ECLI:NL:RBMAA:2009:BH7740

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-700629-08
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en mishandeling met vrijspraak van geweldsaspect

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 25 februari 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De zaak betreft twee feiten: de diefstal van een pinpas, id-kaart, GSM's en LP's van slachtoffer 1 op 18 augustus 2008, en de mishandeling van slachtoffer 2 op 27 september 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geweld heeft gebruikt, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het geweldsaspect dat aan de diefstal was gekoppeld, omdat niet kon worden bewezen dat het geweld was gepleegd met het oogmerk om de diefstal te vergemakkelijken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte voor de diefstal enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, terwijl hij voor de mishandeling toerekeningsvatbaar werd geacht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de adviezen van psychologen en reclassering, die pleitten voor behandeling van de verdachte vanwege zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte de bijzondere voorwaarde opgelegd om zich te laten behandelen voor zijn verslaving, zowel intramuraal als poliklinisch, en heeft de reclassering opgedragen om hem te ondersteunen bij de naleving van deze voorwaarden. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700629-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 februari 2009
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [Geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zuid Oost, Huis van Bewaring Roermond te Roermond.
Raadsvrouwe is mr. B. Lynen, advocate te Kerkrade.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 februari 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een diefstal met geweld heeft gepleegd, dan wel door geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen om goederen af te geven;
Feit 2: alleen of met anderen [naam slachtoffer 2] van haar vrijheid heeft beroofd;
Feit 3: alleen of met anderen [naam slachtoffer 2] heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde baseert de officier van justitie zich op de aangifte, de verklaring van verdachte ter terechtzitting en bij de politie en de foto’s van het letsel van aangever [naam slachtoffer 1]. De verklaring van verdachte dat hij de goederen met toestemming heeft meegekregen, acht de officier van justitie niet geloofwaardig. Indien de rechtbank de verklaring wel geloofwaardig acht, dan vordert de officier van justitie het onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen te verklaren.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde baseert de officier van justitie zich op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige 1], de verklaring van verdachte en die van medeverdachte [naam medeverdachte].
De officier van justitie baseert zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde op de aangifte, de foto’s van het letsel van aangeefster [slachtoffer 2], de constatering van het letsel bij aangeefster [slachtoffer 2], de verklaring van getuige [getuige 1] en de verklaring van verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde betoogd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit sprake is van een één op één verklaring en er verder geen ondersteunende verklaringen zijn. Voorts heeft zij aangevoerd dat aangever [naam slachtoffer 1] de goederen aan verdachte heeft aangeboden.
De raadsvrouwe heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat gesproken kan worden over een uit de hand gelopen ruzie. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat aangeefster [slachtoffer 2] tegen haar wil is vastgehouden. Er zijn geen spullen voor de toegangsdeur geplaatst en aangeefster [slachtoffer 2] is niet belet de auto te verlaten. Evenmin kan volgens de raadsvrouwe bewezen worden dat de toegangsdeur is afgesloten. Verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat de toegangsdeur van zijn woning niet kan worden afgesloten.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouwe aangevoerd dat zowel verdachte als medeverdachte [naam medeverdachte] ontkennen aangeefster [slachtoffer 2] geslagen te hebben of haar op de bank te hebben gedrukt. In de auto heeft verdachte aangeefster [slachtoffer 2] maximaal twee tikken op het achterhoofd gegeven. Verdachte ontkent echter het ontstane letsel te hebben veroorzaakt. De raadsvrouwe verwijst ter ondersteuning van de door verdachte afgelegde verklaring naar de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte]. De raadsvrouwe heeft voorts aangevoerd dat verdachte vermoedt dat aangeefster [slachtoffer 2] zichzelf heeft verwond met een nagelvijltje.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Aangever [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte op 18 augustus 2008 zijn woning te Heerlen is binnen gekomen. Verdachte heeft de beurs van aangever [naam slachtoffer 1] gepakt en heeft hier diens pinpas en id-kaart uit gehaald en in zijn broekzak gestopt. Bovendien heeft verdachte twee gsm-toestellen gepakt en bij zich gestoken. Verdachte heeft vervolgens uit een platenkoffer een aantal vinylplaten gepakt, waarna hij de kamer heeft verlaten. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar aangever [naam slachtoffer 1] is gegaan en een pinpas, een id-kaart, LP’s en gsm’s heeft meegenomen.
De rechtbank acht op basis van de aangifte en de verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat hij de door hem genoemde goederen heeft gestolen.
De rechtbank acht evenwel niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte diefstal met geweld heeft gepleegd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij naar de woning van aangever [naam slachtoffer 1] is gegaan om hem een klap te geven. Hij wilde hem laten zien dat hij fout gehandeld had. [naam slachtoffer 1] had volgens verdachte immers zijn kat dodelijk verwond. Verdachte heeft bekend dat hij [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld. Volgens [naam slachtoffer 1] heeft verdachte hem vuistslagen in het gezicht gegeven. Gelet op het vorenstaande staat vast dat verdachte geweld heeft gebruikt, maar kan niet worden vastgesteld dat het door hem gebruikte geweld heeft plaatsgevonden met het oogmerk om de eerdergenoemde bewezen verklaarde diefstal gemakkelijker te maken. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het bij feit 1 ten laste gelegde geweldsaspect.
Ten aanzien van feit 2:
Om tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde te komen, moet de rechtbank oordelen op basis van de verfeitelijking zoals in de tenlastelegging is omschreven. De verfeitelijking van de wederrechtelijke vrijheidsberoving bestaat uit drie elementen, te weten:
- het beletten van aangeefster [slachtoffer 2] de woning dan wel de auto te verlaten door spullen voor de toegangsdeur van de woning te plaatsen,
- door de toegangsdeur van de woning af te sluiten en/of
- door [slachtoffer 2] te dwingen in de auto te blijven zitten.
De rechtbank heeft op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kunnen vaststellen dat verdachte één van deze handelingen heeft gepleegd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft met betrekking tot de spullen voor de toegangsdeur verklaard dat deze niet daar geplaatst waren om haar binnen te houden, maar om de huurbaas buiten te houden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de spullen voor de deur had gelegd om de geur van de katten binnen te houden. Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2] en verdachte, kan niet worden vastgesteld dat de spullen voor de toegangsdeur waren geplaatst om aangeefster [slachtoffer 2] te beletten de woning te verlaten.
Over het afsluiten van de toegangsdeur heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat de toegangsdeur van zijn woning niet van binnen kan worden afgesloten. Bovendien heeft getuige [naam getuige 2] waargenomen dat de deur van het appartement open stond. Op basis van deze verklaringen kan niet worden vastgesteld dat de toegangsdeur werd afgesloten.
Van het dwingen van aangeefster [slachtoffer 2] om in de auto te blijven zitten is, gelet op de verklaringen in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, evenmin gebleken. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3:
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij samen met verdachte, [medeverdachte] en [getuige 1] in de auto van [getuige 1] op weg was van diens woning naar de woning van verdachte te Heerlen. Verdachte heeft aangeefster [slachtoffer 2] vervolgens kennelijk opzettelijk en met kracht met zijn vuist, met daarin twee ijzeren stressballen, tegen haar rechteroogkas geslagen. Aangeefster [slachtoffer 2] voelde hierdoor pijn en voelde dat er bloed over haar gezicht stroomde.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 27 september 2008 met aangeefster [slachtoffer 2], verdachte en [naam medeverdachte] in de auto zat. Hij zag dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] vervolgens zeker drie keer heeft geslagen en dat bij de laatste slag veel bloed vrij kwam.
Op basis van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] en de verklaring van getuige [getuige 1] acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangeefster [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Op grond van deze twee verklaringen verwerpt de rechtbank de stelling van verdachte dat het letsel van aangeefster nooit door hem veroorzaakt kan zijn, omdat hij haar hoogstens twee tikken tegen het achterhoofd heeft gegeven.
Dat het letsel van aangeefster [slachtoffer 2] is ontstaan doordat zij zichzelf met een nagelvijltje verwond heeft, acht de rechtbank evenmin aannemelijk. Hiertoe bevinden zich immers geen aanknopingspunten in het dossier. Het letsel van [slachtoffer 2] past ook niet bij verdachtes lezing.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 18 augustus 2008 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, een id-kaart, GSM's en LP's, toebehorende aan [naam slachtoffer 1];
3.
op 27 september 2008 in de gemeente Heerlen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 2]) met kracht heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
diefstal
Ten aanzien van feit 3:
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Door psycholoog [naam psycholoog] is op 15 januari 2009 een rapport uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. [naam psycholoog] concludeert dat er op het moment van plegen van het ten laste gelegde onder 1 sprake was van cannabis- en amfetamineafhankelijkheid en van een persoonlijkheidstoornis niet anderszins omschreven, met voornamelijk borderline en antisociale trekken. Verdachte was niet volledig in staat om zijn wil en gedrag in vrijheid te bepalen en reageerde en handelde erg impulsief. [naam psycholoog] concludeert dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd dient te worden. Voor het derde feit kan verdachte toerekeningsvatbaar worden geacht, omdat hij toen dit gebeurde overwegend planmatig handelde.
Nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit, is verdachte strafbaar.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte op te leggen de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt een behandeling bij F.P.P. De Horst.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft betoogd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke straf zou moeten worden opgelegd. De raadsvrouwe verzoekt aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te koppelen, ook indien dit inhoudt meewerken aan een behandeling bij de Mondriaan Zorggroep en F.P.P. De Horst of een soortgelijke behandeling bij een andere instelling.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft op brute wijze goederen uit de woning van aangever [naam slachtoffer 1] gestolen.
Verdachte is immers de woning van aangever [naam slachtoffer 1] ingegaan en heeft hem daar geslagen. Vervolgens heeft verdachte enkele goederen uit de woning weggenomen. Het slachtoffer heeft op de plek waar hij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, namelijk zijn eigen woning, angstige momenten beleefd. Verdachte heeft hiermee een gebrek aan respect voor de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en voor diens eigendomsrechten getoond.
Verdachte heeft bovendien aangeefster [slachtoffer 2] mishandeld, waarbij verdachte een hard voorwerp in zijn hand hield. Hij heeft zonder enige aanleiding, in een auto, grof geweld tegen het slachtoffer gebruikt. Verdachte was daarbij onder invloed van speed. Verdachtes gedrag geeft blijk van een gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Uit beide feiten blijkt bovendien dat verdachte, teneinde zijn persoonlijke belangen te behartigen, overgaat tot eigenrichting en hierbij geen geweld schuwt.
Volgens psycholoog [naam psycholoog] in het onder 4 genoemde rapport, is het raadzaam om vanuit het oogpunt van recidivepreventie verdachte te verplichten tot deelname aan een behandeling van zijn verslavingsproblematiek. [naam psycholoog] adviseert verdachte een intramurale behandeling te laten ondergaan in combinatie met verplicht reclasseringstoezicht. [naam psycholoog] adviseert voorts dat verdachte, na het ondergaan van voornoemde behandeling, een behandeling bij de F.P.P. De Horst dient te ondergaan, waarbij een dwingend juridisch kader noodzakelijk is.
Op 17 december 2007 is door [naam reclasseringsmedewerker], reclasseringswerker, een adviesrapport uitgebracht. De reclassering adviseert verdachte een klinische behandeling te laten ondergaan.
Het vorenstaande in aanmerking nemende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank is bovendien van oordeel, gelet op de uitgebrachte rapporten, dat verdachte zowel intramuraal als poliklinisch behandeld dient te worden. Daarmee wordt naar het oordeel van de rechtbank niet enkel recht gedaan aan de mate waarin verdachte grensoverschrijdend gedrag heeft getoond, maar wordt verdachte bovendien in de gelegenheid gesteld aan zijn persoonlijke problematiek te werken, waardoor de kans op herhaling kan worden verkleind.
Bij de bepaling van de op te leggen straf neemt de rechtbank als uitgangspunt de oriëntatiepunten vastgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS), welke betrekking hebben op diefstal en mishandeling. Uit deze oriëntatiepunten vloeit voort dat voor een diefstal uit een woning terwijl niemand thuis is, 10 weken gevangenisstraf kan worden opgelegd. Voor mishandeling met behulp van een slagwapen kan 3 maanden gevangenisstraf worden opgelegd.
Alles overwegende zal de rechtbank overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal de oplegging van de bijzondere voorwaarde gelasten inhoudende dat verdachte zich intramuraal en daarna poliklinisch laat behandelen bij de Mondriaan Zorggroep of F.P.P. De Horst of soortgelijke instelling. De rechtbank zal bepalen dat verdachte de intramurale behandeling gedurende het eerste jaar van de proeftijd dient te ondergaan. Verdachte moet zich tijdens de proeftijd bovendien gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde onder 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende hoogstens het eerste jaar van de proeftijd intramuraal en na de intramurale behandeling poliklinisch laat behandeling bij de Mondriaan Zorggroep of F.P.P. De Horst of soortgelijke instelling en dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis -waaronder op de voet van het bepaalde bij artikel 72, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering begrepen de tijd gedurende welke de verdachte in verzekering was gesteld- gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.A.E. van Binnebeke, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. J.M.E. Kessels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.K. Spronk, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 februari 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 augustus 2008 in de gemeente Heerlen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas, een id-kaart, een of meer GSM's en/of een of meer LP's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [naam slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, genoemde [naam slachtoffer 1] een of meermalen (met kracht) heeft geslagen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2008 in de gemeente Heerlen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een pinpas, een id-kaart, een of meer GSM's en/of een of meer LP's, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, genoemde
[naam slachtoffer 1] een of meermalen (met kracht) heeft geslagen en/of (daarbij) heeft gezegd, zakelijk weergegeven, dat die [naam slachtoffer 1] 170 euro moest betalen voor de geleden schade van of aan zijn kat en/of dat hij, verdachte, geld moest hebben voor de dierenambulance en dierenarts en/of dat hij, verdachte, nog meer geld nodig had, althans woorden van gelijke aard en strekking;
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 25 september 2008 tot en met 27 september 2008 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, een of meermalen (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet genoemde [slachtoffer 2] een of meer dagen in dat tijdvak in de woning [adres betreffende woning] te Heerlen en/of in een auto gedwongen te verblijven, althans in dat tijdvak, die [slachtoffer 2] belet die woning en/of die auto te verlaten door een of meer spullen voor de toegangsdeur(en) van die woning te plaatsen, door een of meer toegangsdeur(en) van die woning af te sluiten en/of door genoemde [slachtoffer 2] te dwingen in die auto te blijven zitten;
3.
hij in of omstreeks het tijdvak van 25 september 2008 tot en met 27 september 2008 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, een of meermalen (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer 2]) een of meermalen (telkens) met kracht heeft geslagen en/of een of meermalen (telkens) met kracht op een bank heeft gedrukt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.