ECLI:NL:RBMAA:2009:BH7720

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08 / 57
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling arbeidsongeschiktheid en re-integratievisie in het kader van de WAO

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonend te Sittard, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vestiging Heerlen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de verlaging van haar WAO-uitkering, die door verweerder was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% na een wettelijke herbeoordeling op basis van het aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 9 september 2008 gehouden, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar advocaat P.H.A. Brauer en verweerder werd vertegenwoordigd door W.M.C. Höppener.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in 1999 met linker schouderklachten uitviel en vanaf 2000 een WAO-uitkering ontving. De herbeoordeling leidde tot een verlaging van de uitkering, wat eiseres betwistte. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsarts en bezwaarverzekeringsarts beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve medische gegevens zijn die de klachten van eiseres onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 maart 2008, die beperkingen voor eiseres vaststelde, correct was en dat verweerder de klachten van eiseres niet had onderschat.

Daarnaast heeft de rechtbank de geschiktheid van de geduide functies, zoals portier en machinaal metaalbehandelaar, beoordeeld. Eiseres stelde dat deze functies niet geschikt waren vanwege haar beperkingen en de vereiste opleidingen. De rechtbank oordeelde echter dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had aangetoond dat de functies geschikt waren voor eiseres, ondanks haar beperkingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beslissing van verweerder om de WAO-uitkering te verlagen werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 08 / 57
Uitspraak van de meervoudige kamer
in het geding tussen
[eiseres],
wonend te Sittard, eiseres,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
vestiging Heerlen, verweerder.
Datum bestreden besluit: 7 december 2007
Kenmerk: B&B 386.0030.20 PB B&B 386.0031.20
1. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebben de stukken aan de rechtbank gezonden en heeft tevens een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 9 september 2008 plaatsgehad.
Eiseres is in persoon verschenen bijgestaan door haar gemachtigde, P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen.
Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door W.M.C. Höppener, werkzaam bij verweerder.
Bij brief van 10 september 2008 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Partijen hebben hun standpunt weergegeven ten aanzien van door de rechtbank gestelde vragen.
Bij brief van 29 oktober 2008 heeft de rechtbank partijen bericht dat het onderzoek zal worden voortgezet door een meervoudige kamer van deze rechtbank. De rechtbank heeft tevens aan partijen verzocht om aan te geven of zij er mee instemmen dat uitspraak wordt gedaan zonder dat er een onderzoek ter nadere zitting heeft plaatsgevonden.
Partijen hebben toestemming verleend om het onderzoek ter nadere zitting achterwege te laten.
De rechtbank heeft bij brief van 12 februari 2009 partijen bericht dat het onderzoek wordt gesloten.
2. Overwegingen
Eiseres is als controleuse bij [naam bedrijf] op 13 december 1999 met linker schouderklachten uitgevallen. Eiseres heeft vanaf 15 december 2000 een
uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (hierna: WAO) naar een mate van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid ontvangen.
Naar aanleiding van de wettelijke herbeoordeling op grond van het per 1 oktober 2004 aangepaste Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (hierna: aSB) heeft verweerder met ingang van 14 september 2007 de WAO-uitkering verlaagd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
Verweerder heeft tevens afzonderlijk een re-integratievisie gegeven.
Eiseres heeft zowel tegen de verlaging van de WAO-uitkering als tegen de re-integratievisie bezwaar gemaakt. Verweerder heeft beide bezwaren bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres belastbaar is volgens de Functionele Mogelijkheden Lijst (hierna: FML) van 28 november 2007 en dat eiseres geschikt is voor gangbare arbeid zoals portier, machinaal metaalbehandelaar en chauffeur bijzonder vervoer, waarbij het verlies aan verdiencapaciteit 34,37 % is.
Het bezwaar tegen de re-integratievisie acht verweerder ongegrond, omdat het bezwaar van eiseres tegen de verlaging van de WAO-uitkering ook ongegrond is. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat eiseres geen specifieke bezwaren tegen de re-integratievisie naar voren heeft gebracht en daartegen enkel bezwaar heeft gemaakt omdat zij ook tegen de verlaging van de WAO-uitkering bezwaar heeft gemaakt.
Eiseres is van mening dat verweerder in bezwaar de FML onvoldoende heeft aangepast aan haar beperkingen. Eiseres stelt verder dat de geduide functies vanwege haar beperkingen en de vereiste opleiding niet geschikt zijn en dat niet bekend is of de functies portier en machinaal metaalbehandelaar in de maatmanomvang van 18,75 uur per week kunnen worden uitgeoefend. Eiseres is ten slotte van mening dat in het licht van de onjuist vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid de re-integratievisie onjuist is en dat, voor het geval er nog restmogelijkheden zouden zijn, onvoldoende rekening is gehouden met de noodzaak van scholing.
Verweerder heeft naar aanleiding van de in beroep naar voren gebrachte grond over de trillingsbelasting op 26 maart 2008 de FML op dat aspect aangepast en heeft de geduide functies onveranderd voor eiseres geschikt geacht.
Centraal staat de vraag of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid, gelet op het aSB, met ingang van 14 september 2007 correct heeft vastgesteld en of verweerder een juiste re-integratievisie heeft gegeven. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de WAO dient in ieder geval te zijn voldaan aan hetgeen is bepaald in artikel 18, eerste lid, van de WAO:
Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
Bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid maakt verweerder gebruik van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (hierna: CBBS). De rechtbank stelt, in navolging van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB), voorop dat het CBBS in beginsel aanvaardbaar is als instrument om de mate van arbeidsongeschiktheid van een verzekerde te bepalen ingevolge de WAO, zoals neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (vgl. CRvB, 9 november 2004, o.a. LJN: AR4718, 03/3648 WAO).
Bij toepassing van het CBBS dient verweerder de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen en, voor zover de belastingpunten van de geselecteerde functies niet overeenkomen met de FML, de zogenaamde overschrijdingen en/of niet-matchende punten, aangegeven met een
M, G en/of *, in alle gevallen te motiveren dan wel inzichtelijk te maken op grond van welke overwegingen betrokkene toch in staat moet worden geacht de geduide functies te vervullen (vgl: CRvB, 12 oktober 2006, o.a. LJN: AY9980, 05/4800, 05/6560 WAO).
In het rapport van verzekeringsarts J. Rosier van 21 mei 2007 staat vermeld dat eiseres vanwege haar linker schouderproblematiek beperkt is ten aanzien van matig tot zwaar schouderbelastende arbeid en ten aanzien van zware trillingen, reiken, tillen en dragen. Ten aanzien van de hoofdpijnklachten heeft de verzekeringsarts aangegeven dat deze zoals bekend medisch niet zijn te objectiveren en daarom niet gehonoreerd kunnen worden.
De bezwaarverzekeringsarts heeft eiseres alsnog beperkt geacht ten aanzien van aspecten in de rubriek Persoonlijk functioneren omdat hij het plausibel acht dat bij de ervaren klachten geen sprake dient te zijn van werkzaamheden met voortdurende deadlines en productiepieken. Voor eiseres zijn volgens de FML van 26 maart 2008 beperkingen aangegeven in de rubrieken ‘Persoonlijk functioneren’, ‘Aanpassing aan fysieke omgevingseisen’, ‘Dynamische handelingen’ en ‘Statische houdingen’.
Bezwaarverzekeringsarts J.W. Heijltjes heeft zich bij het vaststellen van deze FML gebaseerd op de onderzoeksbevindingen van verzekeringsarts J. Rosier van 21 mei 2007, zijn eigen bevindingen op 28 november 2007 tijdens de hoorzitting en op de in het dossier aanwezige gegevens.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het rapport van de verzekeringsarts van 21 mei 2007, in samenhang bezien met de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts van 29 november 2007 en 20 maart 2008 niet gebleken is dat verweerder met de in de FML van 26 maart 2008 opgenomen beperkingen de klachten ten aanzien van de linkerschouder en de hoofdpijnklachten van eiseres heeft onderschat. Eiseres heeft geen gegevens overgelegd waaruit zou moeten blijken dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat vanwege het ontbreken van andersluidende objectieve medische gegevens geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van de FML van 26 maart 2008.
Ten aanzien van de arbeidskundige component van het besluit merkt de rechtbank het volgende op.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft naar aanleiding van de aangepaste FML van
28 november 2007 het CBBS geraadpleegd. De bezwaararbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat eiseres geschikt is voor de eerdergenoemde geduide functies.
Nadien heeft de bezwaararbeidsdeskundige naar aanleiding van een nadere aanpassing van de FML op 26 maart 2008 ten aanzien van de trillingsbelasting aangegeven dat de geduide functies geschikt zijn omdat in geen van die functies een signalering op dat aspect voorkomt.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft de grieven ten aanzien van de urenomvang van de functies naar het oordeel van de rechtbank in zijn rapport van 28 augustus 2008 voldoende weerlegd. Het aSB verzet zich er niet tegen dat functies worden geduid met een urenomvang groter dan de maatmanomvang.
Ten aanzien van de geschiktheid voor de geduide functies stelt de rechtbank vast dat de bezwaararbeidsdeskundige de in de geduide functies voorkomende (mogelijke) overschrijdingen van de belastbaarheid voldoende heeft toegelicht.
De rechtbank is van oordeel dat de functie ‘portier, toezichthouder (divers)’ met functienaam ‘beveiliger’ waarin aan het publiek in een museum, eventueel in het Engels of het Duits, eerstelijns informatie gegeven wordt, geschikt is voor eiseres omdat eiseres deze talen in haar vakkenpakket heeft gehad en eiseres tevens in Zwitserland heeft gewerkt in de horeca.
Dat deze functie eveneens niet geschikt is omdat eiseres, naar zij stelt, de opleiding MBO-beveiliger niet zal kunnen halen, omdat zij vanwege de medische beperkingen niet in staat is iemand staande en vast te houden, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet, omdat niet gebleken is dat deze opleiding dergelijke specifieke eisen stelt.
Ten aanzien van de grond van eiseres dat de functie ‘chauffeur bijzonder vervoer (bestel-/personenwagen)’ niet geschikt is vanwege de nekafwijking, de nagenoeg functieloze linkerarm en het nauwelijks kunnen draaien met het hoofd overweegt de rechtbank het volgende. Uit de FML blijkt niet dat de linkerarm helemaal niet te gebruiken is. Evenmin zijn in de FML beperkingen opgenomen ten aanzien van autorijden. Verder heeft verweerder eiseres niet beperkt geacht ten aanzien van hoofdbewegingen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande niet gebleken dat deze functie niet voor eiseres geschikt is.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het verlies aan verdiencapaciteit van eiseres op goede gronden op 34,37% heeft vastgesteld en terecht heeft besloten om de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres met ingang van 14 september 2007 vast te stellen op 25 tot 35%.
Ten aanzien van het besluit voor zover dat ziet op de re-integratievisie overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of de re-integratievisie van 13 juli 2007 een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De CRvB heeft in zijn uitspraak van 10 december 2008 (LJN BG8911) overwogen dat een re-integratievisie als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb in zoverre daarin de uitwerking van uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van de betrokkene is vastgelegd.
Onder verwijzing naar deze uitspraak is de rechtbank van oordeel dat de re-integratievisie van 13 juli 2007 een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat de re-integratievisie onjuist is omdat de mate van arbeidsongeschiktheid onjuist is overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat verweerder een besluit over de mate van arbeidsongeschiktheid heeft genomen en dat dit besluit door de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, voor juist wordt gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat dan ook geen aanleiding om de re-integratievisie voor onjuist te houden.
Ten aanzien van de grond dat in de re-integratievisie onvoldoende rekening is gehouden met de noodzakelijkheid van scholing is de rechtbank het volgende van oordeel. In de re-integratievisie is niets over scholing vermeld. Verweerder heeft bij punt 20.1 in de re-integratievisie aangegeven dat eiseres met een traject begint bij een re-integratiebedrijf. Uit de ter beschikking staande gegevens is de rechtbank niet gebleken dat scholing noodzakelijk is. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom scholing op voorhand nodig zou zijn.
Gelet op artikel 8:70 van de Awb wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De rechtbank Maastricht:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door M. Hillen, als voorzitter, T.E.A. Willemsen en M. Span-Henkens, als leden, in tegenwoordigheid van R.G. Willems-Cremers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2009
w.g. R.G. Willems-Cremers w.g. M. Hillen
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden:24 maart 2009
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak.
Bij een spoedeisend belang kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.