor en/of
- de United Deltafonds Group naar de buitenwereld en/of potentiële inleggers toe heeft gepresenteerd als een bonafide onderneming en/of
- zich heeft uitgegeven als Chief Executive Officer en/of Chief Compliance Officer en/ of wettelijke vertegenwoordiger van de (niet bestaande) United Deltafonds Group en/of
- heeft verklaard, althans toegezegd, dat het geldbedrag in ondernemingen en/of projecten werd geïnvesteerd en/of
- [B.] en/of [M.] voornoemd heeft voorgespiegeld dat hoge rendementen behaald konden worden en/of
- heeft toegezegd dat de investeringen binnen 5 dagen met rendement (7%) werden terugbetaald en/of
- heeft verzwegen dat het faillissement van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor in voormelde periode reeds was aangevraagd en/of uitgesproken
waardoor bovengenoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2006 tot en met 2 juni 2006 te Maastricht, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [Z.] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 50.000 euro, in elk geval enig geldbedrag,
hierin bestaande dat hij, verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor en/of de United Deltafonds Group naar de buitenwereld en/of potentiële inleggers toe heeft gepresenteerd als een bonafide onderneming en/of
- zich heeft uitgegeven als Chief Compliance Officer van de (niet bestaande) United Deltafonds Group en/of
- de schijn heeft gewekt dat het geldbedrag in het zogenaamde Pioneerproject werd geïnvesteerd en/of
- het Pioneerproject als een rendabel/ solide project heeft gepresenteerd en/of
- heeft verzwegen dat het faillissement van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor in voormelde periode reeds was aangevraagd en/of uitgesproken en/of
- heeft meegedeeld dat deelname aan het project alleen verzekerd was indien het betreffende geldbedrag vóór 2 juni 2006 op de rekening van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor was gestort en daarbij heeft verzwegen dat de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor op 31 mei 2006 failliet was verklaard
waardoor bovengenoemde persoon werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 16 februari 2006 te Maastricht, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [R.] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 29.211 euro, in elk geval enig geldbedrag, hierin bestaande dat hij, verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- de United Deltafonds Group naar de buitenwereld en/of potentiële inleggers toe heeft gepresenteerd als een bonafide onderneming en/of
- zich heeft uitgegeven als Chief Executive Officer van de (niet bestaande) United Deltafonds Group Participations & Administrations en Chief Compliance Officer van de (niet bestaande) United Deltafonds Group en/of
- heeft verklaard, althans toegezegd, dat met het betreffende geldbedrag een hypothecaire geldlening werd verstrekt en/of
- heeft verklaard dat bij de aanvraag van een hypothecaire geldlening een borgstelling verstrekt moest worden en/of
- heeft toegezegd dat de eerste geldstorting van (in totaal) 15.911 euro werd teruggestort en/of
- heeft verzocht de geldbedragen over te maken naar een derdenrekening van de United Deltafonds Group, terwijl dit geen derdenrekening bleek te zijn
waardoor bovengenoemde persoon werd bewogen tot bovenomschreven afgifte
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2003 tot en met 11 maart 2005 te Maastricht en/of Neerkant, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [V.] en/of [LV.] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 135.000 euro, in elk geval enig geldbedrag, hierin bestaande dat hij, verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk-weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- de United Deltafonds Group en/of Interfonds naar de buitenwereld en/of potentiële inleggers toe heeft gepresenteerd als (een) bonafide onderneming(en)
- heeft nagelaten de correcte naam van de onderneming, zoals bekend bij de Kamer van Koophandel, in het participatie certificaat met voornoemde personen te vermelden en/of
- [V.] en/of [LV.] voornoemd heeft voorgespiegeld dat hoge rendementen behaald konden worden en/of
- heeft toegezegd het bedrag dat door voornoemde personen in Interfonds was belegd weer terug te storten en/of
- (vervolgens) heeft gevraagd de verkregen geldbedragen weer terug te storten en (zodoende) in te leggen in de United Deltafonds Group en/of
- heeft toegezegd dat er in het jaar 2005 tweemaal een rentebedrag zou worden uitgekeerd
waardoor bovengenoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2003 tot en met 2 februari 2006 te Maastricht en/of Neerkant, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [C.] en/of E. [V.] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal)
175.000 euro, hierin bestaande dat hij, verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk
-zakelijk weergegeven- opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- de United Deltafonds Group en/of Interfonds naar de buitenwereld en/of potentiële inleggers toe heeft gepresenteerd als (een) bonafide onderneming(en)
- heeft nagelaten de correcte naam van de onderneming, zoals bekend bij de Kamer van Koophandel, in het participatie certificaat met voornoemde personen te vermelden en/of
- [C.] en/of [V.] voornoemd heeft voorgespiegeld dat hoge rendementen behaald konden worden en/of
- in voormelde periode een geldbedrag van 135.000 euro heeft gestort op de bankrekening van [C.] voornoemd en/of
- (vervolgens) heeft gevraagd de verkregen geldbedragen dezelfde dag weer terug te storten op de rekening van de Stichting United Deltafonds en (zodoende) in te leggen in de United Deltafonds Group
waardoor bovengenoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
de bestuurder van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor, in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 23 september 2008 te Maastricht, in het arrondissement Maastricht, in elk geval in Nederland,terwijl de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor bij vonnis van de Rechtbank te Maastricht, d.d. 31 mei 2006, in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van voornoemde Stichting United Deltafonds Administratiekantoor,
1) enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of
2) enig goed om niet, althans beneden de waarde, heeft ontvreemd en/of
3) ter gelegenheid van het faillissement van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor schuldeisers heeft bevoordeeld en/of
4) niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld
immers heeft de bestuurder van Stichting United Deltafonds Administratiekantoor
1) een of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en), te weten computers en/of digitale camera's en/of een geldbedrag van 50.000 euro, behorende tot de inventaris van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor aan de boedel onttrokken en/of doen onttrekken door deze goederen en/of dit geldbedrag buiten het beheer van de curator te (doen) stellen en/of
2) een of meer goed(eren), te weten digitale camera's en/of computers beneden de waarde ontvreemd en/of
3) ter gelegenheid van het faillissement van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor een geldbedrag van 25.000 euro gestort op de rekening van een van de schuldeisers, te weten [VdH.] en/of
4) aan de curator geen jaarcijfers en/of winst- en verliesrekening en/of kasboek en/of debiteuren- en crediteurenlijsten, althans geen volledige administratie, overlegd van de Stichting United Deltafonds Administratiekantoor
tot/aan welke verboden gedragingen hij, verdachte, opdracht en/of feitelijk leiding heeft gegeven;
7.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 23 september 2008 in het arrondissement Maastricht en/of het arrondissement 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, terwijl hij, bij vonnis van de Rechtbank te Maastricht, d.d. 21 maart 2007,
in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke korting van de rechten van zijn schuldeisers
1) enig goed aan de boedel heeft onttrokken en/of
2) niet heeft voldaan aan de op hem rustende verplichtingen ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 15, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren en te voorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld
immers heeft hij, verdachte,
1) een geldbedrag van (in totaal) 79.243 euro behorende tot de boedel onttrokken en/of doen onttrekken door deze geldbedragen buiten het bereik en beheer van de curator te (doen) stellen en/of
2) aan de curator onjuiste inlichtingen verstrekt, namelijk geen inkomsten opgegeven, althans geen volledige administratie overgelegd.
-----------------------------------------------------------------------------
1 Het proces-verbaal van aangifte van [B.], vergezeld van [M.], behorende bij het doorgenummerde dossier in onderzoek 22BZ8067 van de politie regio Limburg Zuid, district Sittard, in de wettelijke vorm opgemaakt, zaak 1, p. 29-30.
2 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever [B.], behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 1, p. 33-36.
3 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van aangever [M.], behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 1, p. 207-210.
4 Het geschrift, te weten een overeenkomst, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 1, p. 133.
5 Het geschrift, te weten een overeenkomst, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 2, p. 73.
6 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 1 p. 52-54 en zaak 2 p. 48-50.
7 Het geschrift, te weten een verzoekschrift strekkende tot faillietverklaring, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 1, p. 58.
8 Het geschrift, te weten een oproep van de rechtbank Maastricht met kenmerk 110144/FT-RK 06.305, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 1, p. 181.
9 Het geschrift, te weten het proces-verbaal van het behandelde ter terechtzitting gehouden op 17 mei 2006 in het gerechtgebouw te Maastricht, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 1,
p. 183.
10 Het geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank Maastricht met faillissementsnummer 06/112 F betreffende het faillissement van de Stichting UDA, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 4, p. 55.
11 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [Z.], behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 3, p. 26-27.
12 Het geschrift, te weten een emailbericht d.d. 31 mei 2006 aan [Z.] inhoudende informatie betreffende het Pioneer project, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 3, p. 51-55.
13 Het geschrift, te weten een emailbericht van verdachte d.d. 1 juni 2006 13:41 met als onderwerp: Pioneerdeal, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 3, p. 56.
14 Het geschrift, te weten een emailbericht van verdachte d.d. 1 juni 2006 22:23, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 3, p. 58.
15 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 3, p. 41-42.
16 Het geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank Maastricht met faillissementsnummer 06/112 F betreffende het faillissement van de Stichting UDA, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 4, p. 55.
17 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever [R.], behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 6, p. 18-22.
18 Het in de wettelijk vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 6, p. 180-184.
19 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 6, p. 29-30.
20 Het geschrift, te weten een brief van United Deltafonds Group naar [R.] d.d. 7 januari 2006, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 6, p. 93.
21 Het geschrift, te weten een brief van United Deltafonds Group naar [R.] d.d. 15 februari 2006, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 6, p. 94.
22 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [VG.], behorende bij het onder voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 6, p. 225.
23 Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever [V.], ook namens [LV.], behorend bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 9, p. 22-24.
24 Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 9, p. 277-278.
25 Het in de wettelijke vom opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever [C.], mede namens [LV.], behorend bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 10, p. 20-23.
26 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor verdachte, behorend bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 10, p. 320-323.
27 Het geschrift, te weten het vonnis van de rechtbank Maastricht met faillissementsnummer 06/112 F betreffende het faillissement van de Stichting UDA, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 4, p. 55.
28 Het geschrift, te weten de aangifte faillissementsfraude door [K.], behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 4, p. 27-32.
29Het geschrift, te weten de aangifte faillissementsfraude door [K.], behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 4, p. 30 onderaan.
30 Het geschrift, te weten de aangifte faillissementsfraude door [K.], behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 4, p. 29 derde en vierde alinea.
31 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [D.], behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 4, p. 253-255.
32 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [S.], behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 4, p. 266-267.
33 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [H.], behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 4, p. 270-271.
34 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [V.], behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 4, p. 276-279 en 281.
35 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [W.], behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 4, p. 292.
36 De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 27 maart 2009.
37 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige [AC.], behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 4, p. 421-422.
38 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, behorende bij het in voetnoot 1 genoemde dossier, zaak 3, p. 41-42.
39 Het geschrift, te weten een bankafschrift van de SNS bank t.n.v. stichting UDA d.d. 2 juni 2006, behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 4, p. 69.
40 Het geschrift, te weten een uitdraai van rechtspraak.nl, waaruit blijkt dat ten aanzien van verdachte op 21 maart 2007 het faillissement is uitgesproken, behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 8, p. 124.
41 Het geschrift, te weten het gespreksverslag d.d. 2 mei 2007 inzake het faillissement Stichting UDA, behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 8, p. 39-40.
42 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte [X.], behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 8, p. 169.
43 Het geschrift, te weten een overzicht van uitgaven, behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 8, p. 64-67.
44 Het geschrift, te weten een overzicht van betalingen, behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 8, p. 68-69.
45 Het in de wettelijke vorm opgemaakte verhoor van verdachte, behorende bij het in voetnoot 1 bedoelde dossier, zaak 8, p. 154.