ECLI:NL:RBMAA:2009:BI0653
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en verwijzing naar bevoegde kantonrechter
In deze zaak heeft de werknemer, verweerder, op 16 januari 2009 een beëindigingsovereenkomst ondertekend met zijn werkgever, verzoekende partij. Verweerder stelt echter dat deze overeenkomst niet rechtsgeldig tot stand is gekomen en dagvaardt zijn werkgever in kort geding, waarbij hij loondoorbetaling en smartengeld eist. De werkgever dient een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. In zijn verweerschrift stelt verweerder een zelfstandig verzoek in tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een vergoeding van € 75.000,--, omdat hij meent dat de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld tijdens een incident op 4 november 2008, waarvoor hij kort na de ondertekening van de beëindigingsovereenkomst aangifte heeft gedaan bij de politie.
De kantonrechter beslist in kort geding dat het zeer waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de beëindigingsovereenkomst geen stand houdt. De kantonrechter overweegt dat hij relatief onbevoegd is om het voorwaardelijk verzoek van de werkgever te behandelen en verwijst de zaak naar de bevoegde kantonrechter in Venlo. In het zelfstandig verzoek van verweerder wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden, maar de beslissing over de vergoeding wordt aangehouden totdat getuigen zijn gehoord.
De feiten van de zaak tonen aan dat verweerder sinds 6 augustus 2007 als internationaal chauffeur in dienst is bij verzoekende partij. De arbeidsovereenkomst is per 11 februari 2009 beëindigd volgens de ondertekende overeenkomst, maar verweerder betwist de rechtsgeldigheid hiervan. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever niet bevoegd is om het verzoek tot ontbinding in Heerlen in te dienen, omdat verweerder zijn werkzaamheden niet gewoonlijk in die regio verricht. De zaak wordt daarom verwezen naar de rechtbank Roermond, sector kanton, locatie Venlo. De kantonrechter laat verweerder toe om bewijs te leveren van het verwijtbaar handelen van de werkgever, en houdt verdere beslissingen aan.