ECLI:NL:RBMAA:2009:BH4300

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
320984 EJ VERZ 09-124
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie en medische beperkingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Maastricht op 23 februari 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [werkgeefster] en [werkneemster]. Het verzoek is ingediend door [werkgeefster], die stelt dat de arbeidsverhouding duurzaam verstoord is geraakt door de onredelijke opstelling van [werkneemster] en haar gemachtigde. De zaak betreft een geschil over de inzetbaarheid van [werkneemster], die medische beperkingen heeft verzwegen tijdens haar sollicitatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een verschil van inzicht is ontstaan over de inzetbaarheid van [werkneemster], wat heeft geleid tot een verslechtering van de arbeidsverhouding. Ondanks verzoeken van [werkgeefster] om bij de bedrijfsarts te verschijnen, heeft [werkneemster] geweigerd hieraan mee te werken, wat de situatie verder heeft doen escaleren.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de communicatie tussen partijen en de rol van de gemachtigde van [werkneemster]. Het is gebleken dat [werkneemster] niet heeft gemeld dat zij gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, wat volgens [werkgeefster] een vertrouwensbreuk heeft veroorzaakt. De kantonrechter oordeelt dat de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate te wijten is aan de onredelijke opstelling van [werkneemster] en dat er geen basis meer is voor een vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst. Daarom heeft de kantonrechter besloten de arbeidsovereenkomst per 23 maart 2009 te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding aan [werkneemster]. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Heerlen
Zaak/repnr: 320984 EJ VERZ 09-124
Typ: CJ
Beschikking op verzoek ex artikel 7:685 BW van de kantonrechter d.d. 23 februari 2009
inzake
de stichting [werkgeefster]
gevestigd en kantoor houdende te Brunssum
hierna aan te duiden als [werkgeefster]
gemachtigde mr. M.L.M. van de Laar te Maastricht
contra:
[werkneemster]
wonende [adres]
hierna aan te duiden als [werkneemster]
verweerster,
gemachtigde mr. B.J. van Drueten te Tilburg.
1. Het procesverloop
1.1 Op 12 januari 2009 is ter griffie een verzoek ontvangen om de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden.
1.2 Daarop is op 5 februari 2009 een verweerschrift ontvangen.
1.3 De inhoud daarvan, alsmede van de overige stukken waaronder de door [werkgeefster] overgelegde aanvullende producties d.d. 4 februari 2009, de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 11 februari 2009 en de door mr. M.L.M. van de Laar overgelegde pleitnota, dient hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
1.4 Ter mondelinge behandeling is [werkneemster] bijgestaan door mr. M.A.M. Lem, ter vervanging van mr. B.J. van Drueten.
2. Het verzoek
2.1 [werkgeefster] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werkneemster] te ontbinden op grond van verandering in omstandigheden, te weten een verstoorde arbeidsrelatie, die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op korte termijn behoort te eindigen. [werkgeefster] is van oordeel dat er geen vergoeding op zijn plaats is, nu de beëindiging van het dienstverband aan [werkneemster] is te wijten c.q. binnen haar risicosfeer valt. Ter toelichting stelt [werkgeefster] – samengevat – het volgende.
2.2 [werkneemster] is per 15 december 2005 bij [werkgeefster] in dienst getreden in de functie van Verzorgende IG, locatie Brunssum, aanvankelijk op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en per 15 augustus 2007 voor onbepaalde tijd. Vanwege de toenemende vraag naar extramurale zorg werd begin 2008 flexibelere inroostering van het personeel noodzakelijk. In dat kader is [werkneemster] verzocht bereikbaarheidsdiensten te gaan verrichten. Daarop heeft [werkneemster] meegedeeld dat zij deze bereikbaarheidsdiensten, alsmede de avond- en nachtdiensten, niet kan verrichten vanwege haar medische beperkingen. Daarbij heeft [werkneemster] verwezen naar een beschikking van het UWV van 18 april 2005, waaruit haar fysieke beperkingen als ziekenverzorgende blijken. Daarnaast wordt ’s avonds en ’s nachts werken niet toegestaan. Zowel bij de indiensttreding als bij het verlengen van het dienstverband heeft [werkneemster] geen melding gemaakt van haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (25% - 35%) als ziekenverzorgende. [werkgeefster] stelt zich op het standpunt dat [werkneemster] de beperkingen wel had moeten meedelen en dat zulks ook van haar verwacht mocht worden. Het verzwijgen van deze beperkingen heeft volgens [werkgeefster] geleid tot een vertrouwensbreuk.
2.3 [werkgeefster] constateert dat de communicatie die daarna is ontstaan c.q. is uitgebleven, de verhoudingen tussen partijen heeft verslechterd. Tussen partijen is een verschil van inzicht ontstaan over de mogelijke inzetbaarheid van [werkneemster], hetgeen de arbeidsverhoudingen negatief heeft beïnvloed. Zo heeft [werkgeefster] [werkneemster] medio 2008 verzocht om bij de bedrijfsarts te verschijnen, teneinde deze een beoordeling te laten maken. Immers, de door [werkneemster] overgelegde beschikking van het UWV dateerde van april 2005 en was niet compleet. Volgens [werkgeefster] was het dan ook redelijk dat zij een recente beoordeling verlangde. [werkneemster] heeft, met de brief van haar gemachtigde van 30 oktober 2008, geweigerd op het spreekuur van de bedrijfsarts te verschijnen. [werkgeefster] stelt vervolgens in haar brief d.d. 5 november 2008 vast dat [werkneemster] onvoldoende meewerkt om duidelijkheid boven tafel te krijgen. Op basis van de huidige informatie en de met [werkneemster] aangegane arbeidsovereenkomst, alsmede de informatie die ze hebben ontvangen bij indiensttreding, verwacht [werkgeefster] dat [werkneemster] in wisselende diensten inzetbaar zal zijn. Bij brief van 13 november 2008 handhaaft [werkneemster] haar standpunt. Volgens [werkneemster] is de beschikking van het UWV voldoende helder en behoeft zulks geen nader onderzoek. Zij is bereid flexibel te werken binnen de beperkingen die zij kent. Dag- en avonddiensten afwisselen, alsmede bereikbaarheidsdiensten behoren niet tot de mogelijkheden, aldus [werkneemster]. [werkgeefster] heeft per brief d.d. 8 december 2008 [werkneemster] en haar gemachtigde uitgenodigd voor een gesprek d.d. 15 december 2008 om de ontstane situatie ten aanzien van de inzetbaarheid van [werkneemster] te bespreken. Bij brief van 11 december 2008 heeft de gemachtigde namens [werkneemster] het gesprek op 15 december 2008 uitdrukkelijk geweigerd. Verder heeft de gemachtigde van [werkneemster] in voormelde brief gesteld dat de communicatie enkel nog via haar kon plaatsvinden en een gesprek alleen maar op haar kantoor kon plaatsvinden. [werkgeefster] is van oordeel dat (de gemachtigde van) [werkneemster] dit echter in redelijkheid niet kon verlangen. Door enerzijds de toonzetting van de namens [werkneemster] gestuurde correspondentie en anderzijds de communicatie die enkel via de gemachtigde van [werkneemster] mocht plaatsvinden, werd overleg geblokkeerd. Ten slotte heeft [werkgeefster] bij brief van 16 december 2008 een voorstel gedaan voor beëindiging van het dienstverband, waarop door [werkneemster] geen reactie is gegeven, ook niet op het daarna gedane verzoek om een reactie en / of een gesprek.
3. Het verweer
3.1 Het verweer van [werkneemster] strekt primair tot afwijzing van het ontbindingsverzoek en subsidiair tot toekenning van een ontbindingsvergoeding van € 22.314,00 bruto. [werkneemster] stelt zich op het standpunt dat zij tijdens het sollicitatiegesprek melding heeft gemaakt van haar gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Maar voor het geval zulks niet is geschied, geldt volgens haar in beginsel het uitgangspunt dat er op grond van artikel 10 van de Grondwet en de Wet bescherming persoonsgegevens een recht op privacy bestaat. [werkneemster] stelt dat zij als werkneemster mag zwijgen over medische kwesties die voor de betreffende functie waarnaar zij solliciteert niet rechtstreeks van belang zijn, maar dat zij niet mag zwijgen over medische beperkingen waarvan zij wist of had moeten begrijpen dat die haar ongeschikt maakten voor de functie waarnaar zij solliciteerde. Gelet op het feit dat zij alleen opgeroepen zou worden in de ochtenduren en de medische beperking haar ongeschikt maakt om arbeid te verrichten in de avond en nacht stelt [werkneemster] zich op het standpunt dat zij haar medische beperkingen niet hoefde te melden. Verder beroept zij zich op de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, welke wet arbeidsgehandicapten beschermt tegen discriminatie bij de poort. Het feit dat [werkneemster] niet ziek is en niet het initiatief heeft genomen voor een afspraak voor het open spreekuur, is voor [werkneemster] de reden geweest om niet op het spreekuur van de bedrijfsarts te verschijnen.
3.2 Ten aanzien van de door [werkgeefster] gestelde verstoorde arbeidsverhouding merkt [werkneemster] op dat [werkgeefster] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de verstoring van de arbeidsrelatie zodanig is dat deze niet herstelbaar is door middel van mediation of overplaatsing elders in de onderneming.
4. De beoordeling
4.1 Allereerst heeft de kantonrechter zich ervan vergewist dat het onderhavige verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod.
4.2 Tussen partijen staat vast dat [werkneemster], geboren op [geboortedatum] op 15 december 2005 voor bepaalde tijd bij [werkgeefster] in dienst is getreden in de functie van Verzorgende IG tegen een salaris van laatstelijk € 674,23 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. Per 15 augustus 2007 is [werkneemster] voor onbepaalde tijd bij [werkgeefster] in dienst gekomen.
4.3 Uit hetgeen in de gedingstukken en de mondelinge behandeling is vervat, is naar het oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk geworden dat [werkneemster] bij aanvang in 2005, maar ook niet in 2007, iets over haar medische beperkingen heeft meegedeeld. Uit de door [werkgeefster] overgelegde verklaring van [verzoekster], destijds aanwezig bij het sollicitatie-gesprek, blijkt dat de lichamelijke beperkingen van [werkneemster] niet ter sprake zijn gekomen. Voorts staat in artikel 6 van de door [werkneemster] getekende arbeidsovereenkomst van 9 december 2005 dat [werkneemster] inzetbaar is voor alle diensten. Ook worden op het indiensttredingsformulier van 9 augustus 2007, welk formulier is ingevuld in verband met het aangaan van een arbeidsovereenkomst per 15 augustus 2007 voor onbepaalde tijd, geen beperkingen vermeld. Anders dan [werkneemster] stelt staat op voormeld formulier niets over vaste uren in de ochtend, maar wordt er gesproken over vaste uren per week. Met [werkgeefster] is de kantonrechter dan ook van oordeel dat [werkgeefster] [werkneemster] mocht inzetten voor bereikbaarheids-, avond- en nachtdiensten en dat [werkgeefster] er vanuit mocht gaan dat [werkneemster] die diensten ook kon verrichten. Indien [werkneemster] dan vervolgens weigert voormelde diensten te verrichten en slechts een deel van de uit 2005 daterende UWV-beschikking inzake haar medische beperkingen aan [werkgeefster] overhandigt, heeft [werkgeefster] er recht en belang bij om die weigering en het daaraan ten grondslag gelegde te controleren en meer informatie over die medische beperkingen te verkrijgen. In dat kader en vanuit dat perspectief mag [werkgeefster] naar het oordeel van de kantonrechter verlangen dat [werkneemster] de bedrijfsarts bezoekt. De kantonrechter merkt op dat het dus niet gaat om het recht om bij de sollicitatie te zwijgen over medische kwesties die voor de betreffende functie niet rechtstreeks van belang zijn, áls het al zou gaan om medische kwesties die niet rechtstreeks van belang zijn voor de functie, waar UWV het immers heeft over ongeschiktheid als ziekenverzorgende. De oproep om bij de bedrijfsarts te verschijnen strekt er ook niet toe – zoals [werkneemster] meent – om op een oneigenlijke manier de UWV-beslissing ter discussie te stellen. Het vorenstaande in achtnemende oordeelt de kantonrechter dat [werkneemster] ten onrechte heeft geweigerd om bij de bedrijfsarts op het spreekuur te verschijnen.
4.4 [werkneemster] is vervolgens elk overleg met [werkgeefster] uit de weg gegaan en haar gemachtigde heeft zich namens [werkneemster] in haar correspondentie vanaf 30 oktober 2008 jegens [werkgeefster] een toon aangematigd die niet past bij wat van een goede werknemer wordt verwacht in reactie op redelijke verzoeken van de werkgever. Doordat [werkneemster] overleg en bespreking uit de weg is gegaan, is het verschil van inzicht over haar inzetbaarheid onbesproken en als gevolg daarvan dus ook onopgelost gebleven, hetgeen afbreuk doet aan de vertrouwensbasis die voor de functievervulling en daarmee voor een succesvolle voortzetting van het dienstverband noodzakelijk is.
4.5 Verder is tussen partijen nog in geschil de in- dan wel uitroostering van [werkneemster]. De kantonrechter oordeelt dat in het kader van de onderhavige procedure, welke zich niet leent voor uitgebreide bewijsvoering, niet is komen vast te staan of [werkneemster] eind december 2008 al of niet terecht is weggebleven van het werk. De kantonrechter zal dit dan ook in het midden laten.
4.6 Op grond van de inhoud van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is de kantonrechter gebleken dat de feitelijke situatie tussen partijen van dien aard is dat er geen vertrouwensbasis tussen partijen meer aanwezig wordt geacht. De arbeidsverhouding tussen partijen is duurzaam verstoord geraakt, zodat een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden behoort. Zulks leidt tot de slotsom dat er sprake is van een verandering in de omstandigheden, die een gewichtige reden vormt, welke van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn behoort te eindigen. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 23 maart 2009 ontbinden.
4.7 Nu de kantonrechter ertoe zal overgaan de arbeidsovereenkomst tussen partijen te beëindigen, ligt de vraag voor of aan [werkneemster] ten laste van [werkgeefster] een vergoeding als bedoeld in artikel 7:685 lid 8 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toegekend dient te worden. Rekeninghoudende met hetgeen hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter tot het oordeel dat de verstoring van de arbeidsrelatie in overwegende mate is te wijten aan de onredelijke opstelling van [werkneemster] en / of haar gemachtigde, zodat voor toekenning van een billijkheidsvergoeding geen plaats is.
4.8 Gezien bovenstaand kan reeds thans een eindbeslissing worden gegeven en worden de proceskosten aldus gecompenseerd dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
5. Beschikt
Ontbindt de arbeidsovereenkomst per 23 maart 2009.
Compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. P. Hoekstra, kantonrechter, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.